|
D |
0 |
G |
R |
W |
T |
S1 |
S2 |
T |
België 010 |
16 |
8 |
5 |
- |
2 |
31 |
6 |
- |
6 |
N'land 010 |
81 |
99 |
52 |
9 |
52 |
293 |
48 |
3 |
51 |
De konklusies laat ik graag aan de Belgische en Nederlandse lezer over! Nog een ander leuk voorbeeld:
|
D |
O |
G |
R |
W |
T |
S1 |
S2 |
T |
heteroseksuele 103 |
- |
1 |
1 |
- |
- |
2 |
- |
- |
- |
homoseksuele 103 |
- |
- |
1 |
- |
4 |
5 |
- |
- |
- |
Kunnen we daar ook een gevolgtrekking uit maken?
Nee, natuurlijk niet. We moeten trouwens ontzettend voorzichtig zijn, zodra we er zelfs maar aan denken konklusies te gaan trekken. We laten dat voorlopig maar aan de Wetenschap over. Volgens Prof. dr. B.Th. Tervoort, hoogleraar algemene taalkunde te Amsterdam en voorzitter van de Werkgroep Frequentieonderzoek van het Nederlands, bevat dit boek minstens stof voor 60 taalkundige proefschriften.
Zodra men dóór heeft wat de feitelijke inhoud van het boek betekent, twijfelt men daar inderdaad niet aan. Want behalve de vele taalkundige facetten die erin aanwezig zijn en die men teoretisch kan gaan uitpluizen, biedt ‘Woordfrequenties’ ook - en vooral! - mogelijkheden voor praktische uitwerking.
De aanvankelijke twijfel van de redaktie van ‘Ons Erfdeel’ of een bespreking van dit werk wel in de kolommen van dit kulturele tijdschrift paste, is voor mij een reden geweest om verder maar niet in te gaan op belangrijke teoretisch/taalkundige perspektieven; ik bepaal me tot het facet kultuur, dat speciaal naar voren komt zodra men zich met de praktische mogelijkheden van ‘Woordfrequenties’ gaat bezighouden.
Het is misschien wel grappig om te beginnen met het opzoeken van het woord kultuur in de kolommen van de afdeling B, die alfabetisch geordende lemmata geeft:
|
D |
O |
G |
R |
W |
T |
S1 |
S2 |
T |
kultuur |
5 |
8 |
7 |
1 |
44 |
65 |
1 |
- |
1 |
Wat kunnen we uit dit staatje konkluderen? Dat kultuur in ieder geval eerder een schriftelijke dan een mondelinge aangelegenheid is, en bovendien dat ze in de (populaire) wetenschappelijke literatuur meer ter sprake komt dan in alle andere schriftelijke taaluitingen bij elkaar. Noem het toevallig, maar waarom zou het niet waar zijn dat de kultuur het meest verspreid wordt met behulp van de geschreven taal die men met een mooi woord populair-wetenschappelijk noemt? Het tegendeel is in ieder geval niet te bewijzen!
Willen we dus de kultuur verhogen, dan zullen we in de eerste plaats de bereikbaarheid ervan moeten intensiveren en dat kan alleen zodra we inzien dat kennis van die geschreven taal daar de basis van vormt.
De niet-Nederlandstalige volwassene, het kind onbekend met het schriftelijk taalgebruik, vormen reeds twee kategorieën waarop allerlei sociaal-pedagogische en kulturele instellingen zich richten, zonder dat die instellingen precies weten waar ze moeten beginnen, bij aap-noot-mies of bij goedemorgen-juffrouw-kip. Er zijn reeds honderden metodes opgezet voor taal- (en dus voor kultuur-)verwerving en steeds met een nogal onbevredigend resultaat. Niet te verwonderen, wanneer iedere basis ontbreekt! Dan krijg je inderdaad de situatie dat iedereen maar ‘wat aan rotzooit’..., zeer liefde-vol, dàt wel, en ook zeer lust-ig, maar nooit zodanig dat je verder komt dan het werken met ‘Fingerspitzengefühl’, de werkwijze waarover je alleen maar beschaamd het hoofd kan buigen, nu de Werkgroep Frequentie-onderzoek van het Nederlands heeft laten zien dat alle vroegere benaderingen alleen maar ‘met de natte vinger’ gebeurden, en in de meeste gevallen niet eens op de juiste plaats.
Pieter Uit den Boogaart met zijn Werkgroep heeft, met behulp van de komputer, de taal ontkleed en het hele korpus ligt naakt voor ons, van allerlei kanten gefotografeerd: een kulturele daad! Want zij verschaft ons een basis om ons eigen kulturele peil en dat van anderen te verhogen, mits we onze ogen niet sluiten voor de verborgen aantrekkelijkheden en tekortkomingen die bloot gekomen zijn. Maar wie werkelijk liefheeft ziet veel door de vingers...
Laat ik besluiten met een kleine aanzet voor een toekomstig onderzoek dat misschien een van de lezers van ‘Ons Erfdeel’ een proefschrift kan opleveren: een onderzoek naar de ‘lichamelijke taal’ waarvan Paul Rodenko indertijd beweerde dat deze een van de kenmerken van de nieuwe poëzie van de jaren 50 was. Het zou best mogelijk kunnen zijn - en ‘Woordfrequenties’ bevestigt dat voorlopig - dat niet alleen de taal van de poëzie, maar óók die van het moderne proza door de ‘lichamelijkheid’ aangetast is, want bij de hoogstfrekwente substantieven komen