Nieuwe Nederlandse films.
In een onlangs gevoerd radiogesprek werd aan de voormalige filmkritikus Janus van Domburg de vraag gesteld, hoe hij over de Nederlandse film dacht. Hij antwoordde, dat hij er niet goed over kon oordelen, omdat hij wat film betreft al jaren als een afwezige beschouwd moest worden. Hij had er goed aan gedaan het daarbij te laten. Maar hij wenste toch nog een ‘laatste woordje’ eraan toe te voegen, namelijk dat hem de lust ontbrak om zich in te laten met het gebruikelijke bbb (billen, buik en borsten)-werk van de Nederlandse filmers’ en dat ‘één Haanstra meer betekende dan tien Pimmen en Wimmen bij elkaar’.
De eertijds zeer belangrijke filmbeoordelaar, die Janus van Domburg is geweest, leverde hier indirekt het bewijs, dat je de ontwikkeling - of laten we liever zeggen, de ontplooiing - van het filmen in Nederland als het ware met de dag moet bijhouden, wil je niet in enormiteiten vervallen. Het echte bbbwerk is, zelfs bij Pim en Wim (mede getuige hun Mens erger je niet), niet meer en vogue en Bert Haanstra als voorbeeld stellen is, gezien zijn jongste film Dokter Pulder zaait papavers, iets als het paard achter de wagen spannen. Dat wil zeggen, de Nederlandse film terughalen naar een filmmetodiek, die haar verdienste heeft gehad, maar als een overgangsfase moet worden beschouwd. Het heeft niet de minste zin om overgangsfasen als blijvend te willen vasthouden. Wat van wezenlijke waarde is moet gehandhaafd blijven, maar meer ook niet.
Het heeft zin hierop te wijzen, omdat de Nederlandse filmkritiek het in haar sterk emotionele, in sommige gevallen zelfs tot het lachwekkende toe aangezwollen overwaardering van Haanstra's Dokter Pulder zaait papavers volledig veronachtzaamd heeft.
Haanstra heeft zich dank zij zijn vroegere werk terecht een vaste positie in de beoordeling van de Nederlandse filmkritiek verworven. Hij beschikt over een scherp waarnemingsvermogen, maar dat niet alleen, dat vermogen van hem is ook verrijkt met een, wat mensen betreft, zeer ver gaand humanistisch begrip en een sterk relativerende humor. Dit zo geschakeerde waarnemingsvermogen is, zou je kunnen zeggen, de ziel van Haanstra's filmkunst. Het heeft werkstukken als Alleman en Stem van het water bijzonder aantrekkelijk gemaakt. Daarbij komt nog een persoonlijk geïnspireerde technische bekwaamheid, die niet in de laatste plaats te herleiden is tot Haanstra's bekwaamheid in het omgaan met kamera's. Haanstra is door al deze kwaliteiten tezamen een filmer sui generis geworden.
Maar wat voor Haanstra een pre is geweest in zijn volledig of semi-dokumentair werk heeft ten nadele gewerkt van zijn speelfilms als Fanfara, De zaak M.P. en nu weer Dokter Pulder zaait papavers. Het weergeven van observaties mag niet te geprononceerd op de voorgrond treden, maar moet funktioneel in dienst komen te staan van een dramatische konceptie. Wat dit betreft is Haanstra in zijn jongste speelfilm niet verder gekomen dan in Fanfare. Het detailleerwerk wint het van de dramatische synteze, een synteze die zowel voor de komedie als voor de tragedie onmisbare voorwaarde is.
Ik gebruik met opzet het woord ‘detailleerwerk’ en spreek niet over analyse, omdat ook in Dokter Pulder zaait papavers wel menselijke details worden uitgebeeld, maar ontleding van menselijk handelen naar de drijvende innerlijke motieven volstrekt achterwege blijft. Met alle trieste gegevens die in de menselijkheden van Dokter Pulder zaait papavers aan de orde komen blijf je een indruk overhouden van (op de lange duur bijzonder irriterend werkende) oubolligheid.
Dokter Pulder is een plattelandsdokter die, als hij op het punt staat om met vrouw en zoon voor een paar dagen naar Amsterdam te gaan, onverwacht wordt opgebeld door een oud-studiegenoot, Hans van Inge Liedaerd. Volgens Kees Pulder een befaamd neuro-chirurg, voor wie Pulder het dagje Amsterdam graag laat schieten. Zijn vrouw vindt hem een ‘zak’ (dit waarschijnlijk om aan te duiden, dat stadstaal ook tot ‘het dorp’ is doorgedrongen) en gaat met de zoon wél. Kees heeft het rijk alleen. Als Van Inge Liedaerd komt laat deze Pulder verstomd staan door hem met allerlei ‘herinneringen’ aan Pulders vroegere gevierdheid en brille op te zadelen. Het dorpsdoktertje blijkt daar erg gevoelig voor te zijn. Hij laat aan Inge vol ijdelheid zijn apoteek zien en verklaart hem de werking van zijn ‘gifkas’ Hij heeft met de ‘beroemde vriend’ een etentje, waarbij hij zich behoorlijk bedrinkt en merkt daardoor niet, dat Van Inge in de nacht, die hij ten huize van Pulder doorbrengt, naar de apoteek sluipt om er morfine te stelen. Pas de volgende ochtend ontdekt goeïge Kees de waarheid en ‘slaat’ het door hem heen: Van Inge, krimineel verslaafd!... Hij krijgt dezelfde avond nog een steen door de ruit en weet... Van Inge. Een paar dagen later is Van Inge dood. Bij zijn begrafenis blijkt hij aan Pulders hart gebakken te zitten: die wil Van Inge's levenspad nagaan