gende reeks: 1. tweede instrument; 2. kompositie; 3. kunstgeschiedenis; 4. literatuurgeschiedenis; 5. inleiding tot de filozofie; 6. muziekestetika; 7. bewegingsleer; 8. diktie; 9. gespecializeerde koorleiding; 10. seminarie-oefeningen; 11. psychopedagogische afdeling.
Voor de tweede cyclus in de afdeling muziekteorie (ten minste twee studiejaren) worden de volgende vakken verplicht gesteld: 1. grondige studie van de muziekteorie (grondige studie van de geschreven harmonie, muziekanalyse, contrapunt en fuga); 2. piano en begeleiding; 3. grondige vraagstukken van de muziekgeschiedenis met oefeningen; 4. praktische harmonie; 5. praktische oefeningen. Bovendien moet elke student uit de volgende reeks ten minste één optievak kiezen: 1. kompositie; 2. orkestdirektie; 3. koordirektie; 4. psychologische opleiding; 5. grondige studie van contrapunt en fuga.
De vakken van muziekteoretische of praktische aard zoals notenleer, harmonie, muziekanalyse, muziekgeschiedenis e.a. vormen ook voor de instrumentale en vokaie afdelingen de inhoud van het verplicht studiepakket. Daarbij komt dan een hele reeks hoofd- en nevenvakken die specifiek voor dat bepaald instrument of die bepaalde vokale richting geëigend zijn. In de instrumentale afdeling kan men zoals vroeger zijn keuze laten vallen op klavier, orgel, klavecimbel, gitaar, harp, een strijkinstrument, een blaasinstrument of de groep perkussie-instrumenten. In de vokale afdeling kan de student vanaf de tweede cyclus opteren voor lied-oratorio of voor lyrische kunst.
Ziedaar de belangrijkste vernieuwingen wat de struktuur en de algemene inhoud van het professioneel muziekonderwijs betreft. Het eindverslag van de koördinatiekommissie handelt verder nog over de karakteristieke leerstof van elk vak, de specifieke toelatingsvoorwaarden voor elke discipline, de jury's, de eksamens enz. Het zou ons natuurlijk te ver leiden indien we hier ook die aspekten van internere aard zouden belichten. Trouwens in sommige gevallen gaat het enkel om suggesties die door de plaatselijke werkgroepen nog verder uitgestippeld en aangepast moeten worden.
Het spreekt vanzelf dat de hierboven beschreven hervorming haar reperkussies heeft op het voorbereidend muziekonderricht, dat binnen de traditionele strukturen verstrekt wordt in het muziekonderwijs met beperkt leerplan (muziekakademies e.d.) en in de kunsthumaniora-muziek. Ook daaromtrent vinden we in het eindrapport interessante beschouwingen en richtinggevende voorstellen. ‘Evenals in de koninklijke muziekconservatoria wordt in het muziekonderwijs met beperkt leerplan de struktuur te overwegend bepaald door de individuele begaafdheid en vorderingen van de leerling, dan door wezenlijke struktuurfaktoren. Bovendien vormt de onduidelijkheid van de finaliteit van dat onderwijs vaak een storende faktor: waar statistisch duidelijk blijkt dat de doorstroming naar professionele studies en loopbaan zeer gering is (ca. 22%), wordt de algemene sfeer in een aantal scholen en kursussen sterk bepaald door de kleine groep leerlingen voor wie misschien een muzikale loopbaan als solist is weggelegd. Dat brengt o.m. met zich dat zinvolle aktiviteiten voor de “amateur” zoals muziek leren beluisteren, groepsmusiceren in ensemble, orkest of koor moeizaam of niet van de grond komen. Het is dan ook wenselijk bij een hervorming een duidelijker oriëntatie (enerzijds amateurs-, anderzijds preprofessionele studies) door te voeren’.
Dat muziekonderwijs met beperkt leerplan zou volgens het hervormingsplan drie niveaus omvatten: 1. voorbereidend voor leerlingen van zes tot 12 jaar; 2. lager sekundair voor leerlingen van twaalf tot veertien-vijftien jaar; 3. hoger sekundair voor leerlingen van veertien-vijftien tot achttien jaar. Vanaf het hoger sekundair zou dan een splitsing worden doorgevoerd in een richting ‘amateur’ en in een richting ‘pre-professioneel’. Het hervormingsplan bevat wel enkele algemene suggesties en principen in verband met muziekinitiatie, notenleer, instrumentale opleiding, overgang van het ene naar het andere niveau; doch de verdere details en de uitwerking zullen het onderwerp uitmaken van een speciale onderzoekskommissie.
In het kader van de hierboven geschetste hervorming blijkt de kunsthumaniora-muziek de aangewezen voorbereiding te zijn tot de hogere muziekstudies aan een koninklijk muziekkonservatorium. ‘De huidige traditionele formule zal naar alle waarschijnlijkheid mettertijd vervangen moeten worden door een VSO-formule, waarbij het voornaamste probleem het behoud is van de motie “instelling”; het splitsen van de opleiding (b.v. door de formule: algemene vakken in één school, artistieke vakken in een andere) is volstrekt te verwerpen.’
Tot zover de belangrijkste as-