Internationaal Gaudeamus vertolkers concours.
In samenwerking met de Rotterdamse Kunststichting organiseerde de stichting Gaudeamus van 23 tot en met 27 april het zo pompeus betitelde ‘Internationaal Gaudeamus Concours voor Vertolkers van Muziek van Onze Tijd’. Een groot sukses! Maar dat kon beslist niet gezegd worden van het tegelijkertijd spelende Schönberg concours ditmaal gewijd aan zang (een initiatief van het Goethe Instituut te Amsterdam in samenwerking met het Vincent van Gogh museum). De jury was groter dan het aantal deelnemers dat uiteindelijk op kwam dagen...
Het Gaudeamus concours echter telde dit jaar meer Nederlandse deelnemers dan in voorgaande jaren, het begint naam te maken, - en dat werd tijd!
In totaal waren er 40 inschrijvingen afkomstig van 57 deelnemers (ook ensembles kunnen meedingen), afkomstig uit Joegoslavië, Israël, Australië, Mexico, Italië, Engeland, de Verenigde Staten, Nederland, Chili, Zwitserland, Frankrijk, Duitsland, Japan, Zweden, Polen en België.
De verscheidenheid was groot, naast het gebruikelijke grote aantal pianisten en blazers, onder meer gitaristen, contrabassisten (sic!), een blaaskwintet, een strijkkwartet, slagwerk enz.
Wie meent dat de ‘moeilijker’ instrumenten over een te gering repertoire beschikken vergist zich. Voor kontrabas geschreven bleken bijvoorbeeld de volgende werken: Theo Loevendie: Music for double bass and piano. Joep Straesser: Sight seeing IV for double bass, natuurlijk de sonate van Hindemith uit 1949, Charaktera (1965) van J.P. Thilman, een sonate van W. Jentzsch uit 1966, E. Hertzells Monologue IV (1976), Quattro Pezzi van F. Farkas uit 1968, een Hommage aan Bach (1969) van J.F. Zbinden, Ostinato van L. Robert uit 1973 en liefst 12 komposities hadden Vojin Draskoci en Samardeiski Ljupco uit eigen land (Joegoslavië) meegebracht, daaronder een nieuw werk van Milko Kelemen. Zo'n instrument roept om surrealistische toepassingen en daaraan kwam K. Makedonski tegemoet in zijn ‘Mistery for double bass and 3 metronomes’ (10').
Alleen op het Gaudeamus concours zijn dergelijke verrassingen heel normaal.
In de finale kwam een Pools cello-pianoduo uit, dat in feite moeilijk te beoordelen viel op één gelijkgeaard werk van Zimmermann, een uitstekend slagwerker (Michael Jüllich) die excelleerde in Ton de Leeuws Midare voor marimbasolo (1972), een zeer zelfbewuste klarinettist (Frank Errante) die virtuoos uitpakte in een eigen ‘Souvenirs de Nice voor klarinetten en grand piano’ (1975), - vrijwel alle deelnemers komponeren ook - maar bovendien in het Nederlandse werk bijzonder notengetrouw te werk ging: ‘Play voor klarinetsolo’ (1972) van Walter Hekster.
Wellicht nog het meest thuis in eigentijdse technieken bleek de blokfluitiste Dagmar Büsser, die alleen kwa presentatie nog wat timide is, daar kan ze nog heel wat leren van de Amerikaanse klarinettist die het voordeel heeft ook in de jazz (losheid) thuis te zijn.
Büsser, een leerlinge van Michael Vetter, speelde feilloos Rob du Bois' ‘Pastorale VII’ (1964-'65) dat ondanks de vriendelijke titel heel wat gemene ‘hinderlagen’ bevat. Maar die werden stuk voor stuk schitterend omzeild.
Eerste prijswinnaar ten slotte werd de Mexikaanse pianist Max Liefchitz met George Crumbs Makrokosmos II (1973).
Ook het publiek in de Rotterdamse De Doelen had hem de eerste prijs toegedacht.
Ernst Vermeulen