Ons Erfdeel. Jaargang 18
(1975)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdVlaanderen in de Wereld.In de loop der voorbije eeuwen heeft een toenemend aantal mensen uit de Nederlanden een weg gevonden naar andere landen en werelddelen. Ik schrijf hier met opzet ‘uit de Nederlanden’, want het is beslist niet zó, dat het alleenrecht van landverhuizen zou berusten bij hen die de Noordelijke gewesten bewonen. Ook de Zuidelijke Nederlanden hebben hun deel geleverd aan die grote stroom van Nederlanders, die, om welke redenen ook, in de vreemde geprobeerd hebben een nieuwe toekomst op te bouwen, zo niet voor zichzelf dan toch zeker voor hun kinderen. Daarvan legt getuigenis af het in opdracht van de Vlaamse Vereniging ‘België in de Wereld’ geschreven en onlangs in de Reinaert Reeks verschenen boekwerk ‘Vlaanderen in de Wereld’Ga naar eindnoot(1) van de hand van Arthur Verthé, die bij de samenstelling de gewaardeerde medewerking heeft weten te verkrijgen van Bernard Henry, een niet onverdienstelijk beschrijver van de vele door hem gemaakte ontdekkingstochten. De verschijning van dit boek heeft alles te maken met het levensdoel dat Arthur Verthé zich gesteld heeft: het Vlaamse volk in het buitenland te helpen en de Vlaamse internationale aanwezigheid op de juiste waarde trachten te schatten. Met het verstrijken der jaren werd het hem geleidelijk aan steeds duidelijker op welke wijze te werk gegaan moest worden. Daarbij is een drijfveer van grote betekenis geweest een opmerking die een vriend eens had gemaakt omtrent de Vlaamse uitgewekenen, een opmerking waarvan hij niet meer los heeft kunnen komen. ‘Voor het moederland is de uitwijkeling een verloren nummer, waarvoor nooit het beste kalf geslacht zal worden. Voor het uitwijkingsland is hij een gast. In beide gevallen staat hij buiten de maatschappij. De emigrant blijft materieel en moreel uitsluitend op zichzelf aangewezen, hoewel hij meer dan wie ook houvast nodig heeft’ (blz. 5). Eensdeels zijn het deze woorden geweest die de schrijvers ertoe hebben aangezet, als was het om ze te toetsen op hun waarheidsgehalte, hun wereldwijde zwerftochten langs de uitgeweken volksgenoten te ondernemen en hun belevenissen en ervaringen te boek te stellen, anderdeels is daar die vrouw ergens in Paraguay van wie na haar dood bekend werd dat ze een Belgische was, die voor Verthé hét symbool geworden is ‘van de duizenden onbekende Vlamingen die door België in het buitenland moreel werden vermoord, met meer zekerheid (...) dan de Franse guillotine koppen heeft doen vallen. We hebben hen vermoord, omdat we hen verwaarloosden, omdat we hen in de steek lieten, omdat we hen geen houvast hebben geboden’ (blz. 6). Deze vaststelling heeft de schrijver tot de vraag gebracht, wat er toch wel de reden van mag geweest zijn, dat Vlaanderen zo kortzichtig was en in de uitgewekenen niet zijn wereldwijde mogelijkheden heeft willen zien Tijdens zijn ontmoetingen met Vlamingen in de vijf kontinenten werd hij juist hierdoor telkens opnieuw getroffen. Als de ‘emigranten materieel en psychologisch ingeschakeld blijven in een gestructureerde en bewuste inzet van de hele Vlaamse gemeenschap’ (blz. 8), zouden ze tot veel grotere waarde gebracht kunnen worden. Dit alles heeft Verthé ertoe ge- | |
[pagina 795]
| |
bracht een inventaris op te maken van de Vlaamse aanwezigheid in het buitenland om zo de aandacht van het tuisfront te vestigen op zowel de mogelijkheden als de verantwoordelijkheden die Vlaanderen in de wereld heeft. Zo is zijn boek, naar zijn zeggen, geworden een bescheiden archief omtrent de historische en internationale dimensie van Vlaanderen. De schrijver heeft de overvloed aan dokumentatie geordend in een drietal afgebakende gehelen. Daar het overgrote deel van de Vlaamse emigrantenstroom zich in de loop der jaren steeds meer is gaan richten op het zuidelijk deel van Ontario, heeft hij het eerste boek van deze omnibus de naam van deze provincie als titel meegegeven. ‘Door de omstandigheden is er een speciale verhouding gegroeid tussen Vlaanderen en Ontario. Deze verhouding is niet van bovenuit opgedrongen; ze is spontane vriendschap die ontstaat tussen gastheer en zijn bezoeker, die niet komt als indringer’ (blz. 13). De Vlamingen die naar Ontario trokken, kwamen er ‘als vreemdelingen die honger hadden’ en juist daardoor lagen in hun houding de ‘dank van de gast en de eerbied voor de vrijheid en tradities van de gastheer’. Het ontstaan van de Vlaamse kolonie in dit deel van Ontario heeft ertoe geleid dat nergens anders ter wereld in het recente verleden een streek zo door Vlamingen werd getekend als juist hier en dan vooral in ekonomisch en sociaal opzicht. Kan van kulturele invloed nauwelijks gesproken worden, (‘intellectuele scholing heette toen voor onze emigranten misplaatste luxe’) ‘hun wezen, wilskracht, eerlijkheid en karakter’ hebben ze ‘spontaan laten gisten in het mensendeeg van hun nieuwe bestaansdecor’. Voor Zuid-Ontario is de Vlaamse aanwezigheid een ‘onvervreemdbaar wezenlijk element’ geworden. In dit eerste deel heeft de auteur hetgeen hij heeft te vertellen, opgehangen aan de figuur van de in 1926 naar Canada geemigreerde Westvlaming Gerard Vanden Bussche. In een boeiende schrijftrant wordt het portret geschetst van de man, die zal uitgroeien tot één van de belangrijkste leidinggevende Vlamingen van Zuid-Ontario. Toch geloof ik niet dat het schrijversduo alleen om deze reden deze mens heeft uitgekozen als hoofdfiguur. Niet het geslaagd-zijn van Vanden Bussche is bepalend geweest; ik meen dat de schrijvers ten diepste hui keus hebben verantwoord als ze schrijven: ‘Vanden Bussche is een figuur van Streuvels: levend van, op en voor de grond in zijn fascinerend decor van steeds levende, ingrijpende natuur’ (blz. 96). Er zijn gedurende de laatste veertig jaar niet veel dingen in Zuid-Ontario ondernomen of op één of andere wijze is de naam van deze Westvlaming ermee verbonden. Het merendeel van deze aktiviteiten blijkt te cirkelen rond het woord ‘tabak’. Afkomstig als Vanden Bussche is uit de Vlaamse tabaksstreek rond Wervik, ziet hij in deze teelt grote toekomstmogelijkheden. En dat hij goed gezien heeft, is in de loop der jaren wel duidelijk geworden. Het is aan deze Vlaamse ingewekenen te danken, dat vandaag de tabaksteelt van groot ekonomisch belang is geworden voor heel Canada. Voor een niet onbelangrijk deel is dit te danken geweest aan de verwerkelijking van de plannen met betrekking tot het stichten van een onafhankelijke, coöperatieve tabaksveiling om zo aan de verlammende, steeds korrupter wordende ‘machtsgreep’ van de opkopers van de tabaksverwerkende fabrieken te ontkomen. Dank zij de steun van de Provinciale regering is deze veiling er gekomen, waardoor Canada het enige land ter wereld is geworden, waar de tabak wordt verkocht met gebruikmaking van de ‘Hollandse klok’. In sociaal opzicht is de opgang van de tabakskultuur in Ontario van grote betekenis geweest voor de Vlaamse immigranten; de tabak heeft hen uit het Belgische vergeetboek gehaald. Hierbij heeft de toenmalige Belgische ambassadeur in Canada, Baron Daufresne een belangrijke rol gespeeld. Hij heeft n.l. het Brusselse vooroordeel, dat de meeste geëmigreerden maar Vlamingen waren, gelaten voor wat het was en zich in alle oprechtheid geinteresseerd voor de belangen en levensomstandigheden van zijn eks-landgenoten. Zeer belangrijk is ook geweest de aanwerving van Vlaamse studenten voor de zomerkampagnes op de tabaksfarms. Hierbij ging het eerst en vooral om de bedoeling, te weten ‘naast de materiële hulp die de tabaksfarmers kan geboden worden op een studentikoze manier een sociaal-culturele injektie geven aan de Vlaamse nederzettingen in Zuid-Ontario, na tientallen jaren van verwaarlozing’ (blz. 153). Een zaak, waarbij de figuur van Vanden Bussche eveneens ten nauwste betrokken is geweest, is die van de stichting van de ‘Belgian Hall’. Ondanks de vele beslommeringen heeft hij nooit uit het oog verloren dat er behalve ekonomische en sociale aspekten er ook nog een kulturele kant aan de samenleving | |
[pagina 796]
| |
zit. Om in dit opzicht een leegte te vullen, hebben hij en zijn medestanders zich ervoor ingezet te komen tot de opbouw van een Vlaams verenigingsleven. En zo zijn in de loop der jaren in diverse plaatsen in zuidelijk Ontario ‘Belgian Hall's’ verrezen. Opmerkelijk is dat deze centra niet de naam kregen van ‘Flemish Hall’, wat veel meer in de lijn gelegen zou hebben. Hierbij moet evenwel bedacht worden, dat in Canada België identiek is met Vlaanderen; de oorzaak van deze Canadese begripsbepaling is de Vlaamse meerderheid onder de uit België afkomstige immigranten. In het tweede deel laat de schrijver de lezer kennis maken met de Vlamingen die woonachtig zijn in de andere Canadese provincies. Tegelijkertijd is dit voor hem een gerede aanleiding een schat aan historische, aardrijkskundige, volkenkundige en ekonomische gegevens te verstrekken aangaande dit deel van de Nieuwe Wereld. Pas tegen het eind van de 19e eeuw begint de emigratie van Vlamingen naar Canada op gang te komen; verwonderlijk is dit niet als men weet dat zich toen een Canadese immigratie-agent in Antwerpen kwam vestigen met de opdracht de landverhuizing vanuit België én Nederland te bevorderen. Het gevolg is dat met name in West-Vlaanderen velen zich losmaken uit hun leefgemeenschap en trekken naar het land, waarvan ze gehoord hebben, dat ‘appels er groter zijn’ dan waar ook ter wereld. Buiten Zuid-Ontario komen koncentraties van Vlamingen in Canada slechts bij uitzondering voor. Met name in de prairieprovincies leven de daar woonachtige Vlamingen sterk verspreid. Hen te bezoeken vroeg vaak heel wat speurwerk; meestal was het, zoals de schrijver zo treffend opmerkt, een ‘zoeken naar de Vlaamse graantjes op de graanzolder van de wereld’ (blz. 225). Slechts in enkele plaatsen rond Winnipeg maken de Vlamingen de grote meerderheid van de bevolking uit. Met name vestigt de schrijver de aandacht op St.-Boniface; het is immers hier dat de wieg gestaan heeft van de eerste ‘Belgian Club’, welk voorbeeld weldra navolging zal vinden in andere plaatsen met een voldoend grote koncentratie van Vlamingen. De schrijver sluit zijn rondreis door Canada af met de vaststelling, dat, ondanks het de Vlaamse Canadezen bijna zonder uitzondering goed gaat, de hunkering ‘naar de geboortegrond, waarin hun ouders en voorouders begraven liggen’ (blz. 275) niet verdwenen is. In het laatste deel van deze omnibus neemt Verthé de lezer mee naar het Land der onbegrensde mogelijkheden. Onder hen die de Verenigde Staten als hun tweede vaderland hebben aangenomen, ontbreken ook de Vlamingen niet. Deze immigratie hangt ten nauwste samen met de slechte sociale omstandigheden in het Vlaanderen van de vorige eeuw. Met name in de jaren na 1880 begint de emigratie uit Vlaanderen naar de V.S. een massaal karakter aan te nemen. Het overgrote deel van deze stroom komt terecht in de Amerikaanse Midwest, met Detroit en Chicago als hoofdkern. Voor de uitbouw van de Rooms-Katolieke Kerk in dit nieuwe land zijn Vlaamse priesters van grote betekenis geweest. Geen wonder dat in de registers van kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders een in verhouding groot aantal Vlaamse namen voorkomt. Het saamhorigheidsgevoel onder de ingeweken Vlamingen is ten zeerste bevorderd door een weekblad als de ‘Gazette van Detroit’. Nog steeds verschijnt dit blad in de Nederlandse taal, al moet wel worden vastgesteld dat de oplage van jaar tot jaar kleiner wordt, wat samenhangt met het verdwijnen van de oudere immigranten-generatie. Ik heb slechts in zeer grote lijnen de inhoud van dit boek kunnen voorstellen. Toch koester ik de hoop u iets te hebben laten zien van datgene dat de schrijvers in deze ‘vitrine’ aan dokumentatie hebben uitgestald. Het is zonder meer een uitstekende zaak dat over een onderwerp als dit alle beschikbare gegevens, in sistematisch verband geordend, eens worden neergeschreven. In het Noorden is veel over emigratie en emigranten geschreven, maar voorzover mij bekend, is het nooit op een wijze gebeurd als Verthé voor Vlaanderen gedaan heeft. Mogelijk zit in de verschijning van dit boek een aansporing van Noordnederlandse zijde ook iets dergelijks te ondernemen. Het klimaat van dit boek wordt gekenmerkt door hen over wie geschreven wordt, n.l. de uitgewekenen uit dat deel der Nederlanden dat Vlaanderen heet. De geestelijke leefwereld en daardoor het hele levenspatroon van de Vlaamse emigrant verschilt hemelsbreed van bijv. zijn Gereformeerde echtgenoot uit het Noorden. Neemt bij deze laatste de kerk de grootste plaats in als samenbindend element, bij de Vlamingen ligt dat veel meer in het gezelligheidsleven met zijn wielerkoers, duivenwedstrijd en kermis. Ik kan een ieder uitnodigen kennis te nemen van de inhoud van dit boek. Allereerst omdat deze omnibus de waarde heeft van | |
[pagina 797]
| |
een tijds-dokument. De verschijning ervan is n.l. niet los te denken van datgene wat er momenteel bezig is zich op sociaal, ekonomisch en kultureel vlak in Vlaanderen zelf te voltrekken. In de tweede plaats toont de schrijver met dit boek aan, dat de Vlamingen ook in staat zijn tot grootse prestaties, mits hen daartoe de kans geboden wordt. Marten Heida |
|