muzikale schatten bezit. Vooral enkele unieke manuskripten en publikaties uit middeleeuwen en renaissance verhogen de waarde van die inhoud in aanzienljike mate. Het loonde de moeite om het grote publiek via een tentoonstelling die rijkdom te laten bewonderen. Trouwens vele van die dokumenten zijn op zichzelf reeds een weelde voor het oog: het kaligrafisch handschrift, de precieuze miniaturen, de sierljik gesneden initialen, de prachtige verluchtingen, de stijlvolle gravures e.d. Doch ‘een oude partituur mag geen reliek blijven, geen louter voorwerp van pure bibliofilie; ze hoeft integendeel een bron te zijn voor een hernieuwd muzikaal schoonheidsbeleven’, zo schreef dr. Bernard Huys in zijn inleiding tot de katalogus van de tentoonstelling. Daarom werden rond het tema Muzikale schatten uit de Koninklijke Biblioteek Albert I vijf koncerten georganizeerd. Wij waren in de gelegenheid twee daarvan te beluisteren.
Het Clemencic Consort vertolkte motetten, chansons en dansen aan het hof van Margareta van Oostenrijk, gekozen uit de handschriften die voorkomen in het scriptorium van deze landvoogdes der Nederlanden. Het Weense ensemble verzorgde in de gotische zaal van het Stadhuis een hoogstaande koncertavond. De uitvoering heeft ons geboeid van het begin tot het einde, zowel door de levendige variëteit van de interpretatie, de bonte afwisseling in de keuze van oude instrumenten, als door de spontaneïteit en ekspressieve dynamiek. Het Clemencic Consort schrikt er niet voor terug om - steeds op een verantwoorde basis - met verrassende tegenstellingen en agogische aksenten tekst en muziek zodanig te interpreteren dat die ekspressief en direkt op de toehoorder worden overgedragen. De solisten van dat ensemble passen de kunst van de appogiaturen levendig toe, waar nodig laten zij het volkse element doorzinderen in die hoofse muziek, en zij slagen erin met autentieke praktijken en versieringen de eenstemmige melodieën a.h.w. om te toveren tot boeiende meerstemmige stukjes.
Voor het kamermuziekkoncert in de Sint-Michielskatedraal was de opkomst bedroevend gering. Ja, wat wil je: een programma met onbekende komposities, en dan nog uitgevoerd door mensen van bij ons, nl. het Kamerorkest van de BRT o.l.v. Fernand Terby en de violist Rudy Werthen. Dat lokt de grote massa niet naar de koncertzaal. En toch was er o.i. heel wat muzikaal genot te beleven aan die onbekende achttiendeeeuwse partituren, waarvan de meeste hier voor het eerst een moderne uitvoering kregen. Van Johann Christian Bach werd de ouverture tot La Clemenza di Scipione vertolkt: een voortreffelijke kompositie in klassicistische struktuur met Mannheimermanieren. Giovanni Mane Jarnovic (1740-1803) was een beroemd vioolvirtuoos. In zijn concerto nr. 12 toont hij zich een gedegen vakman, zonder vooruitstrevende allures, en niet altijd even rijk geïnspireerd. Buiten het zangerige middeldeel is deze partituur vooral op het virtuoze solospel afgestemd. De symfonie in C van François Gossec is vooral in het eerste deel een veel rijkere partituur. De krachtige taal, de duidelijke tematiek en vooral de afwisselingsrijke orkestratie geven aan die bladzijde een volrijp karakter. Christian Ernst Graf (1723-1804), afkomstig uit Oostenrijk, bouwde zijn karrière vooral in de Nederlanden op. Zijn symfonie in D rekenen we tot het beste wat we die avond hebben beluisterd. In het eenvoudige, echt onderhoudende middeldeel heeft ze iets van Haydns volkse inslag. De beide hoekdelen worden gekenmerkt door bondigheid in de uitdrukking en variëteit in de instrumentatie.
Hopelijk neemt het Festival van Vlaanderen in de toekomst nog soortgelijke initiatieven. Het prezenteren van minder bekende partituren of vergeten bladzijden, vooral uit ons eigen muziekpatrimonium, zou één van de hoofdopdrachten moeten zijn van het Festival. Wellicht kan men volgend jaar eens op ontdekking uitgaan in het Sint-Goedelefonds!
Hugo Heughebaert