De Vlaamse Beweging van 1914 tot 1940.
Als deel 5 van Twintig eeuwen Vlaanderen verscheen de tweede helft van De Vlaamse beweging door Dr. A.W. Willemsen, en wel over de periode 1914-1940. Zoals het eerste deel steunt het niet op nieuw bronnenonderzoek, maar is het een samenvatting van de rezultaten van al verschenen studies, in een nieuwe synteze. Het grote verschil met deel I is, dat Willemsen hier zijn eigen, bijzonder degelijk boek over het Vlaams-nationalisme grotendeels kon overnemen. In Ons Erfdeel van juni 1969 heb ik over de tweede uitgave van dat boek met veel lof geschreven; die lof kan ik alleen maar overdragen op het nieuwe werk. Daarin is een belangwekkende en uitvoerige uiteenzetting toegevoegd over de politieke en sociaal-ekonomische evolutie van Belgié, met een beschrijving van de politieke partijen.
De Eerste Wereldoorlog werd behandeld aan de hand van Flamenpolitik en aktivisme, het werk dat Willemsen heeft voorgesteld in Ons Erfdeel van november-december 1974. Het is mij niet duidelijk of hij nog heeft kunnen gebruik maken van de gegevens die werden bekend gemaakt op het Leuvense kolloquium van 15-16 november 1974 over de Vlaamse beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog. Daar toonde Dr. L. Buning aan dat de Duitsers de hand hadden in het opkopen van de Amsterdamse De Vlaamsche Stem door Gerretson. Dat gegeven is hier niet terug te vinden, maar evenmin Willemsens vroegere beschuldiging aan het adres van Van Cauwelaert dat die zich tegen de opgekochte Stem gekant had.
Voor de periode 1918-1940 heeft de auteur grote stukken uit zijn vroeger boek hernomen, maar ze soms in een heel andere toonaard gezet o.i.v. mijn artikel Bormsverkiezing en Compromis des Belges. Het aandeel van regerings- en oppositiepartijen in de taalwetgeving tussen beide wereldoorlogen (in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 1973, blz. 265-330). Toch blijven er nog enkele ernstige meningsverschillen tussen ons.
In Ons Erfdeel kan ik niet verzwijgen dat ik het vergiftigen van het klimaat tussen België en Nederland, het verwerpen van het Belgisch-Nederlands verdrag en het kelderen van het Moerdijkkanaal niet ‘een groot sukses’ vind voor de nationalisten, in het bijzonder voor Herman Vos. ‘Eerst en vooral hadden ze de banden met hun Noordnederlandse vrienden versterkt en mochten ze in dit opzicht ook voor de toekomst goede hoop koesteren... (op) ruimere financiële steun’ voor hun dagblad De Schelde (blz. 235). Ik denk niet dat de historici het een groot sukses voor het F.D.F. of het R.W. zouden noemen, als die de betrekkingen tussen Frankrijk en Belgie hadden weten te verstoren en de ekonomische belangen van Wallonië zwaar weten te schaden; ook niet indien ze in ruil daarvoor geld zouden gekregen hebben voor hun partijkrant. Bovendien vermoed ik dat Vos zich erg onbehaaglijk moet hebben gevoeld in zijn verplichting om een Antwerps dagblad te redigeren dat door een Rotterdamse reder werd gefinancierd. Hij moest onvermijdelijk het woord spreken van wiens brood hij at. In de door Willemsen mee uitgegeven briefwisseling van P. Geyl blijkt de groeiende wrevel van Vos over de voogdij van de Hollandse ‘Grootnederlanders’, een wrevel die moet hebben bijgedragen tot zijn beslissing om de nationalistische partij te verlaten voor de socialistische.
Ik kan het ook niet eens zijn met Willemsens beoordeling van C. Huysmans, die ‘zo'n unieke plaats in de Vlaamse beweging’ innam, ‘een grote kracht voor de beweging’ was en ‘de lieveling van het flamingantische publiek’, dat allemaal hoewel zijn flamingantisme ‘bijzonder gematigd’ was. Was het publiek dan zo naief dat het dit laatste niet dóórhad? Of neemt Willemsen het ernstig als allerlei tegenstanders van Van Cauwelaert, d.w.z. van de leider der Belgisch-loyale flaminganten, riepen ‘dan is Huysmans nog beter’? Dat is toch de gewone politieke praat? Was Huysmans niet de fameuze éénoog in het rijk der blinden?
In Leuven heeft Bernadette Lamiroy zopas een licentieverhandeling geschreven over Camille Huysmans tussen socialisme en Vlaamse Beweging. Een evaluatie van zijn Kultuurautonomie 1910-1929. Ze vond dat Huysmans vóór 1914 de kultuurautonomie van Otto Bauer propageerde met de nadruk op de eentaligheid van de streken, zodat hij wel rechten wilde erkennen voor Waalse minderheden in Vlaande-