raakt: hoe zien ze de vrouwenemancipatie, welk is hun evaluatie van het vrouwenjaar, wat denken ze over abortus, hoe reageert hun omgeving op hun politiek, sociaal of artistiek engagement.
Over een hele hoop kwesties zijn de negen ondervraagden het eens: met de rechten van de vrouw staat het er bij ons niet zo slecht voor en in dat verband krijgen de mannen meer dan één pluim om op hun hoed te steken. Met de manier waarop de vrouw van die rechten gebruik maakt is het al minder goed gesteld en aan de rolverwachting die de samenleving tegenover de vrouw koestert, is weinig of niets veranderd. Emancipatie zien ze zonder uitzondering als een pacifieke bevrijdingsstrijd, samengaande met een traag bewustwordingsproces. Rika De Backer situeert het zeer duidelijk in de ontvoogdingsstrijd die ook andere minderheden ongeveer gelijktijdig hebben gevoerd. Alleen Carla Walschap houdt het kort en goed bij de inhoud die de eerste suffragetten er aan hebben gegeven: gelijke rechten voor iedereen. Overigens is zij de enige in het gezelschap die nogal flink doorspreekt al vervalt ze daarom nog niet in het agressieve feminisme van Kate Millet of Germaine Greer. Een paar ekstremisten missen we anders wel in deze kleine galerij van ‘énige vrouwen’. Zij zouden het beeld wat pittiger en in zekere zin vollediger hebben gemaakt. Nu krijgen we nogal sterk de indruk dat de bekende vrouwenproblemen door de ondervraagden haast op identieke wijze worden ervaren en dat ideologische verschillen, in hun geval altans, niet zoveel uitmaken als het er op aankomt politieke of morele standpunten in te nemen. Alleen de stijl verschilt: Rika De Backer, rustig en overwogen zoals altijd, Rita Jolie opvallend ad rem en met een goede kijk op de bestaanswerkelijkheid, Lucienne Herman weldoende helder en beknopt, Nelly Maes dapper en origineel en blijkbaar meer politiek bewogen dan de andere gesprekspartners die aan het publieke leven deelnemen.
Over de problemen waarmee de doorsnee-vrouw iedere dag wordt gekonfronteerd vernemen we te weinig en ook de kontinuïteit in de honderdjarige emancipatiestrijd wordt haast niet doorgelicht. Nochtans is het neo-feminisme dat de geïnterviewden verdedigen niet denkbaar zonderde veel moeilijker strijd van enkele generaties vrouwen die voor de eerste feministische doorbraak hebben gezorgd of die met heel hun leven hebben aangetoond dat volledig zichzelf zijn voor de vrouw een stukje levenskunst veronderstelt plus de nodige zelfhumor om afstand te kunnen nemen tegenover sommige situaties. Dat Rita Jolie zich heeft laten fotograferen met de memoires van Annie Romein-Verschoor in de hand laat anderzijds vermoeden dat er voor die kontinuïteit met een rijk verleden toch wel aandacht bestaat.
Hilda Craeybeckx trekt het probleem meer open door te stellen dat het vrouwenjaar bij ons verkeerd begrepen is en de UNO vooral de vrouwen in de ontwikkelingslanden heeft willen helpen. Maar erg diep werd ook hier niet ingegaan op de nochtans zeer goede vragen van Myriam Ceriez. Blijkbaar zijn de gesprekken te kort voor een diepgaande terreinverkenning. Dat is misschien de voornaamste reden waarom zowel de lezers als sommige geïnterviewden, naar ik vernam, niet helemaal tevreden kunnen zijn met het eindrezultaat. Men blijft noodgedwongen te veel aan de oppervlakte. Of men vertelt zo maar wat zoals Begga D'Haese, just a talking. Of men gaat niet in op de laatste vragen zoals in het gesprek met de arts-kloosterzuster Lydia Schelkens. Misschien moet men zelfs de vraag stellen of de boekvorm voor dit soort gesprekken wel geschikt is.
Wie dit onvermijdelijke tekort op de koop toe wil nemen, zal van deze gesprekken vooral onthouden dat geëmancipeerde vrouwen niet noodzakelijk aan menselijke vrouwelijkheid inboeten, integendeel.
Maria de Leebeeck, Brasschaat
Enige Vrouwen. Gesprekken met Rika de Backer, Hilda Craeybeckx, Begga D'Haese, Lucienne Herman, Rita Jolie, Nelly Maes, Lydia De Pauw, Lydia Schelkens en Carla Walschap. Samenstelling: Myriam Ceriez. Elsevier Sequoia, Brussel, 205 blz., 1975.