door BRT III en stadsbestuur van leper aldaar ingericht. Het BRT-kamerorkest, geleid door Fernand Terby voerde er de ouverture uit tot de opera ‘La farce des deux nues’ op tekst van Herman Closson. Deze moderne opera buffa, die Anton vande Velde als de ‘cluyte van de twee naakten’ vertaalde, is zeer luchtig opgevat met bruisende vitaliteit, vol komische elementen en originele ideeën. De uitgebreide orkestpartituur bevat tal van lichtvoetige thema's, die in boeiende kontrapuntische passages doorheen het orkestkoloriet verwerkt worden, geschraagd door een stuwende ritmiek en ekspressievolle harmonisatie. Legley beschouwt dit opus als een verwijt aan onze tijd ‘Er hangt te gemakkelijk en te dikwijls een gewichtigheid over alles wat van onze tijd denkt te zijn. Als wij in onze 20e eeuw niet leren lachen dan vind ik dat erg’, zo verklaarde hij bij de kreatie in 1966. Het is in elk geval een boeiend geheel dat een nieuwe scenische voorstelling verdient.
Op hetzelfde koncert vertolkte Chantal Grégoire het concerto voor harp en orkest opus 66. Als orkestkomponist bij uitstek heeft Legley hier het orkest een rol toebedeeld die uitstijgt boven het louter omlijsten van een virtuoze solist. Er kan immers gesproken worden van een echte dialoog tussen beiden: het orkest is evenwaardig aan de solist, echter zonder deze te overstemmen. Klassiek van struktuur, met klare schrijfwijze en vloeiende melodie omvat dit werk een samenvatting van de stijlkenmerken van Legley's komponeertrant.
Herman Roelstraete werd te Kortrijk op 25 oktober bedacht met een koncert ingericht door het Kortrijks Gemengd Koor met medewerking van BRT West-Vlaanderen. Daar stonden drie kreaties op het programma: twee liedcycli, nl. ‘Overwegingen opus 90’ (tekst Jacques Coryn) en ‘Voorbij de tuinen opus 93’ (tekst Ria Scarphout) uitgevoerd door Hilde Tondeleir begeleid door Luc Goosen, en het pianokwartet ‘Via vitae opus 99’ uitgevoerd door het Beethoventrio versterkt met Roger Nauwelaers, altviool.
In de jaren 71-72 schreef Herman Roelstraete niet minder dan 5 liedcycli (23 liederen) of het resultaat van enkele jaren zoeken naar een nieuw evenwicht tussen de natuurlijke eigenschappen van de menselijke stem, de taal en de hedendaagse komponeertechnieken. Dit beoogde evenwicht tussen techniek en ekspressie meent Roelstraete gevonden te hebben in een sterke versobering van de middelen. De liedcyclus ‘Voorbij de tuinen’ is daar een treffend voorbeeld van: wat de zangtechniek en de pianistieke aspekten van de begeleiding betreft valt een uiterste eenvoud van materie op, een eenvoud die des te meer geladen wordt inzake inhoud en zeggingskracht. Deze liederen zijn zeer emotioneel van de tekst uit beladen waar ze de evolutie illustreren van de wederzijdse ontdekking van twee mensen tot de vrees voor het opnieuw verliezen van de ander.
Via Vitae voor viool, altviool, cello en piano voltooide Herman Roelstraete in 1973. Het is een overweging over de bereikte leeftijd waar in de vier delen ook vier levensperioden, niet beschrijvend, maar eerder filozofisch worden benaderd. Bovendien houden deze vier delen elk een levensprogramma in: het eerste deel (Vreugden) vol ritmische frisheid omschrijft Roelstraete als ‘mensen graag zien en blij zijn’; het tweede deel (Ruimten) waar lyrische beschouwingen dialogeren tussen snaren en piano omvat ‘dromen, hopen en mensen graag zien’; deel drie (Frenetiek) behandelt in obsederend hamerend ritme het ‘aan hoop en droom hardnekkig vasthouden’ en het vierde deel (Gepeinzen) is een meditatief ‘denken naar het einde toe: hoe wijd, hoe ver, hoe hoog nog?’
Deze beide kunstenaars hebben een aanzienlijk aantal werken gekomponeerd. De opuslijst van Legley omvat zowat 90 nummers, die van Roelstraete 113. Dank zij hun verjaardag werd daaruit in koncerten en op de BRT heel wat geprogrammeerd. Of om nog maar eens aan hetzelfde been te knagen: wanneer komt de tijd dat komponisten in ruimere mate aan hun trekken kunnen komen in koncertleven en radioprogramma's, zonder dat er in verjaardagen of overlijden een zogenaamde aanleiding daartoe dient voorhanden te zijn.
Hendrik Willaert