Welk symbolisme?
Je houdt van de beeldende kunsten, je bent min of meer op de hoogte van de moderne kunstgeschiedenis, je vindt symboliek erg boeiend en belangrijk, maar toch loop je met enig onbehagen langs de uitgebreide keus schilderijen van ‘Het symbolisme in Europa’ (in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België te Brussel, van januari tot maart 1976). Vanwaar dit onbehagen? Omdat de belangstelling (een enorm resultaat: 70.000 bezoekers op het einde) zo overdruk was en een beetje snobistisch leek? Want ‘1900’ (einde 19de en begin 20ste eeuw) is nu zeker ‘in’ en lijkt opnieuw doorgebroken - getuige hiervan de huidige retro-mode, die nogal kritiekloos een grote massa belangstelling kan kanaliseren, alsof kubisme, dadaïsme en pop art nooit hebben bestaan.
De twintigers uit de jaren vijftig en zestig zijn nu dertigers en veertigers geworden en hun sociale, maatschappelijke en politieke interesse of inzet is allicht afgezwakt of individualistischer geworden, terwijl de nieuwe generatie van jongeren op dit ogenblik blijkbaar minder behoefte heeft aan inzicht in het totale wereldgebeuren (waarin nochtans ook de estetische smaak en de artistieke opvattingen evolueren, voor- of achteruitgaan, al naargelang van), noch aan het situeren in een kritischhistorische kontekst. Er komen weinig of geen analyses van de jongeren, en weinig kritiek, er lijkt weinig energie op te bruisen.
Maar goed, misschien gaat minder sociale, maatschappelijke etcetera belangstelling samen met meer verlangen naar het wereldvreemde, het egocentrische, het religieuze, het eksotische, het irreële, de droom en dies meer, al behoeft mijns inziens het ene het andere niet per se uit te sluiten. Doch nu terug naar de eigenlijke tentoonstelling: Welk symbolisme? Naar mijn gevoel, een zeer heterogene verzameling, met werken die thuishoren bij richtingen, scholen of schooltjes, bij kunststromingen als de laatromantiek, een soort neo-classicisme, de Nabis, de pre-Rafaëlieten, de Jugendstil, waartussen dan nog grote figuren als Ensor, Gauguin, Rops, Munch, de Chirico. Kortom, een zeer interessante en zelfs boeiende opzet, maar de ‘noemer’ symbolisme blijft toch wel een beetje geforceerd.
Een symbolisme dat op een pikturale of schilderkunstige wijze, met een vaak grafische inslag, het individuele zieleleven van de mens wil uitbeelden, mystisch, mytisch, romantisch, filosofisch, immaterieel, mysterieus, in een kader van natuur, eenzaamheid, dood, liefde, reine emotie, droom, geïdealiseerd, geromanceerd, en soms een beetje artificieel en oppervlakkig, soms te schools en te akademisch, soms te modieus en te kitchachtig bijna, zoals sommige prentjes op oude koekdozen (die nu ook reeds antiek zijn geworden).
Want de belangrijke en boeiende werken zijn volgens mij diegene die erg goed geschilderd zijn (wat is goed schilderen?) en die een taal van inhoudsvormen kunnen spreken die diepgaand en veelzijdig is. Vóór de allesomwentelende periode van het kubisme moet men de figuratieve schilderkunst toch een beetje meten aan de grote, bekende meesters van de 16de, 17de en 18de eeuw, en louter op dit vlak zou ik ‘het symbolisme’ grosso modo niet als een vooruitgang durven te bestempelen. En de eigenlijke ‘symboliek’ met de erbij horende sfeer die soms okkult is, erotisch, religieus, panteïstisch en dergelijke, lijkt me niet zo boeiend en eerder een beetje gemakkelijk; ik heb me maar zelden van deze indruk kunnen ontdoen. Persoonlijk miste ik vaak de intense en artistieke gedrevenheid, het diepmenselijk getormenteerde, maar vooral het brede gamma van niveaus (individueel-psychologisch, sociaal etc., en natuurlijk ook estetisch en artistiek), kortom ik miste een brede en diepe rijkdom, zoals die mijns inziens wél aanwezig is bij Ensor (De intocht van Christus in Jeruzalem), Munch (Angst) en Rops bijvoorbeeld (Het offer en De opperste ondeugd).
De kleuren, tinten en schakeringen, de sfeer, bij Moreau en Redon bijvoorbeeld, kunnen zeker