Film-eksperimenten in Utrecht.
De 40e manifestatie van het Goethe-Instituut was gewijd aan films van Mauricio Kagel (Solo en Anthitese), aangevuld met Pacific 231 van Jean Mitry en Orchesterprobe van Karel Valentin. Een programma dat in musea van Amsterdam, Maastricht, Utrecht, Den Haag, Rotterdam, Eindhoven, Arnhem en Groningen vele nieuwsgierigen bereikte in de periode van 8 tot 20 februari.
Kagel is dol op spraakverwarring, op dadaïstische effekten. Men hoort een geluid en verwacht daarbij een beeld, of vice-versa, dat wil zeggen: bij Kagel komt men dan bedrogen uit, hij laat zien hoe weinig vanzelfsprekend het vanzelfsprekende is, hoe kwetsbaar tradities zijn, kortom: hoe gemakkelijk er verwarring is te stichten.
Ook op een Kagelkoncert zijn de teaterelementen niet van de lucht. Het Kagel-koncert vorig seizoen in Den Haag bijvoorbeeld bracht veel meer dan een geordend koncertgebeuren. Bij zijn orkestrale visie op Brahms-Händel-variaties kon men Kagel, Brahms en Händel in levende lijve aanschouwen, - over filmisch gesproken...
Is het beeld belangrijk, sterker: overwoekert niet zelden een teatraal uitgangspunt Kagels muziek, bij Frits Weiland staat de muziek voorop.
In het Instituut van de Utrechtse Stichting Film en Wetenschap werd in diezelfde periode een tweetal van zijn films vertoond: Filmproject 2 en beelden bij Schönbergs ‘Begleitmusik zu einer Lichtspielszene’ opus 34 uit 1930. In beide gevallen zijn de beelden ondergeschikt dan wel gelijkwaardig aan de muziek.