voltooien waaraan in 1425 was begonnen. Geen enkele schilder van enige betekenis had zich tot dan toe te Leuven gevestigd.
Na voltooiing van zijn hoofdwerk, Het Laatste Avondmaal, werd Bouts in 1468 tot de waardigheid van meester-schilder van de stad Leuven verheven. Hij stierf er op 6 mei 1475.
Dirk Bouts heeft van ± 1440 tot 1475 in Leuven gewoond. Vanaf 1457 kan men er zijn loopbaan volgen tot en met zijn dood.
Hij had zich gevestigd in de Minderbroederstraat. Hij huwde er een Leuvens meisje, Katharina van der Bruggen. Uit dit huwelijk werden 2 dochters en 2 zonen geboren. De beide zonen werden eveneens schilder.
Later huwde hij een Leuvense weduwe, Elisabeth Van Vossem, dochter van de Leuvense burgemeester.
Het staat vast dat De triptiek van het Laatste Avondmaal en de Marteldood van de H. Erasmus, die nog steeds in de Sint-Pieterskerk bewonderd kunnen worden, van zijn hand zijn, evenals de Gerechtigheid van Keizer Otto, die prijkt in de Koninklijke musea voor Schone Kunsten te Brussel.
Deze drie meesterwerken werden te Leuven voor Leuvenaars gemaakt. De schilderijen zijn bovendien van een dergelijke kunstwaarde, dat zijn naam als grote Vlaamse Primitief in de geschiedenis van de Brabantse kunst zal voortleven.
●
Het is dan ook begrijpelijk dat men te Leuven een gelegenheid als deze 500e verjaardag niet zomaar voorbij liet gaan
Aangezien Dirk Bouts zijn tien meesterwerken in opdracht maakte voor de toen nog in opbouw zijnde Sint-Pieterskerk, moet het ons tot vreugde stemmen dat de tentoonstelling Dirk Bouts en zijn tijd, georganiseerd o.l.v. Prof. Steppe en op initiatief van burgemeester Smets en de konservator van het stedelijk museum de Heer J. Crab, in het mooie kader van de Sint-Pieterskerk is ingericht. Het is opvallend hoe de brabants-gotische ruimte van het Sint-Pieterskoor harmonieert met het werk van deze topmeester van de herfsttij der Middeleeuwen.
Deze tentoonstelling werd bovendien georganiseerd in het kader van het Festival van Vlaanderen in de Leuvense hoofdkerk, waar het koor, de kooromgang en de daarop in uitgevende zeven kapellen, tot 3 november dienst doen als galerijen.
Het Ministerie van Kultuur zou echt kunnen bijdragen tot grotere verdienste van deze tentoonstelling indien deze ruimte voortaan behouden kan blijven tot permanente ekspositieruimte voor middeleeuwse of religieuze kunst. Dit zou in ons land een zeldzaam geslaagd voorbeeld kunnen worden van een nieuw geluid dat zich de jongste jaren in de kerkbouw-problematiek laat horen.
En deze strekking is de voorstelling van het Kerkgebouw als poly-kulturele plaats. Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan de verantwoorde kultuuruitingen binnen de kerkruimte.
De muzikale voorstellingen van het Festival van Vlaanderen kunnen in ons land reeds als perfekt voorbeeld worden aangehaald van een poly-kultureel gebruik van de kultusplaats.
Het Sint-Pieterskoor als permanente tentoonstellingsruimte is wellicht een tweede stap in deze vernieuwende richting. Maar dan moet de afscheiding tussen koor en schip wel anders worden bedacht dan het geïmproviseerde getimmer van tans.
Het wordt een delikate opgave en een niet gemakkelijke architekturale opdracht.
Maar laten we terugkomen op de tentoonstelling van Dirk Bouts en zijn tijd.
●
De tentoonstelling omvat zes afdelingen (zie katalogus p. 13-15).
In Afdeling I wordt Leuven ten tijde van Bouts opgeroepen. Door enkele stukken wordt het materiële uitzicht van de stad opgeroepen zoals Bouts ze heeft gekend. Een paar dokumenten verwijzen naar de politieke en korporatieve struktuur van de universiteitsstad waarin het geslacht Bouts zich heeft ingewerkt.
Omdat de tentoonstelling doorgaat in het wondermooie kader van de Sint-Pieterskerk wil de tweede afdeling van de ekspositie Het laat middeleeuws koor van dit bedehuis illustreren.
Daar de oorspronkelijke laatgotische stoffering ervan verloren is gegaan, werd gepoogd een rekonstruktie te maken van het koormeubilair zoals het er in de vijftiende eeuw moet hebben uitgezien.
De inkleding van het koor met rijk tapijtwerk uit de tijd van Dirk Bouts, afkomstig uit Brussel, Angers, Sint-Omaars, Doornik, geeft de bezoeker een goed historisch verantwoord idee hoe het koor werd behangen op hoog- en feestdagen in de late 15e eeuw.
In de derde afdeling De sociale situatie van de Leuvense familie Bouts zijn de geschreven bronnen betreffende de Leuvense Boutsen en hun aanverwanten bekeken vanuit een sociaal-ekonomische en genealogische gezichtshoek. De familie behoorde tot de vrij gegoede middenklasse, vooral dank zij haar huwelijkspolitiek. Zij waren geaffilieerd aan vooraanstaande regentenfamilies uit de natiënstad. In de persoon van Albrecht Bouts,