Bijdragen tot het Camille Huysmansonderzoek.
‘Want iedereen is er vrijwel mee akkoord om te zeggen dat een slechter voorzitter van de Kamer nauwelijks denkbaar is, hij is partijdig, bitsig, hoogmoedig. Zijn dunne vooruitgestoken lippen die het rechtstreekse verlengstuk zijn van zijn onwaarschijnlijk langen hals, schijnen alleen te bestaan om smalend over anderen en prijzend over zich zelf te spreken. Hij lacht sarkastisch bij 't voorlezen van een interpellatie die hem niet bevalt; hij noemt Staf de Clercq “Mijnheer de leider”; hij spreekt hooghartig, hij spreekt van uit de hoogte van zijn halsboord; hij maakt van den voorzitterszetel het centrum van brutale partijdigheid.’
Deze tipering van Camille Huysmans komt uit het katolieke weekblad Nieuw Vlaanderen van 25 juli 1936, toen Huysmans nauwelijks een maand Kamervoorzitter was. Ik ontmoette ze tijdens de periode dat ik de Bijdragen tot het C. Huysmansonderzoek las en vond ze het overschrijven waard als aanloop tot deze recensie. Want zo'n uitspraak als die van de anonieme parlementaire redakteur van Nieuw Vlaanderen anno 1936 zal wel altijd een groot deel van haar uitwerking gemist hebben. Ze is tipisch voor de betrekkelijke machteloosheid die altijd Huysmans tegenstrevers eigen is geweest. Wie zo tot karikatuur vertekend wordt moet een merkwaardig en gevreesd man zijn, een kontroversiële figuur, over wie Bijdragen als deze bij voorbaat welkom zijn.
De bundel is gegroeid uit een gelijknamig internationaal kolloquium, georganiseerd in 1971, n.a.v. de honderdste verjaardag van Huysmans geboorte, door de Camille Huysmans Stichting. Het boek kreeg een woord vooraf mee van Jos van Eynde en een inleiding van de hand van Wim Geldof. Uit Denise De Weerdts 'Bibliografische gegevens betreffende Camille Huysmans’ (p. 5), tevens een status quaestionis van het Huysmansonderzoek, verneemt men hoezeer dit nog in zijn kinderschoenen staat, wat te verklaren is door de tot op zeer hoge leeftijd voortdurende bedrijvigheid van een man over wie zich in de eerste plaats entoeziaste medestanders of tegenstrevers uitlieten.
Georges Haupt (Camille Huysmans, secrétaire de la Il-ème Internationale, p. 25) schrijft over Huysmans drievoudige rol als sekretaris van de 2e Internationale: zijn handig maneuvreren ten gunste van de eenheid in de socialistische beweging, zijn inspanningen voor de verspreiding van het socialisme op wereldvlak en zijn strijd tegen de oorlog. Edgard Van de Casteele (Camille Huysmans en het bestuur van de stad Antwerpen, p. 49) volgt Huysmans als schepen en burgemeester van Antwerpen. Ger Schmook polst ook naar de ideeën die de flamingant Huysmans beïnvloed hebben (Camille Huysmans, Internationalistisch flamingant in de staat België, p. 95). In 1940 faalde Huysmans in zijn pogingen om te Londen een Comité National te vormen met de aldaar aanwezige parlementsleden en H. Jaspar, zonder de later aangekomen ministers. Het verhaal hiervan en een verklaring hiervoor bezorgt José Gotovitch (Camille Huysmans et la seconde guerre mondiale - Londres 1940, p. 123). Herman Balthazar onderzoekt, aan de hand van een keuze uit de archieven van het Auswartiges Amt - Wilhelmstrase, Huysmans houding t.o.v Duitsland voor de Tweede Wereldoorlog (Camille Huysmans en Duitsland, 1936-1940, p. 171). Wim Geldolf verzamelde enkele gegevens over Huysmans relaties tot het Joodse volk, o.m. over de oorsprong van zijn simpatie voor het Joodse volk en zijn problemen (Camille Huysmans en het Joodse volk: een vriendschap voor het leven, p. 211). Emiel Willekens somt Huysmans aktiviteiten op als filoloog en auteur en wijst er tevens op dat die niet los gedacht kunnen worden van zijn politieke aktiviteiten en zijn hele persoonlijkheid (Camille Huysmans, auteur en filoloog, p. 257). ‘Het beeld van Huysmans in het parlement en als minister is een sinteze van wat er in de socialistische beweging op dat
vlak (= eerst de strijd voor politieke gelijkheid, vervolgens de belangstelling voor sociale vraagstukken) omging’, zo vatten Michel Oukhow en Emiel Willekens op p. 278 de bedrijvigheid van de parlementair samen (Huysmans als parlementair, p. 277). De bundel wordt afgesloten met een ‘Chronologie van Camille Huysmans leven’ (p. 331) en een namenindeks (p. 399).
Dit is natuurlijk nog geen Huysmansbiografie, maar er is hier alvast veel interessant materiaal bijeengebracht. Toch is de lezer al geneigd te zoeken naar een waardeoordeel over deze fascinerende figuur. Onwillekeurig rijst hierbij de vraag op welke momenten Huysmans een rol van blijvende betekenis heeft ge-