hun mogelijkheden. Omdat een inspanning van Vlaamse en Nederlandse zijde noodzakelijk is en ongetwijfeld op korte termijn een pozitieve uitwerking kan hebben, wil ik in dit artikel even ingaan op die geringe en de laatste jaren zeker niet toegenomen mogelijkheden.
Nederlands kan dus als bijvak, als tweede vreemde taal, gekozen worden door de studenten Germanistiek van de Karl Marx Universiteit te Leipzig, universiteit die de studie Nederlands voor de DDR toegewezen kreeg (in Berlijn is dr. Spreu werkzaam, hij is gepromoveerd op taalkundige aspekten van de Max Havelaar, ik weet evenwel niet of hij kolleges verzorgt of zich beperkt tot wetenschapsbeoefening op het terrein van de Neerlandistiek). Ruim 2/3 van de ongeveer 25 studenten Nederlands zijn buitenlanders, die een gedeeltelijk aangepast programma volgen. Veel Poolse studenten die later Nederlands (meestal in kombinatie met Duits) willen doceren aan de universiteiten van Thorun, Wroclaw, Warszawa; ook studenten uit de Sowjet-Unie waar het Nederlands aan de universiteiten van Moskou, Leningrad en Ljow aan bod komt en waar ook afgestudeerden van Leipzig werkzaam zijn bij de wereldomroep van Radio Moskou; verder af en toe Tsjechische, Roemeense, Bulgaarse studenten en ooit 's een student uit Ghana. Dat het aantal DDR-studenten Nederlands zo gering is, komt doordat het Nederlands nergens in de DDR op de middelbare scholen gedoceerd wordt. De Lehrer-studenten (die een - vooralsnog vanwege een lerarentekort - vierjarige opleiding tot leraar Duits volgen) komen daardoor überhaupt niet in aanmerking voor een bijvak Nederlands. Enkel de Diplom-studenten (met een meer wetenschappelijk geöriënteerde vijfjarige opleiding, waarvoor uiteraard minder ingeschrevenen zijn) kunnen Nederlands studeren.
Het bijvak Nederlands wordt in het 3de en 5de studiejaar gegeven. Wekelijks worden 4-5 werkkolleges van één uur gelopen: grammatika, letterkunde, fonetiek, konversatie en Landeskunde. Het aantal deelnemers aan de werkkolleges of Seminars (hoorkolleges blijken in de DDR eerder uitzondering dan regel) valt zelfs volgens DDR-normen erg gunstig uit: voor de derdejaars 10 à 15 en in het vijfde jaar worden de 10 à 15 deelnemers nog in twee groepen ingedeeld. Die gunstige situatie, de entoesiaste en bekwame inzet van de docenten en het gemotiveerd zijn van de meeste studenten, leiden tot opmerkelijke studierezultaten. Ondanks alle moeilijkheden.
De studenten hebben het moeilijk. Het bijvak Nederlands vormt een onderdeel van een zwaar studieprogramma. DDR-studenten krijgen wekelijks een 30 uren kollege (met als voor ons merkwaardigste onderdelen: 3 à 4 uur sport; filozofie, politieke ekonomie, marxistische-leninistische taalwetenschap, wetenschappelijk kommunisme, kritiek van de burgerlijke filozofie); daarnaast worden ze geacht nog 's 30 uren opdrachten te maken en te studeren. Een 60-uren week dus, wat zo'n 2400 arbeidsuren per jaar betekent; in Nederland is de norm 1600 à 1700 uren.
Dat die 60 uren vrij goed begeleid worden, dat de tentamenof eksamendruk en -angst nauwelijks bestaan en dat de studenten hun studie over het algemeen zinvol lijken te ervaren, dat alles neemt niet weg dat het een zware, arbeidsintensieve opgave blijft. Een bijkomend probleem is gelegen in de zeer beperkte mogelijkheid Nederlands te praten of zelfs maar te lezen (daarover straks meer).
De staf heeft het niet makkelijker. Mevrouw Posthuma is een Nederlandse die als waarnemend lektor sinds een jaar vooral instaat voor het praktisch Nederlands (fonetiek, konversatie, stijlen vertaaloefeningen) en daarnaast ook het onderdeel Landeskunde (de sociaal-ekonomische, politieke en kulturele Vlaamse en Nederlandse werkelijkheid) verzorgt. Ze sprak met geestdrift over de werklust, de inzet, de belangstelling en de motivatie van de studenten.
Mevrouw Gabriele Schieb is een linguïste (oudere Duitse taalkunde), die in noodgevallen Nederlands de helpende hand reikt; een paar jaar geleden stond ze in voor syntaksis en sindsdien verzorgt ze een kollege Nederlandse letterkunde tot en met de 19de eeuw, dit hoofdzakelijk in verband met de ziekte en promotie van Mevrouw Diersch.
Helga Diersch legt zich als parttime medewerkster Nederlands vooral toe op de moderne Nederlandse literatuur. Ze werkt momenteel mee aan de samenstelling en vertaling van een bundel Noord- en Zuidnederlandse verhalen die in het voorjaar moet verschijnen. Verder treft ze voorbereidselen voor een proefschrift (met het oog op haar B-promotie) over Lode Zielens. Zelfs de hoogleraar Gerhard Worgt kan zijn aandacht voor niet meer dan de helft aan Nederlands besteden doordat ook het Wissenschaftsgebiet Zweeds onder zijn bevoegdheid valt. Professor Worgt is een zeer levendige, vriendelijke en goedlachse man die 's morgens acht tot 's vaonds acht overal opduikt, die onvermijdelijk de trap neemt naar z'n kamer op