| |
| |
| |
de lage landen 1780-1940
prof. dr. adriaan verhulst
Geboren te Gent op 9 november 1929. Licentiaat geschiedenis (1952), doctor in de letteren en de wijsbegeerte (geschiedenis) aan de Rijksuniversiteit te Gent (1956). Was aspirant en navorser van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, assistent aan de Rijksuniversiteit te Gent (1958-1961) en is sinds 1965 gewoon hoogleraar aan dezelfde universiteit. Is algemeen voorzitter van het Willemsfonds en voorzitter van de Raad van Beheer van de Belgische Radio en Televisie (Nederlandstalige uitzendingen).
Publiceerde: De Sint-Baafsabdij te Gent en haar grondbezit (1958), Le compte général de 1187 connu sous le nom de Gros Brief et les institutions financières du comté de Flandre au XII siècle (1962), Het landschap in Vlaanderen in historisch perspektief (1965), Medieval Finance (1967).
Adres:
Rijksuniversiteit, Blandijnberg 2, 9000 Gent.
Naast de door talrijke auteurs samengestelde twaalfdelige Algemene Geschiedenis der Nederlanden, die na vijfentwintig jaar eerlang door een jongere generatie van historici herschreven zal worden, bestaat er geen werk dat op een alomvattende syntetische wijze de geschiedenis van de Lage Landen, m.a.w. van Nederland en België samen, na het uiteenvallen der Zeventien Provinciën op het einde van de 16e eeuw, volledig behandelt. Noch de Histoire de Belgique van Henri Pirenne die de noordelijke Nederlanden na de scheiding op het einde van de 16e eeuw buiten beschouwing laat, noch de Geschiedenis van de Nederlandse Stam van Pieter Geyl, waaruit de Waalse gewesten van de Zuidelijke Nederlanden opzettelijk werden uitgesloten en dat slechts tot 1798 loopt, kunnen als zodanig worden beschouwd. Ook in de Lage Landen bij de Zee van Jan en Annie Romein-Verschoor (1934) komen de Zuidelijke Nederlanden na de 16e eeuw niet meer aan bod. De verdienstelijke pionierspoging van J.A. Van Houtte tenslotte om in één werk de Economische en Sociale Geschiedenis van de Lage Landen (1964) te behandelen van de Romeinse tijd tot 1960 beperkt zich tot één aspekt van de geschiedenis en sluit nauw aan bij de Algemene Geschiedenis der Nederlanden, waarvan de auteur één der redakteurs was. Toch loopt dit werk merkwaardigerwijze vooruit op een politieke geschiedenis van de beide Nederlanden waaraan tot nu toe niemand zich voor de nieuwe en nieuwste tijd heeft gewaagd.
Nochtans is er grote behoefte aan een dergelijk werk, mede omdat in een aantal Belgische Universiteiten het vroegere vak ‘Geschiedenis van België’ sedert 1968
| |
| |
vervangen werd door een kursus ‘Geschiedenis van de Nederlanden’, voornamelijk met het oog op een meer volledige historische vorming van de studenten in de Germaanse filologie die de richting Nederlandse taal- en letterkunde hebben gekozen. In verband hiermede weze vanaf de aanvang van deze bespreking gezegd dat het werk van de Groningse hoogleraar E.H. Kossmann, dat in één boekdeel van meer dan zeshonderd bladzijden anderhalve eeuw geschiedenis van Nederland en België (1780-1940) behandelt, niet als handboek voor een dergelijke studie, ook voor de beschouwde periode, werd geschreven, al bevat het een rijke oriënterende en kritische bibliografie (pp. 587-605) en al is het, helaas achterin gegroepeerd zoals de nieuwe uitgeversmode het wil, van een uitvoerig notenapparaat (pp. 529-585) voorzien.
Het werk van Kossmann immers, dat we als eerste in zijn genre met vreugde begroeten, beoogt niet een volledig feitenrelaas te brengen en nog minder een referentiewerk te zijn. Het is daarentegen een bewuste poging om de geschiedenis van Nederland en België, binnen hun huidige grenzen, syntetisch te behandelen. Hiermede bedoelen we dat de auteur zich heeft beperkt tot hetgeen hij als de krachtlijnen beschouwt van de geschiedenis van beide landen, zowel op politiek, ekonomisch, sociaal als kultureel gebied. Aan de hand hiervan heeft hij getracht een vergelijkende studie te maken van beide landen in historisch opzicht met de bedoeling daarenboven een visie te ontwikkelen op hetgeen in hun geschiedenis gemeenschappelijk is of geacht kan worden tegenover en in de historische ontwikkeling van de omringende grote Europese landen, die hij als referentiekader of omwille van hun onmiddellijk belang voor of implikatie in de geschiedenis van Nederland en België, zelden of nooit uit het oog verliest. Wellicht is dit laatste mede te danken aan het feit dat het werk oorspronkelijk geschreven werd als bijdrage tot de Oxford History of Modern Europe, waarvan het dus een aangepaste Nederlandse versie is.
Uit deze opzet volgt niet alleen dat de auteur van de lezer bekendheid veronderstelt met een groot aantal feiten en gebeurtenissen die hij niet of zelden in detail behandelt, maar ook dat de auteur zich een grote vrijheid heeft veroorloofd zowel in de keuze van het historische feitenmateriaal en zijn kronologische behandeling als in de manier van benadering en verwerking ervan.
Wat dit laatste betreft mag worden gezegd dat Kossmann een duidelijke voorliefde heeft voor de politieke geschiedenis en meer nog voor de ideologische achtergronden ervan. De sociaal-ekonomische geschiedenis is weliswaar geenszins verwaarloosd, maar wordt toch meer als aanhangsel of konsekwentie van de politieke geschiedenis beschouwd, waarvan, indien we ons niet vergissen, de evolutie der staatkundige denkbeelden en sociale en kulturele gedachtenstromingen volgens schrijver het verloop overwegend bepaalt.
Het gevolg van deze opvatting is dat het betoog van Kossmann vaak meer een beschouwend en essayistisch dan een zakelijk karakter heeft en aldus in menig opzicht kenschetsend is voor de Noordnederlandse geschiedschrijving die door- | |
| |
gaans veel minder positivistisch is ingesteld dan in het zuiden.
De auteur schrikt er dan ook niet voor terug waardeoordelen te vellen waarmee de lezer het natuurlijk niet altijd eens zal zijn. Toch stoort dit niet omdat Kossmanns veelzijdigheid en belezenheid hem er telkens voor behoeden ongenuanceerd te zijn. Integendeel: soms is zijn zorg voor nuances, voor het zorgvuldig afwegen van vóór en tegen, kortom voor evenwichtigheid naar onze smaak te nadrukkelijk, in die mate dat het vaak niet gemakkelijk is te bepalen waar zoniet de historische waarheid, dan toch die van de auteur ligt. Geven deze kwaliteiten de indruk voor een werk te staan dat met zeer grote zin voor objektiviteit geschreven werd, ook en vooral waar het problemen betreft die Nederlanders en Belgen vaak scherp hebben verdeeld of die bijzonder eigen zijn aan één van beide landen alleen (zoals bijv. de Vlaamse Beweging), dan toch kan men zich op sommige bladzijden niet van de indruk ontdoen dat de auteur ondanks bewuste pogingen van zijnentwege, er niet steeds in geslaagd is zich helemaal los te maken van de burgerlijk-Hollandse achtergrond die als milieu zo'n belangrijke rol speelt in zijn verhaal en waaraan ook hij door zijn vorming gewild of niet vastzit. Vandaar waarschijnlijk zijn voorkeur voor de beschrijving van politieke denkbeelden en de uiteenzetting van de diskussies waartoe zij in de burgerlijke milieu's in noord en zuid hoofdzakelijk tijdens de 19e eeuw aanleiding gaven, maar die soms ver verwijderd lijken van de historische werkelijkheid van iedere dag waarin de grote massa van de bevolking leefde en die men niet met abstrakte cijfers over inkomens, belastingen en produktie - op de manier waarop schrijver dit a.h.w. ten dokumentaire titel doet - kan beschrijven of evoceren. Bijzonder trof ons dit n.a.v. de weinig grondige, zeer korte en o.i. teleurstellende behandeling op pp. 180-181 van het ontstaan van de arbeidersbeweging in België.
Anderzijds moet worden erkend dat de schitterendste bladzijden van het werk diegene zijn waarin de schrijver, met zwier en kennis van zaken tegelijk, parallelle ontwikkelingen in Noord en Zuid op het gebied van de binnen- en buitenlandse
| |
| |
politiek ontleedt. Wij verwijzen bij wijze van voorbeeld, naar de behandeling van de verschillende houding in Noord en Zuid t.a.v. het schoolprobleem (onder Willem I, pp. 82-83 en later in de 19e eeuw, o.a. p. 167), naar de vergelijkende studie van het probleem van de uitbreiding van het kiesrecht in beide landen tijdens de tweede helft van de 19e eeuw (pp. 237 vlg.), naar de bladzijden waarin de politieke denkbeelden van de katolieken in België en van de konfessionelen in Nederland op het einde van de 19e eeuw worden ontleed (o.m. p. 363), of naar de vergelijking tussen BWP en SDAP in de periode 1919-1939 (pp. 470 vlg.) enz.
Deze komparatieve aanpak levert op vele punten bovendien nieuwe inzichten op die vruchtbaar zullen blijken te zijn omdat zij wellicht tot diskussie en grondiger onderzoek aanleiding zullen geven. Dit is o.m. het geval voor Kossmanns zienswijze op het konflikt kerk-staat onder Willem I, waarin hij, in tegenstelling tot een gangbare opvatting, geen strijd ziet tussen het protestantse Noorden en het katolieke Zuiden, maar een probleem dat binnen de politieke groepen in het Zuiden zelf dient te worden gesitueerd. Dit is o.i. ook het geval voor zijn visie op het etatisme van de Belgische liberalen in de 19e eeuw (o.a. p. 165 i.v.m. Frère-Orban), en nog voor vele andere persoonlijke gezichtspunten van de auteur waarop hier niet kan worden ingegaan.
Men mag nochtans niet uit het oog verliezen dat ondanks de verschillende kwaliteiten die we hebben vermeld en die op het werk een bijzondere, vaak persoonlijke stempel drukken, dit boek in de eerste plaats werd geschreven met de bedoeling een syntetische weergave te zijn van de stand van de wetenschappelijke kennis m.b.t. de geschiedenis van Nederland en België tussen 1780 en 1940. Aan de recensent van Belgische, inz. Vlaamse zijde mag dan ook niet het recht ontzegd worden, buiten zuiver persoonlijke meningsverschillen over één of andere verklaring of interpretatie, louter zakelijk na te gaan of met betrekking tot de Belgische geschiedenis en inzake de voorstelling der feiten geen onvolledigheden aan te wijzen zijn. Vanzelfsprekend moet een Belg dit met de nodige bescheidenheid doen, waarbij onmiddellijk dient te worden erkend, dat tot nog toe, bij ons weten, er geen enkele Nederlandse historikus is geweest, behalve misschien voor bepaalde perioden Pieter Geyl, die met zo'n ruime en veelzijdige kennis van zaken de Belgische geschiedenis heeft behandeld. In dit opzicht kan de Nederlander Kossmann gerust de vergelijking doorstaan met de beste Belgische historici die zich aan een soortgelijke poging voor hun eigen land hebben gewaagd en die overigens, na Pirenne, niet zeer talrijk zijn geweest. Daarenboven is dit misschien ook het ogenblik om met nadruk te onderstrepen dat de Belgische geschiedenis in het werk van Kossmann een zeer ruime plaats is toebedeeld, in vele opzichten en misschien zelfs globaal ruimer dan wat het Noorden toegemeten werd. Wellicht is dit laatste het gevolg van het meer bewogen en bijgevolg boeiender karakter dat Kossmann zelf op bepaalde ogenblikken toekent aan de historische gebeurtenissen in het Zuiden en dat wellicht ook verband houdt met de nauwere betrokkenheid van grotere groepen van de publieke opinie bij het politieke gebeuren in het Zuiden
| |
| |
dan in het Noorden. Hoe dan ook, de Belgische geschiedschrijving kan Kossmann hiervoor alleen maar dankbaar zijn.
Zoals gezegd belet dit ons niet, in alle objektiviteit en met alle waardering, bepaalde tekortkomingen i.v.m. de Belgische geschiedenis in het verhaal van Kossmann aan te stippen.
l.v.m. de vorming van de liberale partij (p. 141), de schoolkwestie (p. 167), de vrijzinnigheid der eerste (burgerlijke) socialisten en der progressieve liberalen, heeft het ons getroffen dat de auteur weinig of geen aandacht heeft besteed aan de rol van de vrijmetselarij, waarvan de politieke betekenis nochtans o.m. in het door Kossmann geciteerde recente boek van Els Witte duidelijk in het licht werd gesteld. Typerend is het eveneens in dit opzicht dat van een figuur als Goblet d'Alviella, wiens denkbeelden vrij uitvoerig worden uiteengezet (p. 172), nergens wordt gezegd dat het een zeer vooraanstaand vrijmetselaar was.
Op pp. 180-181 is schrijvers verklaring van de paradoksaal trage groei van het Belgische socialisme weinig overtuigend omdat hij niet of onvoldoende met de rol van het anarchisme rekening houdt, de weerslag van de mislukking van de Eerste Internationale onderschat en ook onvoldoende het gebrek aan vorming evenals, in sommige gevallen, het verraad van sommige leiders der eerste arbeidersbewegingen kent of beseft. l.v.m. de verklaring van de stemming der eerste taalwetten in de jaren zeventig (p. 182) maakt hij geen gewag van de verschillende taalincidenten der jaren zestig (Coecke en Goethals, Schoup, Karsman), terwijl het o.i. een anachronisme is m.b.t. deze jaren van een Vlaamse eis tot eentaligheid (p. 183) te gewagen. Het financieel schandaal van Langrand-Dumonceau (1870), hoewel vermeld in de bibliografie, wordt niet behandeld.
De zakelijke mededelingen over de samenstelling en de wijzigingen daarin van de regering te Le Havre ontbreken, zodat het op p. 430 voor de oningewijde lezer onbegrijpelijk is waarom de liberaal Hymans de enige overblijvende minister van het oude kabinet wordt genoemd.
Tenslotte is het jammer dat de voor de Belgische buitenlandse politiek na WO I - overigens voortreffelijk behandeld - zo belangrijke Luxemburgse kwestie enkel in een voetnoot (n. 13 bij p. 442) wordt aangeraakt, terwijl op binnenlands vlak noch de grote staking van 1936 wordt vermeld, waarvan nochtans wel de resultaten worden aangestipt (p. 519), noch het incident Martens, waarover nog in 1939 een regering viel en dat het begin was van de pas na WO II gerealiseerde kulturele autonomie.
Ziedaar enkele zakelijke en als feitelijk te kenmerken tekortkomingen die we bij de lektuur van dit voortreffelijke en doorgaans boeiend geschreven werk hebben genoteerd. Jammer genoeg ontbreekt ons de plaats om met de auteur ook over enkele interpretaties van gedachten te wisselen. Laten we in ieder geval ter geruststelling hier zeggen dat zij geen betrekking hebben op de Vlaamse Beweging, die over 't algemeen door Kossmann op een objektieve, evenwichtige en uitvoerige wijze, vaak in enkele bijzondere paragrafen - hetgeen anderzijds soms wel te betreuren valt - werd behandeld.
Tot besluit heeft de lezer en de auteur
| |
| |
zeker recht op ons oordeel over de mate waarin schrijver erin geslaagd is de Nederlandse en Belgische geschiedenis als één geheel te behandelen. Die geschiedenis zelf is daar in grote mate mede bepalend voor geweest. Tot in de jaren tachtig van de 19e eeuw immers waren beide landen nauw op elkaar betrokken inzoverre zelfs dat men, vooral in het jonge België en bijzonder aan Franstalige zijde, de gedachte aan een hereniging, in een voor België ekspansionistische en voordelige zin, tot dan toe nog niet had opgegeven. Anderzijds waren vele politieke gebeurtenissen en denkbeelden, vanaf de Brabantse Omwenteling en de Patriottenbeweging, over de Franse tijd en de periode van het Verenigd Koninkrijk heen, tot en met de bloeitijd van het liberalisme, zo gemeenschappelijk aan beide landen, tot de reakties hierop toe, dat het de auteur niet moeilijk viel een grote eenheid tussen de geschiedenis van beide landen, zowel op binnenlands als op buitenlands politiek vlak, binnen de hoofdstukken gewijd aan de periode tot omstreeks 1880, tot stand te brengen. Alleen de sociaalekonomische geschiedenis na 1830 werkt in dit opzicht niet mee. Vanzelfsprekend vermindert deze gunstige integrerende werking van het historisch verloop zelf, tenminste tot ca. 1880, geenszins de verdiensten van de auteur die zowel dank zij zijn belezenheid, zijn syntetisch vermogen als door zijn konstante aandacht voor het bredere Europese kader waarin zich de geschiedenis der Lage Landen afspeelt, erin geslaagd is nieuw en origineel werk op het gebied van de heel-Nederlandse geschiedschrijving tot stand te brengen. Vanaf de late 19e eeuw groeit de geschiedenis van beide landen echter met grote snelheid uit elkaar: bepaalde punten van overeenkomst of aanraking beletten niet dat op diverse gebieden - koloniale politiek,
sociaal-ekonomische ontwikkeling, binnenlandse politiek - hoogstens een vergelijkende studie mogelijk was die tijdens en na de Eerste Wereldoorlog zelfs moeilijk is vol te houden.
Mede vanwege de lengte van het werk krijgt men daardoor de indruk dat dit naar het einde toe zijn élan en spanning geleidelijk verliest, om in het laatste hoofdstuk, op de buitenlandse politiek na, te eindigen met enkele totaal van elkaar losstaande paragrafen over het Vlaamse probleem, de ekonomische geschiedenis, de koloniale politiek en een ontgoochelende ‘opmerking over de letterkunde’, zonder dat een algemene slotbeschouwing dit werk, dat zulks zeker had verdiend, op waardige en persoonlijke manier afsluit. Wellicht hadden we uit een dergelijke slotbeschouwing vernomen welke de globale visie is van Kossmann zelf op de eenheid en de gescheidenheid in de geschiedenis van beide landen en de implikaties ervan voor de geschiedschrijver. Onze konkluzie is alvast dat de poging van Kossmann, zeker voor de eeuw van 1780 tot 1880 zinvol is geweest en bovendien geslaagd. We twijfelen er dan ook niet aan dat zij bevruchtend zal inwerken op de geschiedschrijving in de Lage Landen, die zich in een toenemende integratie mag verheugen.
E.H. Kossmann, De Lage Landen 1780-1940. Anderhalve eeuw Nederland en België, Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1976, 618 blz.
| |
| |
| |
bibliografie
van het nederlandstalige boek in vertaling • XLIII
Samengesteld door de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage en de Koninklijke Bibliotheek te Brussel.
Onder redaktie van E. Van Raan, Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage.
| |
Bulgaars
HOLANDSKI morski noveli. Predislovie: Irma Wolewitsj. Prev. Frederica Petrov i llia Petrov. Warna, Gueorgui Bakalov, 1975. 350 p.
Bevat verhalen van Anna Blaman, Hein Faber, Jef Last, Sjoerd van der Schaaf, Arthur van Schendel en Jan Jacob Slauerhoff.
| |
Deens
HEYMANS, MARGRIET.
Rikke i rodehuset. Dansk tekst ved Martin Berg. København, Bergs Forlag, 1975. 29 p. Met ill. Niet gepagineerd.
Ned.: Kattekwaad en popperommel. 1975.
MARTIN, HANS.
Frigjort. [Overs. af Hedda Syberg. Ny udg.]. København, Det Schønbergske Forlag, 1975. 318 p. (Schønbergs Lommeelefanter).
1e uitg. van de vert 1940.
Ned.: Vrijgevochten. 1937.
STAM, ELS.
Mads og Mette. På dansk ved Ellen Kirk. III. Af J.C. van Hunnik. [Nyt opl.]. København, Sesam, 1975. 42 p.
1e uitg. van de vert. 1970. Niet gepagineerd.
| |
Duits
AKEN, PIET VAN.
Wildes Wochenende. [Übers. aus dem Ms.]. Frankfurt, Olympia Press, 1974. 140 p.
ARNOLDUS, HENRI.
Bollejan und die Geheimzeichen [Übers. von Helmut Goeb]. Hannover, A. Weichert Verlag, 1975.
62 p. Met ill. (Bollejan: 4).
Ned.: Bollejan en het geheim van de boshut. 1971.
BEMMELEN, DANIEL J. VAN.
Zarathustra. [Übers. von Walter Erlanger, Magdalene von Gleich und Wolfgang Militz]. Stuttgart, J. Ch. Mellinger, 1975. 192, 16 p. Met ill.
Ned.: Zarathuštra, de eerste profeet van Christus. 1967.
BLOK, COR.
Geschichte der abstrakten Kunst 1900-1960. [Übers. aus dem Ms.]. Köln, Verlag M. Du Mont Schauberg, 1975. 190 p. Met ill. (Du Mont Dokumente).
BOUWMAN, RICHARD.
Kabbelwasser. 29 stories aus der Cockpit. Übers. von Heinz Jonnen. Bielefeld, Delius-Klasing, 1975. 152 p. Met ill.
Ned.: Zeilpraet. 1974.
BRECHEN mit Brüchen. Integration von Vorschul- und Elementarunterricht in den Niederlanden. Zusammenstellung Informationsabteilung des Ministeriums für Unterricht und Wissenschaft. Den Haag, Staatsdruckerei, 1975. 41 p. Met ill.
Ned.: Breken met breuklijnen. Integratie kleuter- en lager onderwijs. 1974.
BREDA, ANS VAN.
Reise nach Bangkok. Eine Schwierige Entscheidung. [Übers. aus dem Französischen von A. van Breda]. Hannover, Neuer Jugendschriften-Verlag, 1975. 43 p. Met ill. (Karo-Buch).
Ned.: Alles of niets, Manja. 1960.
KAMPEN, ANTHONY VAN.
Der Engel mit der Grünen Hölle. Das erstaunliche Leben der Indianenermissionarin Betty Smit. [Übers van Marcel Pfändler]. Basel, Friedrich Reinhardt Verlag, 1975. 184 p. Met ill.
Ned.: Betty Smit, free lance voor God. 1973.
KORT, KEES DE.
Jesus besiegt den Tod. Stuttgart, Württembergische Bibelanstalt, 1975. 28 p. (Was uns die Bibel erzählt: 17).
Tekeningen met tekst. Niet gepagineerd.
Ned: Het dochtertje van Jaïrus. 1975.
LAAN, DICK.
Pünkelchens Abenteuer. Allen kleinen und grossen Kindern nacherzählt von Lise Gast. Illustrationen von Hans Deininger. 2.Aufl. München, Deutscher Taschenbuch Verlag, 1974. (DTV Junior: 7085).
1e uitg. van de vert. 1973.
Ned.: De avonturen van Pinkeltje. ca. 1948.
MARAN, TIM. [Ps. von Ton Schilling]. Eine Falle für den Dieb. Neue Abenteuer von Mart und Subandi auf Java. Übers. von Ria Petermann. Berlin, Klopp Verlag, 1975. 200 p. Met ill.
Ned.: Nieuw verhaal voor Subandi. 1975.
MOOR [-RINGNALDA], ANNE DE. lm Weingarten. Roman. Übers. von Charlotte Skoppek. Basel, Friedrich Reinhardt Verlag, 1975. 159 p.
Ned.: In den wijngaard, ca. 1951.
MOOR [-RINGNALDA], ANNE DE.
Mutter Dittas Vermächtnis. Übers. von Lore Grages. Gekürzte Ausg. 3.Taschenbuchauflage. Wuppertal, R. Brockhaus Verlag, 1975. 191 p. (R. Brockhaus-Taschenbücher: 185/6).
1e uitg. van de vert. 1964.
Ned.: En het leven gaat verder. ca. 1957.
| |
| |
NYS, JEF.
Die tollen Abenteuer von Peter und Alexander. [Gent, Europress, 1975]. Vol. 21-25. Met ill.
Ned.: De belevenissen van Jommeke.
POORTVLIET, RIEN
Auf der Jagd. Ein Skizzenbuch. 2.Aufl. Hamburg / Berlin, Parey, 1976. 158 p. Met ill.
1e uitg. van de vert. 1972.
Ned.: Jachttekeningen. 1972.
RUTGERS VAN DER LOEFFBASENAU, AN.
Flieh, Wassilis, flieh. Übers. von Anna Valeton. Illustrationen von Margret Rettich. 3.Aufl. München, Deutscher Taschenbuch-Verlag, 1975. 194 p. (DTV Junior: 7024).
1e uitg. van de vert. 1971.
Ned.: Vlucht, Wassilis vlucht.
RUTGERS VAN DE LOEFFBASENAU, AN.
Goliath von nebenan. [Übers. von Rosel Oehlke]. Illustrationen von Frans Haacken. Hamburg, Verlag Friedrich Oetinger, 1975. 126 p.
Ned.: De reus van Pech-zonderend.
RUTGERS VAN DER LOEFFBASENAU, AN.
Die Kinderkarawane. Übers. von Irma Silzer. Hamburg, Verlag Friedrich Oetinger, 1975. 165 p. 1e uitg. van de vert. 1953.
Ned.: De kinderkaravaan. 1949.
RUTGERS VAN DER LOEFFBASENAU, AN.
Das Loch im Zaun. Übers. von Maria Fuhrmann-Plemp van Duiveland. Bilder von Rolf Rettich. 2.Aufl. München, Deutscher Taschenbuch-Verlag, 1975.125 p.
Ned.: August en Roosje. 1966.
SMET, WALTER.
Ich mache alles neu. Kirchliche Erneuerung im Heiligen Geist. [Übers. von Hildegard Stangl]. Regensburg. Verlag Fr. Puster, 1975. 216 p. (Neue Wege).
Ned.: Ik maak alles nieuw. 1974.
TIMMERMANS, GOMMAAR.
Professor Pilasters Ballon-Wettfahrt. [Übers. von Hans Georg Lenzen. München], C. Bertelsmann Verlag, 1975. 30 p. Met ill.
Ned.: Professor Pilaster's grote ballontocht. 1974.
VINKENOOG, SIMON.
1st dir das Leben die Freiheit noch wert? Gedichte (1951-1974). Ausgewählt in Zusammenarbeit mit dem Autor und übertragen von Heinz Schneeweiss. Rotterdam, Goethe-Institut, 1975. 63 p.
WENTINCK, CHARLES.
Europäische Kunst. [Aus dem Englischen übers. von Peter Baumann]. Herzsching, Pawlah Verlag, 1975. 304 p. Met ill.
Ned.: Kunstschatten van Europa. 1974.
ZORGDRAGER, CORNELIS GIJSBERTSZ.
Alte und neue gröndländische Fischerei und Wallfischfang. Ausgefertigt durch Abraham Moubach. Übers. von Erhard Reusch. Kassel, Horst Hamecher Verlag, 1975. 496 p. Met ill.
Fotomechanische herdruk van de ed. Leipzig 1723.
Ned.: Bloeyende opkomst der aloude en hedendaagsche Groenlandsche visschery. 1720.
| |
Engels
AKOOY, PHILIP VAN.
Fishfeather's quest. Illustrated by Jansje Fluit. London, Abelard-Schuman, 1974. 95 p. (A grasshopper book).
Ned.: Een mand vol dwazen. 1972.
ALVARES VEGA, L.
Het Beth Haim van Ouderkerk. Beelden van een Portugees-Joodse begraafplaats / The Beth Heim of Ouderkerk aan de Amstel. Images of a Portugese Jewish cemetery in Holland. [Tr. by D. Swetschinski]. Assen / Amsterdam, Van Gorcum & Comp., 1975. 60 p. Met ill.
BERG, JAN HENDRIK VAN DEN.
The changing nature of man. Introduction to a historical psychology. With a new introduction by John Holt. [Reprint. Tr. by H.F. Croes]. New York, Dell, 1975. 252 p. (A Delta book).
1e uitg. van de vert. 1961.
Ned.: Metabletica of Leer der veranderingen. 1956).
COPPIETERS, FRANZ.
The community problem in Belgium. 2nd. revised ed. Brussels, Belgian Information and Documentation Institute, 1974. 46 p.
1e uitg. van de vert. 1971.
Ned.: De communautaire problemen in België. 1971.
COST-BENEFIT analysis second national airport in the Netherlands. General report. [The Hague, Government Printing Office, 1975]. 81 p. Met krt. (Central Planningsbureau: 18).
Ned.: Kostenanalyse tweede nationale luchthaven. 1975.
ECONOMIC problems galore.
Foreword by H.W. Lambers. [Tr. by A.C.A. Elderson-de Boer]. Rotterdam, Rotterdam University Press, 1975. 95 p. (Book issue number 3000. Economisch Statistische Berichten).
Bevat artikelen van W. Albeda, A.J. Hendriks, J.A.M. Heijke, L.H. Klaassen, H.W. Lambers, J.H.P. Paelinck, C.J. Rijnvos en W.G. Verkruisen, die oorspr. verschenen zijn in E.S.B. nr. 3000).
ERAS, VINCENT J.M.
Locks and keys throughout the ages. [Schiedam, Interbook International, 1975]. 194 p. Met ill.
1e uitg. van de vert. 1957.
Ned.: Sloten en sleutels door de eeuwen heen. 1941.
EVENHUIS, GERTIE.
The school at Schellebelle. Illustrated by Rien Poortvliet. Tr. by Lance Salway. Harmondsworth, Kestrel Books, 1975. 189 p.
Ned.: De school van Schellebelle. 1964.
GEUS, C.H.J. DE.
The tribes of Israël. An investigation into some of the presuppositions of Martin Noth's Amphictyony Hypothesis. [Tr. by G.E. van Baaren-Paape]. Assen / Amsterdam, Van Gorcum, 1976. XII, 258 p. (Studia semitica Neerlandica: 18).
Ned.: De stammen van Israël. 1972.
GRAULS, JAN.
The proverbs of Pieter Bruegel the Elder. (± 1527-1569). Adapted and translated by Rob Roemans and Hilda van Assche. [2nd edition. Mortsel], Agfa-Gevaert, 1975. 12 p.
1e uitg. van de vert. 1963.
Ned.: De spreekwoorden van Pieter Bruegel de Oude. 1938.
GROEN VAN PRINSTERER, GUILLAUME.
Unbelief in religion and politics. Lectures VIII and IX from Unbelief and revolution. A series of lectures in history. Edited and tr. by Harry Van Dyke in collaboration with Donald Morton. Amsterdam, The Groen van Prinsterer Fund, 1975. Vol II. XIII, 87 p.
Uit: Ongeloof en revolutie. 1847.
GUDLAUGSSON, S.J.
The comedians in the work of Jan Steen and his contemporaries. [Tr. by James Brockway. Introduction by J.G. Van Gelder. Tr. by Patricia Wardle], Soest, Davaco Publishers, 1975. 70 p. Met ill.
Ned.: Komedianten bij Jan Steen en zijn tijdgenoten. 1945.
| |
| |
HARTOG, JAN DE.
Stella. London, White Lion Publishers, 1975. 190 p.
1e uitg. van de vert. 1951.
Ned.: Stella. 1950.
HEYMANS, MARGRIET.
Cats and dolls. English adaptation by Lance Salway. [Harmondsworth, Kestrel Books, 1975]. 24 p. Met ill.
Niet gepagineerd.
Ned.: Kattekwaad en popperommel. 1975.
LANGENDONCK, JOZEF VAN.
Prelude to harmony on a community theme. Health care insurance policies in the Six and Britain. Introduced and edited by Gordon Forsyth. Publ. for the Nuffield Prov. Hospitals Trust. London / New York / Toronto, Oxford University Press, 1975. XII, 303 p.
Ned.: De harmonisering van de sociale verzekering voor gezondheidszorgen in de EEG. 1971.
LARIVE, E.H.
The man who came in from Colditz. London, Robert Hale, 1975. 192 p. Met ill.
Ned.: Vannacht varen de Hollanders. 1950.
NETHERLANDS development policy 1975. [The Hague, Development Cooperation Information, Department of the Ministry of Foreign Affairs, 1975]. 79 p. Met ill. (Netherlands cooperation with developing countries: 5).
Ned.: Het Nederlandse ontwikkelingsbeleid 1975. 1975.
PANNEKOEK, A.
Lenin as philosopher. Tr. by A. Pannekoek. London, Merlin Press, 1975. 132 p.
1e uitg. van de vert. 1938.
Ned.: Lenin als philosoof. 1938.
SCHRYVER, ANTOINE DE.
Guide to the Castle of the counts of Flanders, Ghent. New ed. Gent, Dienst voor Culturele Zaken Stad Gent, 1975. 54 p.
VOORST VAN BEEST, C.W. VAN.
Pilgrimages. Tr. by Marian Powell. Guildford, Lutterworth Press, 1975. 93 p. Met ill. (New horizon in history: 3).
Ned.: De pelgrimstochten. 1972.
WAESBERGE, ROBERT VAN.
Do we participate in Apartheid? Reflections by black South Africans on themselves, us and our investments. Tr. by Esau du Plessis. Geneva, World Council of Churches, 1975. 56 p. Met ill.
Ned.: Apartheid hebben wij er part aan? 1973.
WALSCHAP, GERARD.
The man who meant well. Tr. by Adrienne Dixon. [London, Granada Publ.] Frogmore, St. Albans, Panther, 1975. 220 p.
Ned.: Een mens van goede wil. 1968.
WENSINCK, AREND JAN.
Muhammad and the jews of Medina. Tr. and ed. by Wolfgang Behn. With an excursus Muhammad's constitution of Medina by Julius Wellhausen. Freiburg, Schwarz, 1975.154 p. (Islamkundliche Materialien: 3).
Ned.: Mohammed en de Joden te Medina. 1908.
WETERING, JANWILLEM VAN DE.
Experiences in an American Zen community. [Tr. by the author].
Boston, Houghton Mifflin Co., 1975. 184 p.
Ned.: Het dagende niets. 1974.
ZWART, P.J.
About time. A philosophical inquiry into the origin and nature of time. Amsterdam / Oxford, North-Holland Publishing Comp.; New York, American Elsevier Publishing Comp., 1976. 266 p.
Ned.: Het mysterie tijd. 1971.
| |
Fins
HEYMANS, MARGRIET.
Nellin villit vieraat. Englannin kielestä suom. Kaarina Helakisa. Helsinki / Porvo, WS, 1975. 24 p. Met ill.
Niet gepagineerd.
Ned.: Kattekwaad en popperommel. 1975.
| |
Frans
ACKER, JAN VAN.
Anvers d'escale Romaine à port mondial. Texte français de Bénédicte Evrard. Anvers / Bruxelles, Editions Mercurius, 1975. 447 p. Met ill.
Ned.: Antwerpen, van Romeins veer tot wereldhaven.
DAELE, CHRIS VAN.
La distribution. Sous la direction d'Anne Spitaels-Evrard. Texte trad. du néerlandais. Bruxelles, Institut économique et social des classes moyennes, 1974. 200 p. (Institut économique et social des classes moyennes: Section des études générales).
Ned.: De distributie. 1974.
FAGNE, HENRY.
Anthologie de la poésie néerlandaise de 1850 à 1945. Présentation et trad. de H. Fagne. Paris, Editions Universitaires, 1975. 175 p. (Pays-Bas / Flandre).
Bevat gedichten van Bertus Aafjes, Gerrit Achterberg, Jacobus Cornelis Bloem, Pieter Cornelis Boutens, Gaston Burssens, Willem Elsschot, Guido Gezelle, Marnix Gijsen, Maurice Gilliams, Herman Gorter, Eduard Hoornik, Karel Jonckheere, Pierre Kemp, Willem Kloos, Jan Hendrik Leopold, Hendrik Marsman, Richard Minne, Martinus Nijhoff, Adriaan Roland Holst, Henriette Roland Holst, Jan Jacob Slauerhoff, Karel van de Woestijne, Jan van Nijlen, Paul van Ostayen en M. Vasalis.
GERRITSEN, FRANS.
Présence de la couleur. [Trad. par Monique Chevanne]. Paris, Dessain et Tolra, 1975. 179 p. Met ill.
Ned.: Het phenomeen kleur. 1972.
HEGHE, G. VAN.
L'inflation et l'agriculture. Bruxelles, Institut Economique Agricole, 1974. IV, 45 p. (Notes de I'l.E.A.: 41).
Ned.: De inflatie en de landbouw. 1974.
LINDEMANS, JAN et L. VANDENEEDE.
Les associations sans but lucratif. Commentaire pratique. Première partie: Le statut général par J. Lindemans. Bruxelles, Licap S.C., 1975. 111 p.
Ned.: De verenigingen zonder winstoogmerk. Praktische handleiding. Eerste deel: Algemeen statuut. 1967.
NYS, JEF.
Les aventures de Gil et Jo. [Gand, Europress, 1975]. Vol. 3. Met ill.
Ned.: De belevenissen van Jommeke.
RAES, HUGO.
Le ciel et la chair. Trad. par Liliane Wouters. Bruxelles, Editions Complexe, 1975. 138 p. (Le plat pays).
Ned.: Hemel en dier. 1964.
SLAUERHOFF, J.
Écume et cendre. Trad. par S. Roosenburg. Paris, Jean-Pierre Delarge-Editions Universitaires, 1975. 168 p. (Pays-Bas/Flandre).
Ned.: Schuim en as. 1930.
TIMMERMANS, FELIX.
Pallieter. Trad. par Bob Claessens. Bruxelles, Editions Complexe, 1975. 221 p. (Le plat pays).
Ned.: Pallieter. 1916.
| |
| |
VROEDE, MAURITS DE.
Le mouvement Flamand en Belgique. Trad. [du ms.] par W. Sanders. Antwerpen, kultuurraad voor Vlaanderen & Instituut voor Voorlichting, 1975. 101 p. Met ill.
| |
Indonesisch
BRETON DE NIJS, E. [Ps. van Rob Nieuwenhuys], Bayangan memudar. Kehidupan sebuah keluarga indo. Roman. Diterjemahkan oleh Sugiarta Sriwibana [dan] Toto Sudarto Bachtiar. Jakarta, Pustaka Jaya, 1975. 259 p.
Ned.: Vergeelde portretten uit een Indisch familiealbum. 1960.
DERMOUT, MARIA.
Taman kate-kate. Diterjemahkan oleh Dick Hartoko. Jakarta, Pustaka Jaya, 1975. 240 p.
Ned.: De tienduizend dingen. 1955.
| |
Italiaans
ELSSCHOT, WILLEM. [Ps. di A.J. de Ridder]. II fuoco fatuo. Trad. di Monique Jacqmain. Siena, Editrice Maia, 1975. 59 p.
Ned.: Het dwaallicht. 1946.
HUIZINGA, JOHAN.
La scienza storica. A cura di Piero Bernardini Marzolla. Introduzione di Ovidio Capitani. Roma/Bari, G. Laterza, 1974. XXIX, 120 p.
Ned.: De wetenschap der geschiedenis. 1937.
KLINK, JOHANNA LOUISE.
Il bambino sulla terra. Trad. di A. Pompei. Torino, Edizioni Paoline, 1975. 299 p. (Teologia dei bambini).
Ned.: Kind op aarde. 1972.
STRAELEN, H.J.J.M. VAN.
Aborto, la grande decisione. Leumann/Torino, Elle Di Ci, 1975. 296 p.
Ned.: Abortus. De grote beslissing. 1972.
| |
Pools
RUYSLINCK, WARD. [Ps. van R.K.M. de Belser]. Bez przebudzenia. Przet. Roman Popinski. Warszawa, P.I.W., 1975. 121 p. Ned.: De ontaarde slapers. 1956.
| |
Portugees
FRANK, ANNE.
Diário. Trad. de Ilse Losa. Lisboa, Livros do Brasil, 1975. 349 p. (Dois Mundos: 33).
1e uitg. van de vert. 1958.
Ned.: Het achterhuis. 1947.
USSEL, JOS VAN.
História da repressao sexual. Trad. de Ramiro da Fonseca. Mem-Martins, Europa-América, 1975. 252 p. (Estudos e Documentos: 119).
Vert. naar de Duitse versie, 1970, die vert. is uit het Nederlandse ms.
| |
Roemeens
COUPERUS, LOUIS.
Secretul di Java. Traducere de Maria Valer. Bucuresti, Univers, 1975. 368 p.
Ned.: Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan. 1906.
| |
Russisch
[SKUNAEVA, I.D.]. Vosem' bel' gijskich p'es. Per. s flamandskogo i francuzskogo. [Poslesl. L.G. Andreeva. II.: L.I. Orlova]. Moskva, Iskusstvo, 1975. 582 p. Met ill.
Bevat o.m. van Jos Vandeloo. De week van de kapiteins. 1969 en van Tone Brulin. De honden. 1960.
| |
Sloveens
MODER, JANKO.
Bolečine v trebuhu. Prevod J. Moder. Predgóvor: Willem M. Roggeman. Ljubljana, Mladinska Knjiga, 1975. 288 p.
Bevat proza van Louis Paul Boon, Remco Campert, Hugo Claus, Jef Geeraerts, Jacques Hamelink, Heere Heersema, Willem Frederik Hermans, Anton Koolhaas, Ivo Michiels, Harry Mulisch, Hugo Raes, Gerard Reve, Ward Ruyslinck, Bert Schierbeek en Jan Wolkers.
| |
Spaans
BRUNA, DICK.
Caperucita Roja. Trad. por. A.J.M. Madrid, Aguilar, 1975. 32 p. Met ill. (Colección Bruna). Niet gepagineerd.
Ned.: Roodkapje. 1966.
BRUNA, DICK.
Mi enagua es blanca. Trad. por A.J.M. Madrid, Aguilar, 1975. 32 p. Met ill. (Colección Bruna). Niet gepagineerd.
Ned.: Mijn hemd is wit. 1972.
BRUNA, DICK.
Historia sin palabras. Trad. por A.J.M. Madrid, Aguilar, 1975. 32 p. Met ill. (Colección Bruna). Niet gepagineerd.
Ned.: Boek zonder woorden. 1968.
BRUNA, DICK.
Canelo. Trad. por A.J.M. Madrid, Aguilar, 1975. 32 p. Met ill. (Colección Bruna).
Niet gepagineerd.
Ned.: Snuffie. 1969.
BRUNA, DICK.
Canelo bombero. Trad. por A.J.M. Madrid, Aguilar, 1975. 32 p. Met ill. (Colección Bruna). Niet gepagineerd.
Ned.: Snuffie en de brand. 1969.
BRUNA, DICK.
Pulgarcito. Trad. por A.J.M. Madrid, Aguilar, 1975. 32 p. Met ill. (Colección Bruna).
Niet gepagineerd.
Ned.: Klein Duimpje. 1966.
FENS, KEES.
Veinte años de literatura holandesa. A traves de sus corrientes y figuras principales. [Trad. del ms. por F. Canrasquer. Editado por el Departemento Central de Relaciones Internacionales del Ministerio de Cultura, Recreo y Obra Social], Rijswijk, Ministerio de Cultura, Recreo y Obra Social, 1975. 36 p. Met prtn.
| |
Tsjechisch
MULTATULI. [Ps. van Eduard Douwes Dekker]. Max Havelaar neboli kávová burza nizozemské obchodni společnosti. Přei. Miroslav Drápal. Praha, Svoboda, 1974. 250 p.
Ned.: Max Havelaar, of De koffieveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij. 1860.
VRIES, THEUN DE.
Vincent v Haagu. Přel. Blanka Pesinová. Praha, Melantrich, 1975. 178 p.
Ned.: Vincent in Den Haag. 1972. 1e uitg. 1963 o.d.t. Ziet, een mens.
| |
Welsh
REESINK, MARIJKE.
Y ddwy felin wynt. Iluniau gan Georgette Apol. Cymraeg gan Elfan Jones. Caerdydd (Cardiff), Gwasg y Dref Wen, 1975. 30 p. Niet gepagineerd.
Ned.: De twee molens. 1967.
| |
Zuidafrikaans
ANROOY, FRANS VAN.
Die seeperdjie. Illustrasies deur Jaap Tol. Vertaal deur Alba Bouwer. Kaapstad, Kinderpers van Suid-Afrika, 1974. 32 p.
Niet gepagineerd.
Ned.: Het zeepaardje. 1967.
| |
| |
BRUNA, DICK.
Die eier. Afrikaanse beryming deur E.P. du Plessis. Kaapstad, H.A.U.M., 1975. 25 p. Met ill.
Niet gepagineerd.
Ned.: Het ei. 1962.
BRUNA, DICK.
Kleintjie in die hospitaal. Afrikaanse beryming deur E.P. du Plessis. Kaapstad, H.A.U.M., 1975. 25 p. Met ill.
Niet gepagineerd.
Ned.: Nijntje in het ziekenhuis. 1975.
BRUNA, DICK.
Kleintjie in die pretpark. Afrikaanse beryming deur E.P. du Plessis. Kaapstad, H.A.U.M., 1975. 25 p. Met ill.
Niet gepagineerd.
Ned.: Nijntje in de speeltuin. 1975.
BRUNA, DICK.
Die koning. Afrikaanse beryming deur E.P. du Plessis. Kaapstad, H.A.U.M., 1975. 25 p. Met ill.
Niet gepagineerd.
Ned.: De koning. 1962.
BRUNA, DICK.
Die sirkus. Afrikaanse beryming deur E.P. du Plessis. Kaapstad, H.A.U.M., 1975. 25 p. Met ill.
Niet gepagineerd.
Ned.: Het circus. 1962.
BRUNA, DICK.
Die voëltjie. Afrikaanse beryming deur E.P. du Plessis. Kaapstad, H.A.U.M., 1975. 25 p. Met ill.
Niet gepagineerd.
Ned.: Vogeltje. 1959.
GUCHT, GASTON MARIE VAN DER.
Die fietsdief. [In Afrikaans vertaal deur Rita Burger]. 6e dr. Kaapstad, Tafelberg-Uitgewers, 1975. 121 p.
1e uitg. van de vert. 1964.
Ned.: Boefjes uit mijn straat. 1958.
REESINK, MARIJKE.
Die towerperd. 'N ou Russiese sprokie. Geïllustreer deur Adrie Hospes. Vertaal deur Freda Linde. Kaapstad, Kinderpers van Suid-Afrika, 1974. 27 p.
Niet gepagineerd.
Ned.: Grauwstaartje, toverpaardje. 1974.
RIJPMA, E.
Beknopte geskiedenis van die Nederlandse letterkunde. Hersien deur J.H. Rijpma. Vertaling deur A.P. Grové en J.L. Steyn. 6e druk. Pretoria/Kaapstad, H. & R. Academica, 1975. XII, 220 p. Met ill.
1e uitgave van de vert. 1962.
Ned.: Beknopte geschiedenis der Nederlandse letteren. 1917.
| |
Zweeds
BLANKENSTEIN, MARK VAN; URSULA R. WELBERGEN och J.H. DE HAAS.
Att växa och utvecklas. Barnets första år. Övers. av Hellis Sylwan. Stockholm, Rabén & Sjögren, 1975. 126 p. Met ill.
Ned.: De ontwikkeling van de zuigeling. 1962.
GIJSEN, MARNIX. [Ps. van J.A. Goris]. Joakim från Babylon. Övers. av Ingrid Wikén-Bonde. Stockholm, Coeckelberghs, 1975. 120 p. (Röster från Flandern; 1). Ned.: Het boek van Joachim van Babylon. 1947.
MOOI, HETTY.
350 knopar i bild. Makramé, flätning, sjömansarbete. [Teckningar av Jan Mooi. Övers. av Eva Behrens]. Göteborg, Wezäta, 1975. 138 p.
Ned.: 350 knopen voor macramé, schiemanswerk en vlechtwerk. 1974.
POORTVLIET, RIEN.
Markens djur och himlens fåglar. Viltet i naturen technat och beskrivet. Övers. av Ulla Behrens. Textbearb. och red.; Nils Hermansson och Jacob Boëthius. [Utg. av] Svenska jägareförbundet. Stockholm, Proprius, 1975. 159 p. Met ill.
Ned.: De vossen hebben holen. 1973.
|
|