Ons Erfdeel. Jaargang 19
(1976)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 304]
| |
vlaamse bewegingBrusselaria 9.Franstalig kultuurimperialisme in Brussel door vreemdelingenpolitiek?In verschillende van onze vorige bijdragen hebben wij het reeds gehad over de invloed van de niet-Belgische bevolking in Brussel op allerlei fenomenen in het hoofdstedelijk gebied. In Brusselaria 1Ga naar eind(1), waarin wij een beeld hebben proberen te schetsen van de toestand van het Nederlandstalig onderwijs, hadden wij reeds vermoedens geuit omtrent de betekenis van de vreemdelingenbevolking voor de onderwijssituatie in Brussel. In onze vorige bijdrageGa naar eind(2) konden wij onze vermoedens bevestigen aan de hand van recente cijfers. Het spreekt vanzelf, indien de niet onbelangrijke aanwezigheid van kinderen van immigranten struktureel het Brusselse bevolkingscijfer aantast, dat deze invloed niet alleen beperkt blijft tot allerlei onderwijsaangelegenheden. De duidelijke aanwezigheid van de vreemdelingen in Brussel is een reëel demografisch feit. Als zodanig heeft dit ernstige gevolgen voor de verhouding tussen de hoofdstedelijke kulturen op sociaal, taalsociologisch, taalpolitiek, administratief, kultureel en politiek gebied.
Wat is in feite de demografische struktuur van de Brusselse agglomeratie? Volgens Drs. E. Van HeckeGa naar eind(3) zou de Brusselse bevolking in de 14de eeuw ongeveer 20.000 zielen geteld hebben en in 1700 ca. 80.000. Vervolgens, op basis van tellingen, 57.370 (in 1755), 66.297 (in 1830). In 1846 had de huidige Brusselse agglomeratie 211.634 inwoners. De bevolking van de binnenstad groeide aan tot in 1890 (157.374 inwoners) samen met die van de agglomeratie, daarna daalde zij (tot 61.993 in 1961). De bevolking van de agglomeratie groeide echter aan tot 1.022.795 inwoners in 1961. Deze forse toename is hoofdzakelijk veroorzaakt door de aanvoer van vreemdelingen. Daar komen wij dadelijk op terug.
Over geheel België waren er per 31 december 1973 774.845 vreemdelingen - waarvan 250.000 niet uit de EEG. In 1947 waren er dat slechts 367.619 en in 1968 678.797 waarvan 200.000 in de provincie Brabant en in de 19 Brusselse gemeenten alleen al 157.504Ga naar eind(4).
De enorme aangroei van het aantal vreemdelingen in de 19 gemeenten blijkt nog duidelijk uit de volgende gegevens: tussen 1960 en 1970 verdubbelde hun aantal. De vergelijking van geboorte- en sterftecijfers van vreemdelingen en inlandse bevolking in Brussel doet vermoeden dat de betekenis van de immigranten aldaar alsmaar groter wordt. Voor 1967-'69 bedroeg het geboortecijfer van de immigranten 23 o/oo, en het sterftecijfer 5,8 o/oo. Voor de Belgische bevolking waren dat respektievelijk 11,6 o/oo en 15 o/oo. In 1970 bedraagt het geboortecijfer van vreemdelingen 24 o/oo, van de Belgen slechts 11,4 o/oo en in 1974 respektievelijk 26 o/oo en 9 o/oo. De evolutie is maar al te duidelijk! Hou daarbij nog rekening met het feit dat de gastarbeiders in het Brusselse hoofdzakelijk jongere mensen zijn - dus minder sterfte en meer geboorten dan bij de autochtonen - en dan mag men konkluderen dat vandaag de dag de Brusselse bevolking (19 gemeenten) voor 30% uit vreemdelingen bestaat!
Demografen hebben uitgekiend dat het Brusselse bevolkingscijfer binnen twee generaties opnieuw een stijging zal kennen - ten minste indien de evolutie zo verder gaat; dit zal dan hoofdzakelijk te wijten zijn aan de invloed van de vreemde bevolking. Men durft zelfs te stellen, dat tegen 1985 in sommige Brusselse gemeenten de Belgische bevolking in de minderheid zal zijn tegenover de immigranten. Schaarbeek heeft nu bijna 30.000 vreemdelingen op een bevolking van ruim 100.000 inwoners; in Sint-Gillis zouden de vreemdelingen ruim 30% uitmaken van de totale bevolking. Paul De Kerpel haalt o.m. aan, dat er in de Noordwijk een school is waar van de 700 leerlingen in de lagere afdeling slechts 13 Belgische kinderen zijnGa naar eind(5)! Ukkel heeft 11.000 vreemdelingen op een totaal van 80.000 inwoners! enz.
Hoewel de gegevens vaak verschillen kan men toch met enige zekerheid aannemen, vooral op basis van gegevens van het Nationaal Instituut voor de Statistiek, dat tussen 25 en 30% van de Brusselse bevolking uit vreemdelingen bestaat. Dit berust dan nog alleen op basis van de officieel ingeschrevenen: men moet nog rekening houden met de permanente aanwezigheid van een aantal klandestiene gastarbeiders die, enige tijd geleden, in de belangstelling kwamen. Men mag daarom gerust uitgaan van 30%.
Om nu een beeld te hebben van de totaalstruktuur in Brussel moet je daartegenover ook enig inzicht hebben in de verhouding Nederlandssprekenden / Franssprekenden. Daarover bestaan enkel gissingen. De ramingen gaan van 27% Nederlandstaligen (Kint, raming ‘Rode Leeuwen’ en enquête European Marketing Research Association), 30% (Vice-Goeverneur Cappuyns, Deconinck) naar 38,8% | |
[pagina 305]
| |
(Roels). Daarbij kan men zich de vraag stellen wat een Nederlandstalige precies is! Hij die Nederlands praat? Hij die zich als dusdanig volledig affirmeert? Hij die het Nederlands of een dialekt als huistaal gebruikt? enz. In een vorige bijdrage konden wij ook vaststellen, samen met André Monteyne, dat ongeveer 20% van de Brusselse bevolking in de laatste verkiezingen zijn stem had uitgebracht op een uitgesproken Vlaamse lijstGa naar eind(6). Hoewel elke nieuwe raming enige onzekerheid in zich houdt, kunnen we dus aannemen dat ongeveer 25% van de Brusselse bevolking als Nederlandstalige mag worden beschouwd, met alle gevaren die deze hypotese inhoudt!
Wij hebben dus 25% à 30% vreemdelingen, 25% Nederlandstaligen en uiteraard 45 à 50% Franstaligen. Deze laatsten maken dus als homogene kultuurgemeenschap in Brussel zelfs geen demografische meerderheid meer uit. Wel dient gezegd te worden dat zuiver taalkundig bekeken de meeste vreemdelingen in Brussel die één van onze landstalen machtig zijn het Frans hebben gekozen!
Indien deze evolutie blijft aanhouden - dat de gastarbeiders hoofdzakelijk in het Frans worden onthaald en aangetrokken - dan wordt het gewicht van een soort heterogene maar uitsluitend Franstalige gemeenschap in Brussel hoe langer hoe zwaarder. Volgens ons houdt dit een zeer ernstig gevaar in voor de toekomst van het bestaan van de Nederlandstalige gemeenschap in de hoofdstad. Immers, indien vandaag de dag de Franstalige druk hoofdzakelijk bestaat uit FDF, PL, PSC en dergelijke, dan is dit omdat de vreemdelingen nog geen politieke medezeggingsschap hebben in gemeente en agglomeratie. Het is echter te verwachten - indien de vreemdelingen hun aantal zien aangroeien - en dat lijkt duidelijk - dat zij eveneens politiek medebeheer zullen eisen. Wij durven dan ook het vermoeden uiten dat de ekstreem Franstalige gemeentepolitici uit deze zaak munt zullen proberen te slaan, enerzijds om de positie der Franstalige meerderheid in Brussel te handhaven, anderzijds om een onmiskenbare vooruitgang van de Nederlandstalige gemeenschap in Brussel te stuiten. De situatie is in Brussel duidelijk anders dan in Nederland waar een Surinamer, wil hij zich integreren, zo goed als verplicht is het Nederlands te assimileren - voorzover dat nog niet gebeurde alvorens hij naar Nederland kwam.
Dit is dus, voor de Nederlandstalige gemeenschap in Brussel niet zo positief te noemen... Naast onze interne kommunautaire Brusselse aangelegenheden stelt zich dan ook het ernstige probleem van de gastarbeider als mens. Met De Kerpel kunnen wij ons deze vraag stellen of hij geassimileerd dient te worden ofwel of hij geïntegreerd dient te worden in onze maatschappij, met behoud van zijn kultuur. Wat wil hij? Wil hij hier blijven? enz. Eén ding staat vast, zoals het er nu uitziet speelt het fenomeen van de immigratie in Brussel in de kaart van de Franstalige politici die hun absolute machtspositie in Brussel willen behoudenGa naar eind(7).
Daar dient ontegensprekelijk iets aan te worden gedaan. Het verslag van het algemeen Vlaams Congres (Brussel, 13 juni 1971) stelde het duidelijk: er dienen maatregelen getroffen te worden ‘om te vermijden dat van het groot aantal vreemdelingen in de Brusselse agglomeratie misbruik gemaakt wordt om Brussel verder te verfransen’Ga naar eind(8). Wij menen persoonlijk dat men o.a. aan dit probleem onvoldoende aandacht schenkt.
Elders stelden wij reeds de vraag waarom immigranten, net zoals in Limburg, niet voor een groot deel in het Nederlands kunnen worden onthaald en opgevangen. Sommige vreemdelingen vragen er zelfs om... Het zal niet helpen, menen wij, met een kursus Nederlands voor vreemdelingen op de BRT: initiatieven in dit verband dienen uit te gaan van de bedrijven zelf, en van de Nederlandstalige kultuurorganisaties; immers, agglomeratie en gemeenten, met hun huidige leiders, zien wij dergelijke initiatieven niet aanmoedigen, verre van ze zelf te nemen! Bestaan er wel degelijk strukturen die een goed onthaal mogelijk maken? Wij menen van niet, anders was de toestand niet zoals hij nu is. Hier ligt een domein waarin o.m. de N.C.C. zich in het kader van de Verenigde Commissies van de Brusselse Agglomeratie verdienstelijk kan maken.
Wij kunnen het hier uiteraard niet hebben over de opportuniteit de toevoer van vreemdelingen al dan niet af te remmen. Dit is een ernstig probleem van menselijke, politieke en strukturele aard dat niet alleen eigen is aan Brussel. Het is een probleem met universele dimensies.
Niettemin is de toestand in Brussel nu zo dat de immigranten in een belangrijke mate het gemeenschapsleven in Brussel beinvloeden, en het ziet ernaar uit dat het probleem in de toekomst nog akuter zal worden: demografische strukturen, taaladministratie, taalsociologische toestanden, kultuurleven en vooral | |
[pagina 306]
| |
onderwijs zijn er onvermijdelijk aan gebonden.
Onze Nederlandstalige mandatarissen in het Brusselse dienen met deze problematiek zeker rekening te houden en naar konkrete middelen uit te zien om in dit perspektief de Nederlandstalige gemeenschap te vrijwaren van een soort verstikking tussen een primaire en een sekundaire Franstalige kultuurgemeenschap. Het is dan ook met genoegen dat wij hebben kunnen merken dat het Kongres der Brusselse Vlamingen (26 april 1975) een werkgroep heeft opgericht in het kader van zijn aktiviteiten, gewijd aan de vreemdelingenproblematiek.
Kunnen wij, met alle eerbied voor onze gastarbeider, lijdzaam toezien dat hij op een of andere manier, o.a. door politieke manoeuvers, zou bijdragen tot de aftakeling van de Nederlandstalige gemeenschap in Brussel, met haar zo zeldzame en al te teoretische rechten die ze daar nu bezit en die, met de steun van de algehele Nederlandstalige gemeenschap, de groeikern moeten uitmaken van een redelijk bestaan voor de Vlaming in Brussel? Dat wil de gastarbeider zelf vast niet!
Alex Vanneste |
|