Ons Erfdeel. Jaargang 18
(1975)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 459]
| |
kulturele integratie en beneluxRegio-toerisme in Benelux.Europese integratie en regionalisatie.Door het tot stand brengen van een douane-unie wilde de Gemeenschap van de Zes indertijd gestalte geven aan datgene wat in het verdrag van Rome als streefdoel aangegeven wordt: een aanhoudende en evenwichtige ekspansie. De ekspansie bleef aanhouden maar ze verliep niet evenwichtigGa naar eindnoot(1).
In het geheel genomen konden de inwoners van de Gemeenschap zich verheugen in een grotere welvaart, dank zij een jaarlijkse stijging van meer dan 5% van het bruto-nationaal produkt in de zes aangesloten landen, maar het kwam evenwel niet tot een harmonische ontwikkeling van de ekonomische aktiviteiten noch tot een geografisch evenwichtige ekspansie. Er bleef een groot inkomensverschil bestaan tussen de verscheidene gewesten. Zo hebben sommige rijke regio's een inkomen per hoofd dat vijf maal zo groot is als dat van de bewoners van de armste. In de achtergebleven gebieden vindt men steeds dezelfde symptomen: geen of een sterk verouderde industrie, een overwegende landbouwaktiviteit, strukturele werkloosheid, gemis aan infrastruktuur en beroepsonderwijs, een sterke emigratie.
De belangrijkste oorzaak van het ontstaan van deze achtergebleven gebieden dient gezocht te worden in de verdeling van Europese naties tussen verschillende staten of de kolonisering door een unitair-centraliserend staatsbestel. ‘Wie kent de absurditeiten niet van onze staatsgrenzen in deze hoek van Europa? Frans-Vlaanderen en het westelijk deel van België, Zeeuws-Vlaanderen en het Land van Waas worden door diverse staatsgrenzen van elkaar gescheiden, terwijl Limburg door Nederlandse, Belgische en Duitse en het Ardeense gebied door Franse, Belgische en Luxemburgse staatsgrenzen doorsneden zijn. Maar dit is slechts het voor ons zichtbare deel van de Europese ijsberg van een hele reeks naties en regionen die zich in de Europese gemeenschap door het lot van de geschiedenis tekortgedaan voelen. Men denke in dit verband o.m. aan het Frans-Duitse grensgebied Elzas-Baden, aan het Duits-Nederlands grensgebied Westmunster-Twente-Oost-Gelderland, aan het Frans-Italiaans Alpengebied, aan de “Regio Basiliensis”, aan het Rijn-Neckargebied, e.a. Allemaal “grensgebieden” die werden opgeofferd aan het “integratiemodel” van de 19de eeuw, nl. dat van de grote nationale staten, waarvan de schaalvergroting zich opdrong in funktie van de 19de-eeuwse industriële omwentelling en in funktie van de toenmalige koncentratievormen van kapitaal- en produktiefaktoren’Ga naar eindnoot(2).
Langs de grens die een natuurlijk geheel verdeelde en zelfs kleine dorpsgemeenschappen doorsneed (denk o.a. aan de Belgisch-Nederlandse grens tussen Oost- en Zeeuws-Vlaanderen en Antwerpen en Noord-Brabant, waar de noordelijke helft van sommige gemeenten tot een andere staat behoort dan de zuidelijke helft) werden wegen, spoorwegen en kanalen aangelegd en vormde de hele infrastruktuur een scheefgetrokken geheel. Deze gewesten kwamen ekscentrisch te liggen t.o.v. de centrale besturen en werden aldus randgebieden die alleen nog een strategische betekenis hadden. De planologie van de nationale ekonomische deskundigen houdt op bij de staatsgrenzen en trekt hiermee een ekonomische muur op. En langs weerszijden van deze administratieve en ekonomische scheidsmuren die een kunstmatige grens vormen tussen de delen van een bij mekaar horend geheel groeit op de lange duur een mentaal verschil tussen de bewoners van deze van mekaar vervreemdende streken. Er zijn natuurlijke grenzen en kultuurgrenzen. Maar geen van al deze grenzen is zo scheidend, zo snijdend, zo ingrijpend als de diplomatieke staatsgrens’Ga naar eindnoot(3).
Het streven naar een Europese integratie is er tot op heden niet in geslaagd de betekenis van de staatsgrenzen op ernstige wijze af te zwakken. Maar in de grensgebieden heeft het toch aan de bewoners hun gemeenschappelijke verwaarlozing beter doen beseffen. Tevens groeide bij deze grensbewoners het bewustzijn dat zij op mekaar aangewezen zijn en de slagbomen die de weg voor een beter kontakt versperren neergehaald dienden te worden. Daarbij werkte dit regionaal bewustzijn een gezonde demokratisering in de hand. Het maakte de burger bewust van de mogelijkheid inspraak te hebben in vraagstukken die hij, om hun verbondenheid aan zijn leefmilieu, volkomen beheerste en die hem dan ook aanspoorden zich voor de oplossing van deze problemen volledig in te zetten. Dat er tot op heden maar weinig terecht kwam van een Europees beleid in deze zin is te wijten aan machtige unitaristen, die zweren bij de bestaande staten als basis-element van een Europese ordening. Onder hen telt men zowel kommunisten als liberalen, Gaullisten als sommige demokraten. In de Sowjetunie staat de federale struktuur in dienst van het hyper-gecentrali- | |
[pagina 460]
| |
seerde en geburokratiseerde unitaire staatsbestel. En president Pompidou verklaarde in zijn rede op 30 oktober 1970 te Lyon de regionalisatie eerder te zien als een dekoncentratie van besluitvorming, dus als een vorm van vertegenwoordiging en uitvoering van de besluiten van het centraal bestuur, dan wel als een inspraakbeweging van de streekbewoners. Maar vooral degenen voor wie de soevereiniteit van het centrale staatsgezag een heilige koe is, bestrijden hardnekkig alle federalisten en regionalisten omdat zij een gevaar zouden zijn voor de nationale eenheid. De gewezen Franse premier Chaban-Delmas zegde het zeer duidelijk: ‘Le grand dessein de la société française aujourd'hui et dans les années qui viennent, c'est la décentralisation. Mais décentraliser - je le souligne - ce n'est ni rompre la solidarité nationale, ni désagréger l'Etat’Ga naar eindnoot(4). | |
Grenskontakten.Het uitblijven van officiële regelingen mag geen reden zijn om deze ingeslagen weg niet voort te blijven bewandelen of de losgeslagen krachten te laten insluimeren. Van niet te onderschatten betekenis is de aktie uitgaande van partikuliere groeperingen die van onder uit gestalte willen geven aan samenwerking aan weerszijden van de grens en zo de kunstmatig in het leven geroepen tegenstellingen willen wegwerken en bestaande moeilijkheden opruimen. Zij wekken het gevoel van samenhorigheid en verbondenheid op in de brede lagen van de bevolking, die uiteindelijk een vorm van institutionalisering in het leven zal roepen.
Dat er reeds een en ander op dit gebied werd gepresteerd bewijzen de reeds bestaande belangrijke ekonomische grenskontakten als de T.O.G. (Twente-Oost-Gelderland belangengemeenschap), de V.V.V. Maas-Rijn, het Benelux-Middengebied, de Bres-groep (Benelux regionale samenwerking), de Permanente Conferentie van de gewesten van Noord-West-Europa gevestigd te Luik, evenals de ‘Beratungsgegenstände’ bij de Duits-Nederlandse arbeidsgemeenschap van de Culturele Raad Limburg en de meer kulturele kontakten van de Gelderse Werkgroep voor Culturele grenskontakten met de ‘Arbeitsgemeinschaften für Kulturelle Grenzbeziehungen im Kulturkreis Schlosz Raesfeld’.
Wanneer echter aan weerszijden van de grens mensen wonen die dezelfde taal spreken en tot dezelfde kultuurgemeenschap behoren, zullen de kontakten daardoor niet alleen vergemakkelijkt worden maar ook vruchtbaarder zijn. Dat is o.a. het geval in de Benelux. Wij zijn het dan ook volledig eens met Fons Erens waar hij schrijft: ‘Vooral aan de Zuidgrens (van Nederland) ligt hier een bijzondere taak voor Zeeuws-Vlaanderen met (Belgisch)-Vlaanderen, de beide Brabanden met Antwerpen en voor de beide Limburgen. Tot nu toe zijn de meeste kontakten te incidenteel en te informeel. Goede kontakten zijn die waarbij de staatsgrens weggedacht wordt en in een gezamenlijk initiatief nieuwe organisaties gekreëerd worden over de grenzen heen, zoals bijv. een Heemkundige Kring voor Westelijk Zeeuws-Vlaanderen, een Vereniging van Limburgse schrijvers, een groot Limburgs beroepstoneel, de (inmiddels ter ziele gegane) groot-Kempische kultuurdagen, het Oud-Limburgs Schuttersfeest en het (toneel)-Toernooi der Maasgouwen in Elsloo, enz. Daarnaast hebben incidentele kontakten door eksposities, zangfeesten, enz. een sekundaire betekenis’Ga naar eindnoot(5).
Het is ook verheugend vast te stellen dat er regelmatig officiële mandatarissen uit het Nederlands-Belgische grensgebied samenkomen om de gemeenschappelijke problemen te bespreken. Zo las ik o.a. dat de Burgemeesters en Wethouders (resp. Shepenen) en enkele andere funktionarissen van de gemeenten Bergeyck (Noord-Brabant), Lommel (Belgisch-Limburg), Luycksgestel (Noord-Brabant) en Mol (Antwerpen) af en toe de koppen bij mekaar steken om te komen tot een zo breed mogelijke samenwerking op planologisch en rekreatief gebiedGa naar eindnoot(6). Hetzelfde geldt voor de gemeentebesturen van Budel (Noord-Brabant) en Hamont (Belgisch-Limburg). Het best georganiseerd zijn wel de intergemeentelijke kontakten tussen Essen, Kalmthout, Wuustwezel, Loenhout, Stabroek en Kapellen van de provincie Antwerpen en Roosendaal, Rucphen, Zundert, Rijsbergen, Wouw, Huybergen, Ossendrecht en Putte van de provincie Noord-Brabant. Al deze gemeenten werken samen in een overlegorgaan, geheten Benego (Belgisch-Nederlands Grensoverleg). Kamerlid Herman Suyckerbuyk, tevens burgemeester van Essen, is hierin zeer aktief. Volgens hem dienen samenwerking en integratie in het grensgebied op gang gebracht te worden. Hier doen zich veel problemen voor die over de grenzen heen aangepakt dienen te worden, zoals ruimtelijke ordening, gewestelijke en gemeentelijke plannen van aanleg, bescherming van het landschap, rekreatieve objekten, toeristische initiatieven, aanleg van water, gas of elektriciteit, samenwerking van de politiediensten, brandweer, ini- | |
[pagina 461]
| |
tiatieven voor huisvuilophaling en -verbranding, waterbeheersing in landelijke gebieden. Heel die materie is konkreet en vraagt een gezamenlijke aanpak. Deze grenskontakten kunnen voor de centrale besturen een uitkijkpost zijn om te zien hoe een aantal besluiten en wetten uit de beide landen naar mekaar omgebogen dienen te worden om de samenwerking efficiënter te maken. Tenslotte pleit Suyckerbuyk voor het tot stand komen van een keten Benego's van West-Vlaanderen tot Limburg die een niet dure maar efficiënte schakel zouden zijn in het beleid met de centrale besturenGa naar eindnoot(7). | |
Grensoverschrijdend regio-toerisme.Een uitstekend middel om de staatsgrenzen weg te denken is de toeristische politiek tussen streken die geografisch en historisch een eenheid vormen, maar staatkundig gescheiden zijn. ‘Zo voeren de Ardennen en de Eifel, gelegen in België, Duitsland, Frankrijk en Luxemburg een collectieve propaganda door de publikaties van gidsjes, kaarten en hotellijsten voor dit gehele gebied tussen Maas en Rijn, ongeacht de staatsgrenzen’Ga naar eindnoot(8). Wandelingen worden uitgestippeld in deze ‘meerlandenstreek’. Zo kan men vertrekken van de hoogte van de Hireberg, nabij het Luxemburgse uit de 17de eeuw daterend dorpje Leithum, om, na de Junkersberg te zijn afgedaald, in het Belgisch dorpje Oberhausen te belanden. Over het schilderachtig riviertje de Our komt men op Duitse bodem. Na Ouren, de parel der Belgische Oostkantons, te hebben bezocht kan de tocht eindigen in het Luxemburgse WeismanpachGa naar eindnoot(9). Op zondag 23 juni 1974, werd de Uilenspiegelroute Antwerpen-Vere door de Vlaamse Automobilistenbond (V.A.B.) in samenwerking met de Vlaamse kultuurkring ‘De Uilenspiegelgezellen’ en de ‘Provinciale Zeeuwse V.V.V.’ ingereden. De route begint in Antwerpen waar Tijl koning Filips voor de gek hield met te verklaren dat hij kon vliegen (Charles Decoster: De Legende van Tijl Uilenspiegel en van Lamme Goedzak, 1ste boek, hoofdstuk 39) en de plundering van de O.-L.-V.-kerk poogt tegen te gaan, maar tevergeefs (2de boek, hoofdstuk 15). Over Rupelmonde en Sint-Niklaas gaat de tocht naar Lokeren, waar Tijl en Lamme bij smid Wasteel wapens hielpen smeden voor het geuzenleger (3de boek, hoofdst. 29), naar Gent, waar Tijl bij het kanon de Dulle Griet plat op de grond gaat liggen en de spot drijft met de voorbijgangers die hem gek verklaren; waar hij ook graaf Egmont ontmoet wiens onthoofding hij voorspelt (2de boek, hoofdstuk 13); naar Brugge waar hij op de zaterdagmarkt stond met zijn spiegeltent en voor het eerst van zich zelf verklaarde ‘ik ben Ulieden spiegel’ vanwaar de naam Uilenspiegel zou afgeleid zijn (1ste boek, hoofdstuk 20); naar Damme, waar Uilenspiegel zou geboren zijn; de Nederlandse grens over naar Vlissingen, waar de Spaanse vloot werd uitgebrand, Tijl en Lamme er een koopvaardijschip uit Lissabon hielpen plunderen, de zoon van een admiraal bevrijdden en er een monnik gevangen namen (4de boek, hoofdstuk 11 en 20); over Middelburg naar Vere, waar Tijl en Nele samen op de toren verblijven omdat Tijl er tot torenwachter is aangesteld en waar hij zich uitspreekt voor een harmonische vriendschap tussen Noord en ZuidGa naar eindnoot(10). Tijdens de laatste maanden zijn in verband met een grensoverschrijdend regio-toerisme een paar publikaties verschenen die m.i. zeker het vermelden waard zijn. Het gaat hier in de eerste plaats over de brochure Grenzeloos vrij, die een gezamenlijke uitgave is van het Commissariaat-Generaal voor Toerisme van België, het Nederlands Nationaal Bureau voor Toerisme en het Luxemburgs Nationaal Bureau voor Toerisme. Ze kwam tot stand onder de auspiciën van de Bijzondere Commissie voor het Toerisme van de Benelux Economische Unie van Brussel en is gratis te verkrijgen bij de V.V.V.'s, de provinciale toeristische federaties, het Commissariaat-Generaal voor Toerisme, Centraal Station, Cantersteen 16, Brussel en bij het Nederlands Nationaal Bureau voor Toerisme, Leidseplein 7, Amsterdam. In de inleiding wordt er onder de titel ‘Meer vrije ruimte’ op gewezen dat in 1944 door de regeringen van België, Nederland en Luxemburg uit vrije wil het besluit genomen werd om nauwer samen te werken. Op 1 januari 1948 resulteerde dat in een douane-unie en op 1 november 1960 in het Verdrag van de Ekonomische Unie Benelux. Dit had tot gevolg dat er één grondgebied geschapen werd waarin personen, goederen, kapitalen en diensten zich vrij kunnen bewegen. Dit leverde niet alleen financieel-ekonomische voordelen op, maar meteen verviel de kontrole op de paspoorten en identiteitspapieren binnen de Beneluxgrenzen, werden weg- en spoorverbindingen verbeterd en beperkingen op het vervoer per touringcar opgeheven. In deze grote vrije ruimte kan de moderne mens genieten van al het schone dat hier geboden wordt. Achtereenvolgens worden dan | |
[pagina 462]
| |
de verscheidene toeristische aspekten van de Beneluxlanden van naderbij bekeken. Deze brochure is nogal opvallend omdat zij zich bij de uiteenzetting van de verscheidene onderwerpen niet stoort aan Rijks- of Provinciegrenzen, maar samen behandelt wat eigenlijk historisch en geografisch samen hoort. Zo worden de toeristische bijzonderheden van West-, Oost- en Zeeuws-Vlaanderen samen vermeld, evenals die van de provinciën Noord-Brabant en Antwerpen en van de beide Limburgen. Ook op de bijhorende kaarten worden deze zelfde gouwen bij mekaar gevoegd en vormen aldus de schrijlings op de Belgisch-Nederlandse grens gezeten regio's Vlaanderen, Brabant (zonder Belgisch-Brabant) en Limburg. Maar de tweede brochure benadrukt nog veel sterker dit standpunt en werkt het adekwaat uit. Ze heet Maaslandkaart. Toeristische kaart van het Maasland in de Belgische en Nederlandse Provincies Limburg. Met historische en toeristische informatie, samengesteld en uitgegeven door het Belgisch-Nederlands samenwerkingsverband Maasketen Jan van Eyck. Besteladres voor Nederland: Heirweg 48, Geulle. Voor België: Heirstraat 225B, 3630 Maasmechelen. Reeds in 1939 schreef Dr. Ch. Theurissen van Maastricht in zijn promotiestellingen: ‘Het aanwijzen van de Maas als staatsgrens is in strijd met de aardrijkskundige, historische, volkenkundige en ekonomische situatie van het Limburgse Maasgebied’. Daarbij heeft het Maasland een rijk en gevarieerd verleden. Denk maar even aan de edelsmeedkunst, de Maaslandse renaissance, enz. Teneinde gestalte te geven aan deze eenheid en kultuurrijkdom werd in 1966 de ‘Maasketen Jan van Eyck’ opgericht. Dit ‘is een organisatie van overheden en particulieren in het grensgebied tussen Maastricht en Roermond, die tot doel heeft de eeuwenoude, nauwe historische en menselijke verbindingen tussen de bewoners van de (Nederlandse) oostelijke en (Belgische) westelijke maasoever tot nieuw leven en aktiviteit te brengen’. Alhoewel enerzijds sinds de afscheiding van België van de Nederlandse staat in 1839 ‘deze gebieden in veel opzichten een afzonderlijk leven gingen leiden’ en er ‘onder de druk der centrale overheden en de gebrekkige onderlinge verkeersmiddelen... voor beide Maasoevergebieden een soort zelfkantsituatie ontstond met alle gevolgen van dien’ kwamen er anderzijds sinds de tweede wereldoorlog, zowel in Benelux als in Europees verband nieuwe inzichten tot ontwikkeling ‘aangaande de betrekkelijkheid van nationale grenzen en de herwaardering van van het begrip regio over de grenzen heen’ die er hebben toe geleid ‘dat ook in het Belgisch-Nederlandse Limburgse Maasland de gedachte van samenwerking - en waar mogelijk zelfs van integratie - vorm vond o.m. in genoemde samenwerkingsorganisatie: de Maasketen’ (bladzijde 6). Sedert haar ontstaan heeft deze organisatie reeds heel wat initiatieven genomen. De inmiddels in 1973 tot stand gekomen E39-verbinding over Maas- en Julianakanaal nabij Elsloo Maasmechelen zal zeker de samenwerking vergemakkelijken en stimuleren. Het feit dat de Maaslandstreek toeristischkartografisch definitief was afgegrendeld bij de landsgrens, strookte in het geheel niet met de visie en de inzichten van de Maasketen en van de meer hedendaagse opvattingen over toerisme en grensverkeer. Vandaar dat de Maasketen dan ook op de idee kwam ‘om een Maaslandkaart te doen verschijnen die het Maasketengebied als één geheel presenteert, terwijl zij zowel wat betreft toeristische infrastruktuur, als wat betreft cartografie naar exactheid moest streven’. De heer Jaak van Lijf, grafisch ontwerper, heeft met grote deskundigheid dit plan uitgevoerd. Naast deze prachtige Maaslandkaart verscheen nog een tekstboekje met de nodige historische plaatsbeschrijvingen en toeristische gegevens. Het was natuurlijk onmogelijk al de op deze kaart voorkomende plaatsen in de begeleidende gids te beschrijven, zodat een oordeelkundige keuze moest worden gedaan. Deze 80 bladzijden tellende gids wordt dan besloten met een lange lijst van de bestaande rekreatie- en ontspanningsmogelijkheden in het Maasland: akwaria, bowlings, dagtochten, dierentuinen, ekspositieruimten, grenswisselkantoren, grotten, manèges, minigolfs, molens, musea, natuurparken, ponybanen, rekreatieparken, skelterbanen, speeltuinen, sprookjestuinen, wandelpaden, zwembaden. Alhoewel deze Maaslandkaart wel meer had moeten wijzen op de gemeenschappelijke kenmerken van het Maasland, meen ik dat er toch heel wat uit te leren valt voor het opmaken van een paar andere gidsen over regio's van het middengebied van de Nederlanden, nl. Brabant en Vlaanderen. In de eerste plaats denk ik hier aan de regio Vlaanderen. Ware het niet wenselijk en nuttig een eenvoudige maar goed uitgewerkte reisgids met bijhorende kaarten samen te stellen over de gehele Vlaamse kust met achterland die zou handelen over de beziens- en wetenswaardigheden | |
[pagina 463]
| |
van Breskens tot Kales, dus van de regio Vlaanderen. Aangezien daarin de toeristisch interessante zaken te vinden zouden zijn van Zeeuws-Vlaanderen, Belgisch-Vlaanderen en Frans-Vlaanderen zou deze reisgids te koop aangeboden kunnen worden in de V.V.V.'s van Nederlands en Belgisch Vlaanderen, evenals in de bestaande syndicats d'initiative van Belle, Bergen, Kassel, Duinkerke, Hazebroek en Hondschote in Frans-Vlaanderen. Op deze wijze zouden niet alleen Vlaamse en Nederlandse toeristen een beeld krijgen van een over drie staten verdeeld Vlaanderen dat nog zoveel gemeenschappelijks bezit, maar zouden ook buitenlandse toeristen gekonfronteerd worden met de aloude regio Vlaanderen.
Nu de Europese eenmaking in het slop zit, kan er best aan regio-vorming gedaan worden in Benelux... Dat ligt binnen ons bereik. Waarom zouden wij er niet aan beginnen? | |
Regio-toerisme vorm van modern toerisme.Dit regiotoerisme past volledig in het kader van het moderne toerisme. Als gevolg van de moeilijkheden waarmee de westerse ekonomie heeft af te rekenen, zoals de energieproblemen en de moeilijk in te dijken inflatie, werd voor het eerst in 1973 een vertraging van het vreemdelingenverkeer genoteerd. Deze dalende kurve deed zich verder voor in 1974, en voor 1975 vreest men dat deze ontwikkeling zich nog sterker zal aksentueren. Deskundigen vragen zich echter ook af of er geen fundamentele wijziging aan het plaatsgrijpen is in het tot op heden geldend toeristisch patroon. De vele reisagentschappen hebben namelijk door hun stoutmoedige realisaties en hun barnum-reklame voor ‘droomvakanties’ niet alleen een echte toeristische industrie uit de grond gestampt, maar tevens een zeker snobisme bij de niet zeer kritisch ingestelden teweeggebracht. Men moest tot alle prijs reizen en geen enkele vakantie was minder geslaagd dan die van zijn buren. Op de duur is men zich toch kritischer gaan opstellen. Vaak had men af te rekenen met minder aangename hygiënische omstandigheden; er kwamen geregeld misbruiken voor in de toeristische nijverheid waarvoor men bij nader toezien het reisbureau moeilijk verantwoordelijk kon stellen, aangezien de algemene voorwaarden een klausule bevatten die duidelijk vermeldt dat het reisbureau enkel als tussenpersoon optreedt tussen de klanten en de ondernemingen (hotels, vervoerders, enz.); men begon zich ook meer te bezinnen over de rol van de vakantie in in onze huidige konsumptiemaatschappij. Men gaf er zich rekenschap van dat men niet alleen reeds ‘het ganse jaar in zijn beroepsleven en in zijn vrije tijd door de eisen van de konsumptiemaatschappij in een keurslijf wordt ‘geprangd’ maar zelfs ‘in zijn vakantie niet aan die druk kan ontsnappen. Dit heeft voor gevolg dat hoe langer hoe meer mensen zich de vraag stellen of de vakantieformules die hen tans voorgeschoteld worden, hen wel in staat stellen terug op kracht en op adem te komen, m.a.w. hun psychisch evenwicht te herwinnen... De meeste vakantieformules creëren en versterken inderdaad een microcosmos van stressverwekkende elementen: enerverende en vermoeiende trajekten, een scherpe breuk met het normale levenstempo gepaard gaande met een totale verandering van milieu zonder overgang, nieuwe sociale strukturen en verhoudingen waaraan men zich bijna onmiddellijk moet aanpassen, vervulling van een aantal verplichtingen inherent aan de stijl zelf van de vakanties, zoals het zonnebaden, deelnemen aan sport, enz... Veelbetekenend op dat stuk zijn de frekwenter wordende waarschuwingen van artsen-psychologen, alsook dat een groeiend aantal mensen zich rekenschap beginnen te geven van de negatieve effekten aan de moderne vakanties verbonden’Ga naar eindnoot(11). Langzamerhand begint men te zoeken naar een formule die een nieuwe en rijke inhoud geeft aan de vakantie. Er kan vastgesteld worden dat men aan het terugkeren is naar de ‘toeristische waarden’ van voorheen, die door de plotse en kunstmatig opgedreven ontwikkeling van het toerisme waren weggedrukt: de behoefte aan een kalme en rustige atmosfeer, aan een ontspannen levenstempo wars van alle konventies, aan een inniger kontakt met de natuur. Dat zal wel de reden zijn van de groeiende belangstelling voor vakantie in eigen land, en het stijgen van verblijfsformules als kamping en karavanning ten nadele van het hotelverblijf. Dezelfde gedachten kwamen tot uiting tijdens een kollokwium gewijd aan ‘Toerisme in de Nederlanden’ ingericht door de V.T.B.-V.A.B. in het kader van het Vakantiesalon te Brussel op 12 maart 1975 onder voorzitterschap van Jozef Van Overstraeten. De Belgische Minister van Verkeer en Toerisme Chabert wees er o.m. op, dat in de toekomst vooral de korte-afstandsreizen aan bod zullen komen, waarin de moderne mens zich zal ontdoen van het dwangbuis van het status-toerisme, terwijl de splitsing van het kommissariaat voor toerisme aan Vlaanderen een eigen toeristisch be- | |
[pagina 464]
| |
leid zal geven dat wortelt in de gemeenschap. Joop Strijkers, algemeen direkteur van het Nederlands nationaal bureau voor toerisme en voorzitter van de regionale kommissie Europa van de wereldorganisatie van toerisme, brak een lans voor een intenser toeristisch verkeer tussen Nederland en België. Camille Taccoen, voorzitter van de sektie Nederlandse kultuur voor Frans-Vlaanderen, gaf nuttige inlichtingen voor reizen in Frans-Vlaanderen. Regio-toerisme kan zo niet alleen meewerken aan het vervagen van de kunstmatig getrokken grenzen tussen de verscheidene delen van een bij elkaar horenregio in een volgens dit principe Verenigd Europa, het kan ook gestalte geven aan een nieuwe waardenschaal voor het begrip vakantie en meewerken aan het menselijk verlangen om steeds zich zelf te zijn en te blijven. P.G. Ruysschaert |
|