Tape en stemmen.
De stichting kombinatie van Utrechtse muziekbelangen en het instituut voor sonologie van de Rijksuniversiteit organiseerden op 8 maart in de Geertekerk in Utrecht een elektronisch koncert met medewerking van het Nederlands Vokaal Ensemble onder de titel: stemmen-omgevingsgeluid-elektronica.
Wolf Rosenbergs ‘Nights at the Opera’ (1974, tijdsduur 21 '15’) droeg een belerend karakter, een intrigerend werkstuk. Rosenberg werd in 1915 in Dresden geboren, studeerde kompositie bij Stefan Wolpe en werkte in de jaren 1972, 1973 en 1974 aan het genoemde instituut waar in die jaren ‘Sweepsteaks I & II’, ‘Lullaby I & II’ en zijn operakollage ontstonden.
Het lijkt me dat hij voor het muziekteater een zekere affiniteit bezit. Voor de universiteit van Illinois heeft hij zich trouwens op dit terrein bewogen. Totnutoe kende men hem voornamelijk als muziekpublicist. Een veelzijdig man.
Ook een kompositie voor tape betekende de wereldpremière van Makoto Shinohara's ‘City Visit’ (1971-'76, 20'04’). Shinohara, geboren in 1931 te Osaka, studeerde bij Messiaen, Koenig en Stockhausen. Na een prijs gewonnen te hebben op het Gaudeamus Compositieconcours 1964 realiseerde hij aan het instituut: ‘Visions I’ (1965), ‘Mémoires’ (1966), ‘Personnage für einen Mime, Beleuchtung und Tonband’ (1968-'73) en City Visit. City Visit ontstond nadat hij op uitnodiging van de John D. Rockefeller Foundation voor de eerste keer New York bezocht. De eerste weken liep hij met een bandrecorder door de stad en noteerde onder meer het geruis van de stad, opgenomen vanaf het dak van het Empire State Building, het Broadway Theater, Times Square bij avond, een zondagsmis in St. Patrick's Cathedral, regen en donder, een self-service restaurant, Central Park op zondagmiddag, een voorstelling in het Planetarium, een avondkoncert in Central Park, het Penn Station, om slechts de belangrijkste ‘vindplaatsen’ te noemen
Deze geluidsopnames bewerkte hij nauwelijks: in- en uitvloeiers, montages en dynamische effekten, - die moesten het doen, over vier kanalen braakte de stad New York al zijn fascinerende geluiden uit over de luisteraars in de Geertekerk...
Voor enkelen was dit te veel, de meesten bleven echter geboeid tot het eind luisteren: een minimal art overigens waar Cage en Ferrari al eerder furore mee oogstten. Shinohara weet in ieder geval hoe hij spanningen moet doseren en de poëtische zeggingskracht is niet gering ook al is zijn materiaal op zichzelf nóg zo banaal!
Het ‘Koorprojekt 75’ voor 12 stemmen (1975, 10') van Simeon ten Holt ging helaas de mist in omdat de terugkoppelingseffekten niet gerealiseerd konden worden. Ten Holt (geboren in 1923 in Bergen) werkt vanaf 1969 aan het instituut waar hij de volgende werken realiseerde: ‘Inferno I’ (1970), ‘Inferno II’ (1971), ‘Module 1-IV’ (1971), ‘I am Sylvia’ (1973) en ‘Composition 42/75’ (1975).
Zijn ‘Koorprojekt 75’ voor koorgroepen, 4 sprekers en elektronika heeft een werkproces tot uitgangspunt dat, afhankelijk van de inbreng van de deelnemers, de tekst, de ruimte en de apparatuur in drie versies uitéén valt.
Minder variabel was het werkstuk van Tera de Marez Oyens (leerlinge van Hans Henkemans en Koenig) die totnutoe drie werken aan het instituut produceerde: ‘Safed’ (1967), ‘Photophonie I’ (1969) en het op dit koncert voor het eerst uitgevoerde ‘From death to birth’ versie II voor koor en band (1975, 25') naar filosofische essays van M.S. Arnoni.
Een harmonisch werk dat mij vooral sterk herinnerde aan Frank Martins Ariël.
Bijzonder plezierig was de niet geringe opkomst, die inderdaad het vermelden helaas nog steeds