kunnen voortzetten, gezien het feit dus dat er in zijn werken als filmer een hiaat is, is Het jaar van de kreeft verrassend doorwerkt en hoopgevend te noemen.
Het thema van ‘Het jaar van de kreeft’ vertoont een zekere verwantschap met Bergmans ‘Huwelijksbekentenissen’. Een verbondenheid in een liefdesrelatie tussen een man en een vrouw, die door het egocentrisme van beiden een totaal frustrerend karakter krijgt. Bij Bergman treedt het konflikt pas na vele jaren huwelijksleven aan het licht, in ‘Het jaar van de kreeft’ vrijwel onmiddellijk na het aanknopen van de liefdesrelatie tussen de man en de vrouw. Dit heeft tot gevolg, dat het konflikt bij Bergman dieper schijnt te zijn uitgewerkt, terwijl het bij Curiël spontaner en gepassioneerder schijnt te zijn.
Bijzonder te waarderen is de manier waarop de figuren van de man en de vrouw door Curiël zijn geregisseerd. Hier heeft waarschijnlijk de invloed van producent Sluizer in sterke mate toe bijgedragen. Sluizer heeft in zijn eigen films - ik bedoel, onder zijn regie gemaakte films - bewezen, dat hij een sterke greep had op het doen en laten van zijn figuren. Een hoogtepunt daarin vormt het sterk emotionele drama ‘Joao’. We kunnen daarom gerust aannemen, dat Sluizer, in zijn samenwerking met Curiël, matigend op diens regie zal hebben ingewerkt. Die gematigdheid steekt namelijk zeer gunstig af bij de soms te sterke ‘bewogenheid’ - een uitwendige, niet van binnenuit komende bewogenheid - van ‘De aktivist’.
Toch is ‘Het jaar van de kreeft’ geen Sluizerfilm geworden, daarvoor zijn er te sterke aksent-verschillen. Bij Sluizer is er, ook in zijn dokumentaire films, een filmaksent dat je onweerstaanbaar naar het begrip ‘epos’ voert: het drama dat in zijn breedte supramenselijk wordt. In Curiëls uitbeelding blijft het drama een intieme geschiedenis tussen twee personen. Konsekwent en zuiver in zijn psychologie en over het geheel genomen goed geleed in haar dramatische opbouw.
Tot de belangwekkende films in de afgelopen maanden door Nederlandse kineasten in vertoning gebracht hoort ook Een land om mee te leven van Frank Zichem. Frank Zichem is van Suriname afkomstig en in zijn films houdt hij zich met nadruk bezig met zijn geboorteland. Bekendheid kreeg hij door zijn eerste speelfilm ‘Gebri doro’, waarin de mytische goede god van Suriname een bezoek brengt aan het Surinaamse volk, om te zien hoe het dat volk in zijn uitverkoren gebied Suriname vergaat. In een mengeling van vriendelijke fantasie en wrange dokumentaire werkelijkheid gaf Zichem in die film met allereenvoudigste middelen duidelijk aan, dat het gros van de mensen in Suriname kwa bestaan in een minpositie verkeren. De god ervaart dat als vlees geworden donkerhuidige Surinamer aan de lijve.
Wat in deze film vooral boeide was het door Frank Zichem aan de dag gelegde vermogen om met heel eenvoudige middelen tot de kern van de zaken door te dringen. Zonder enige retorische opzettelijkheid kwam de schamelheid van de Surinamer in zijn bestaan markant aan het licht. Zichems verzet daartegen beperkte zich tot de pijnlijk verbaasde kijk van de god op het habenichtsen-bestaan van zijn mensen (die god was een omzetting van Frank Zichems persoonlijke visie).
Zichems verzet bleef in ‘Gebri doro’ in zekere zin onuitgesproken, het had het karakter van weemoed. Na die film is bij Zichem het voornemen ontstaan om filmisch manifester in het verzet te gaan: hij wilde in Suriname zelf een film gaan draaien over een slavenopstand en de leider van die opstand. Maar is het (ondernemers)klimaat in Nederland al ongunstig voor kreatieve kineasten, dat is in Suriname nog erger. Zichem heeft gekozen voor een andere vorm dan die van de historische fantasie. Gesteund door subsidies van de Sticusa en de KRO heeft hij zich niet tot het Surinaamse verleden gewend, maar tot Suriname's hedendaagse realiteit.
Karakter en inhoud van de film worden getypeerd door de strekking van het aan het slot van de film door de groep Opo gezongen lied Fri. Die strekking is: in naam van onze vrijheidsstrijders zullen wij zelfstandig zijn. Vrijheid is meer dan een eigen regering, meer dan een eigen grondwet, meer dan een eigen vlag, meer dan een eigen volkslied. Want het buitenland verrijkt zich ten koste van ons land.
Bij Zichem heeft land een tweevoudige betekenis. Zowel de betekenis van natuur - de grond, met alles wat daaraan annex is - als van mensen. Dat land - natuur en mensen - wordt ontdaan van zijn schatten: bauxiet, hout (boomstammen) en vruchten (vooral bananen). Dit komt niet ten goede van de bewoners van het land, die voor een groot deel van alles berooid zijn en hard moeten zwoegen voor een allerschamelst beetje bestaan.
Het zwoegen van de mensen blijft beperkt tot enkele uren per dag, tot aan de grote middagwarmte. Om een indruk te geven van de onvermijdelijkheid van zo'n inperking heeft Zichem de