keltje in een krant riep op 28 januari 1975 de herinnering aan die Vlaamse kunstenaar op. Bij ons weten heeft geen enkele koncertvereniging die gelegenheid benut om een kompositie van Jef van Durme uit te voeren zelfs de BRT heeft er toen niet aan gedacht één van zijn werken op te nemen in haar programma's.
Eigenlijk ligt die postume miskenning wel enigszins in de lijn van de verwachtingen, want ook tijdens zijn leven werd Jef van Durme in geen enkel opzicht door het fortuin vertroeteld, en in eigen milieu werd hij niet overstelpt met verdiende waardering of officiële erkenning. De laatste twintig jaar van zijn leven werkte hij zelfs geheel teruggetrokken, volkomen buiten alle officiële muziekbedrijvigheid.
Mogelijk hebben zijn houding en persoonlijkheid hem in die marginale positie gedreven en zijn zij mede-oorzaak geweest van de verguizing op eigen bodem. Inderdaad, Jef van Durme was een ietwat zonderlinge figuur, ook een kuriueze verschijning, zo lezen we in de Morgenpost van 18 december 1932: ‘te mager om niet te lang te tonen en te lang om breed te schijnen, een vinnig scherp getekend gelaat met de ivoren matheid van een monnik, gemakkelijk schot voor karikaturisten’. Voor de buitenwereld leek hij een schuchtere en gesloten natuur, die - zo verklaarde hij zelf tijdens een interview - behoefte had aan eenzaamheid en stilte. Weinigen konden echter vermoeden dat die teruggetrokkenheid het gevolg was van een lichamelijke zwakheid, die hem reeds tijdens zijn kinderjaren kwelde, en niet minder van een zekere remming in de spraakvaardigheid, die hem vooral bij nervositeit lelijk parten speelde. Wie hem evenwel van nabij leerde kennen, die ontdekte na een tijd dat onder die introverte verschijning een sterke en zelfs dynamische persoonlijkheid schuilging, en dat die ietwat harde bolster een gevoelige ziel verborg.
Van zijn zwijgzaamheid en naïeviteit - Jef van Durme geloofde alles wat men hem vertelde en beloofde - hebben sommigen misbruik gemaakt. Maar ondanks de vele teleurstellingen en tegenslagen in zijn leven werd Jef van Durme geen verbitterd mens. Integendeel, hij bleef een grenzeloos vertrouwen koesteren in de mens en in God, ook al slaakte hij in een brief aan Jozef Muls (d.d. 14 februari 1953) wel eens een wanhoopskreet: ‘Wat men nu doet is eenvoudigweg een scheppende kunstenaar verwurgen’.
Jef van Durme had een ontembare komponeerwoede. Het duurde vaak geruime tijd eer hij de juiste uitdrukking en vormgeving gevonden had voor zijn inspiratie; maar eenmaal zover schreef hij als bezeten, hardnekkig gekoncentreerd op het werk. Als toondichter was hij uiterst streng voor zichzelf. Zgn. ‘gemakkelijke’ muziek, die het publiek gretig zou opnemen, wilde hij niet schrijven; en een verzoek om filmmuziek te komponeren wees hij kategorisch van de hand.
Zelf geloofde hij zeer sterk in de waarde en betekenis van zijn kompositorisch werk; slechts met weinigen sprak hij daarover. Dat werk werd aanvankelijk ook hier maar vooral in het buitenland gewaardeerd. In 1929 behaalde hij met zijn Sonate voor viool en klavier de ‘Prijs-Fester’ uitgeschreven door de Toonkunstenaarsvereniging te Antwerpen. In 1937 werd zijn Sinfonia da camera als eerste geklasseerd in
Jef van Durme.
de ‘Concours International de Jeunesse’, georganizeerd door de Société Philharmonique de Bruxelles. In 1959 en 1963 werd hem door het Ministerie van Kultuur de ‘Koopal-beurs’ toegekend, en in 1961 ontving hij van datzelfde ministerie een niet onaanzienlijke werkbeurs, waardoor hij in staat werd gesteld zich in 1962 volledig aan de kreatieve arbeid te wijden. In 1931 gaf Jef van Durme te Parijs een koncert van eigen werk, waarbij hij - naar zijn eigen woorden - de belangstelling mocht verwerven van Florent Schmit en Darius Milhaud. De dirigent Hermann Scherchen, die de muzikale bedrijvigheid van de jonge komponist naar waarde wist te schatten, had de bedoeling Van Durmes opera
The death of a salesman (A. Miller) in het hoog aangeschreven ‘Ars-Viva-Verlag’ (E. Schott's Sohne-Mainz) te publiceren. De nagelaten briefwisseling bevat dokumenten met aanmoedigende woorden en bewonderende uitlatingen van Alban