De grote nutteloosheid.
Adriaan Venema (geb. 1941) debuteerde in 1969 met de roman Van een bloedrode manchet en een kooikershondje, het schrijnende boek van een homofiel. Venema zet zich daar nu tegen af: ‘De homoseksualiteit uit het geheel lichten is niet juist. Het heeft niets te maken met hoe je verder denkt, voelt, handelt. Die problematiek is geen echte problematiek’ (interview met Auwera voor De Nieuwe). Slechts zijdelings wordt dat probleem in zijn laatste, met de Louis Couperusprijs 75 bekroonde boek aangeraakt, en dan nog in een ironische kontekst. Het leven, een bries haakt inderdaad in op een meer universele problematiek: wat brengt een mens tot zelfmoord? In onze letteren begint zich een heel dominion zelfmoord-boeken af te tekenen - wellicht een teken aan de wand voor de onmenselijk harde maatschappij waarin we gedoemd zijn te leven? Er is het geval Dirk de Witte, voor wie zelfmoord haast tot levensprogramma werd, en al wat rond zijn tragische gestalte tot stand kwam bij Jeroen Brouwers (Zonder trommels en trompetten, 1973) en Loekie Zvonik (Hoe heette de hoedenmaker?, 1975).
Carole Vos schreef 11 verhalen over zelfdoders in Het verkeerde gezicht (1975). De problematiek van Het leven, een bries loopt overigens parallel met Die Stunde der wahren Empfindung (1975) van Peter Handke, waarin niet alleen de hoofdpersoon Gregor Keuschnig op het nippertje aan zelfmoord ontsnapt, maar waar ook op een groteske wijze de maatschappij als onleefbaar wordt afgemaakt. Naargelang in onze maatschappij het (bij)-geloof verloren gaat en het ‘paradijs-op-aarde’ vorm krijgt, wordt de aarde steeds onleefbaarder, want alleen is een leven leefbaar waar gedroomd wordt. Gregor Keuschnig vindt opnieuw een (bij)geloof en kan zo in leven blijven. Het leven, een bries eindigt troostelozer: de haast 34-jarige Edzard, net ontsnapt aan de zelfmoord-refleks, wordt door de ontgoochelde massa - brood en spelen! - vermoord.
We bevinden ons dus met dit laatste boek van Adriaan Venema in het in onze letteren wat achtergebleven gebied van de groteske. De auteur zegt daarover: ‘Het is heel duidelijk een groteske. Er is in mijn vorig werk altijd al heel wat te doen geweest over zelfmoord, maar telkens zwaar op de hand, en ik wou het nu eens anders aanpakken. Het was eigenlijk de bedoeling op dat tema een eenakter te schrijven. Maar terwijl ik daarmee bezig was, werd het me duidelijk dat het voor toneel toch te statisch was. Dialogen alleen maken nog geen toneelstuk.’
Over de invloed van het toneelkonsept op het boek, heb ik het straks nog. Nu wil ik eerst ingaan op het groteske karakter van Het leven, een bries. Wat is een groteske eigenlijk? In de MEW vinden we een gemiddelde bepaling: ‘(Een groteske is) een literair werk, in verzen of proza, gekenmerkt door de dooreenmenging van het edele en het lagere, door het niet-geharmonieerd tegenover-elkaar-plaatsen en contrasteren van het verhevene en het lage zodat de werkelijkheid er a.h.w. in holle of bolle spiegels weerkaatst lijkt, vooral door het karikaturiseren van het verhevene en edele door het lagere en triviale’. Het woord ‘groteske’ is afgeleid van het Italiaans ‘grottesco’, d.w.z. op gewelven en grotten voorkomend. Het betrof versieringsmotieven met figuren op de gewelven van sommige Romeinse bouwwerven. De groteske bevat dus mogelijke kritiek op menselijke personen en toestanden en onderscheidt zich hierin van de arabeske, een abstrakte oefentocht in het luchtledige, een vrijblijvende kronkel in de ruimte. Zo schreef Paul van Ostaijen (en na hem vooral Gust Gils) graag grotesken in zijn anarchistische periode: de ‘edele’ slogans werden in die teksten op hun kop gezet, we leefden volgens hem inderdaad in een ‘Bordeel van Ika Loch’, d.i. de logika op haar kop. Wanneer de groteske zo wordt bepaald, zou ik Het leven, een bries beschouwen als een averechtse groteske: Adriaan Venema karikaturiseert het verhevene niet door het te laten opbotsen tegen het lage, maar doet het omgekeerde. Hij gaat het triviale van de massa, de maatschappij aanklagen, de sensatiezucht van de duizendkoppige menigte die reikhalzend wacht op de fatale sprong van Edzard,
die hoog in het venster van zijn flat zit en alleen nog aarzelt omdat hij, zich aan zo'n reaktie niet had verwacht. Terwijl de levensmoeë man nog wat mijmert over zijn verleden - hoe het allemaal zover kwam - en