Ons Erfdeel. Jaargang 19
(1976)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| |
toneelHet Reservaat.Wat heeft Boudewijn Vander Plaetse ertoe aangezet de roman Het Reservaat (1964, Manteau, Brussel) van Ward Ruyslinck voor toneel te bewerken en het stuk dan ook zelf te regisseren in Vertikaal, zijn eigen teater? Reeds jaren liep hij met de gedachte rond dat Het Reservaat stof te over bood voor visualisering. Het tema van het boek: ‘wie niet meeloopt met de kudde, wie er op staat uit zijn eigen persoonlijkheid te handelen, wordt als curiosum afgezonderd’, intrigeerde hem, vooral sedert de technokratische utility-and-profitmaatschappij zeer duidelijke vormen aannam. Na een gesprek met Dré Poppe bleek er bij de Vlaamse tv wel belangstelling te bestaan om Het Reservaat als tv-spel te programmeren. Maar toen bleek ook dat er reeds een Poolse versie bestond en dat het Antwerpse Fakkelteater het plan had deze versie te spelen. Er was echter geen bezwaar in een ko-produktie met Vertikaal. Het Reservaat werd inderdaad van december 1973 tot mei 1975 met sukses gespeeld in een klein teater in Warschau, maar na vertaling bleek de Poolse versie teveel plak- en knipwerk en beantwoordde ze niet aan de visie die men hier op de zaak had. Evenmin kon een bestaande Nederlandse bewerking dienen die door een leraar werd gemaakt en door leerlingen in Vlissingen werd opgevoerd in de vorm van een totaalspektakel. Dan werd Jan Christiaens aangesproken om een bewerking te maken, maar deze kon, wegens werk aan o.a. zijn stuk ‘Twee werelden’, hierop niet ingaan. In nauwe ruggespraak met Ward Ruyslinck heeft Boudewijn Vander Plaetse toen zelf het stuk geschreven. Het heeft altijd in de bedoeling gelegen van het Gentse voorstadteater Vertikaal (Gentbrugge) ‘stukken te programmeren uit het moderne repertoire die een ruim publiek aanspreken en passen in een kleine ruimte’Ga naar eind(1). In deze - vooral angelsaksisch gekruide - voor-elk-wat-wils-optiek, zijn in de loop van het zeventienjarig bestaan van Vertikaal toch enkele uitschieters genoteerd, en is men, na De Spiraal van Marc Minnerose (op 3 maart 1971 gekreëerd) aan de tweede kreatie toe van nieuw Vlaams werk.
In Het Reservaat maakt Ruyslinck het proces van een schijnbeschaving, die achteraf beschouwd toch een historische beschaving blijkt te zijn. Het symbool van zo'n beschaving, Paalberg, het zgn. staatsreservaat waarin een aantal ‘overlevingstypen’ als zeldzame eksemplaren voor het nut van de ‘wetenschap’ bewaard worden, aardt zeer sterk naar de voorbeelden van bijvoorbeeld Jodenghetto's, indianenreservaten of zigeunerkampen, opgericht zogezegd om een minoriteit te ‘beschermen’. In (het toekomstige?) Paalberg zijn bewaarplaatsen gereserveerd voor uitstervende typen: de idealist, de altruïst, de platonische minnaar, de filantroop. Wie in de vermaterialiseerde samenleving niet is als iedereen, loopt gevaar in Paalberg geïsoleerd en tenslotte ‘bij gezet’ te worden. Het eerste deel van het stuk toont in flash-backs de aanleiding tot de aanhouding van Basile Jonas, de gevoelige en gewetensvolle leraar die zich ontfermt over de leerlinge Marta. Deze is het slachtoffer geworden van een scheefgetrokkenBoudewijn Vander Plaetse.
gezinssituatie en van de verregaande avances van een zeer invloedrijk burger. Zijn gevoel- en gewetensvol optreden maakt Jonas tot een onaangepaste in een samenleving die een dergelijke handelwijze als non-konformisme beschouwt. De dichterlijke visie van Jonas op die samenleving en zijn zuivere, haast onthechte levenswijze, maken hem dubbel verdacht en brengen hem ook voor een soort uitzonderingsrechtbank die hem tenslotte tot ‘gratis logement’ in Paalberg veroordeelt. Het tweede, en tevens meest visionaire deel, speelt in het klinische Paalberg. Hier wordt het stuk sarkastisch, spottend op het psychiatrisch onderzoek bijvoorbeeld, een klimaat evocerend van cynisme en onmenselijke strakheid, ook in het dekor (ontwerp van Michel Bracke en Etienne Hublau) gesuggereerd. Konsekwent wordt het bezoek van Marta dan ook geen passionele ontmoeting tussen Jonas en Marta, maar een kille bevestiging van wat reeds kon worden ver- | |
[pagina 284]
| |
ondersteld: Marta is tot de grijze kudde toegetreden. Zij heeft niet de moed opgebracht, zoals Jonas, een witte olifant te zijn. Het slot van het stuk werd door Ruyslinck zelf geschreven en komt dus niet overeen met het einde van zijn roman. Dit kompakte slot en ook het gewoon weglaten van enkele figuren uit het boek, maken van de toneelversie een indringend stuk, dat zowel in aankleding als vertolking, precies en sober, vrijwel zonder smet, in regie van Vander Plaetse verloopt. De regisseur verklaarde dat hij nooit tot de bewerking van Het Reservaat zou zijn gekomen, zonder de zekerheid dat Roger Dewilde de hoofdrol zou spelen. Het is inderdaad een goede optie geweest. In eenzelfde beheerstheid akteerden ook Liliane De Waegeneer (Marta), Huguette Goossens (Marta's moeder), Anton Cogen (als schooldirekteur Walvis en als prof. Faes), Oswald Versyp (als kanunnik Lemaire en als Paalbergassistent Stichler), Walter Boni (vooritter van de rechtbank) en André Vermaerke (Vasalis, tevens regie-assistent). Van Het Reservaat werden om en nabij vijftig voorstellingen gespeeld in Vertikaal, St.-Bavo (Gent), het Fakkelteater (Antwerpen) en de Beursschouwburg (Brussel). Daarvan waren een twintigtal schoolvoorstellingen. R. Arteel |
|