Een badkamer als tempel.
Toreador: zo heet de jongste produktie van Franz Marijnens Amerikaanse groep Camera Obscura. Terwijl de vorige realisaties van deze équipe steeds vertrokken van een bepaalde tekst (cfr. de bespreking van Measure for Measure in O.E., 1975-1), is dit werk volledig gegroeid uit persoonlijke improvisaties en samenspel van regisseur en akteurs. Het hele stuk is gesitueerd in een heuse, volledig ingerichte badkamer: wastafels, douche, wc, spiegels. Bij het begin weerklinkt ‘Toreador’ uit Carmen van Bizet en op deze muziek voeren de akteurs een reeks plechtstatige passen en gebaren uit. Meteen wordt het duidelijk dat deze badkamer een biezondere betekenis heeft: een moderne tempel waar de hedendaagse mens zijn ritueel opvoert. In de bewegingen op de muziek van ‘Toreador’ kan men echter ook reeds een persiflerende toon herkennen. Aldus wordt een voor heel de produktie belangrijke dualiteit gesuggereerd: indien deze badkamer een tempel is, dan is zij er een met een vaak ontluisterende funktie. Dit blijkt wel het duidelijkst uit de scène van het huwelijksceremonieel dat bijna als een karikatuur wordt opgevoerd. Deze dualiteit verklaart ook het vreemde mengsel van ernst en humor dat deze produktie kenmerkt.
Binnen de muren van de badkamer kunnen vier akteurs hun fantasieën, angsten, verwachtingen en obsessies Jetterlijk uit-leven. Op die wijze worden een aantal scènes, realistische situaties én droombeelden, aan elkaar geregen, die inhoudelijk misschien niet veel samenhang vertonen. Toch bezit het geheel een zekere eenheid, die het echter niet aan de tekst, maar aan de spelsituaties zelf ontleent. In de meeste episodes staat de ene vrouw (Susan Lange) inderdaad tegenover de drie mannen (Pascal Deverwerre, Thomas Kopache en William Ward). Dit is het geval in eenvoudige, realistische situaties, zoals wanneer men ruzie maakt over het toiletgerief, maar ook in droomsekwenties zoals wanneer twee mannen als loodgieters de vrouw verkrachten, of wanneer deze, in een seksy plunje en met de zweep in de hand, de mannen drilt en hen op bevel de badkamer doet schoonmaken.
Het spel, het akteren zelf is wellicht een oer-impuls van de mens. In de privé-ruimte van de badkamer kan hij daaraan de vrije loop laten. Eén der akteurs bekijkt zichzelf in de spiegel, maakt grimassen, zingt ‘Figaro’, gaat akteren en beleeft duidelijk genoegen aan zijn eigen spel. Onder mannen wordt er ook met kinderlijk-ernstige overgave een gangsternummertje opgevoerd. Maar deze produktie peilt ook dieper. Een kinderpop vormt namelijk een belangrijk motief. Zij is de aanleiding tot het onthullen, voornamelijk door de ene vrouw, van verborgen verwachtingen en angsten rond zwangerschap, moederschap en dood. Wellicht niet toevallig wordt in de opvoering Puck uit A Midsummer Night's Dream geciteerd waar hij het heeft over de woede van Oberon omdat Titania ‘hath/A lovely boy stolen from an Indian king... And jealous Oberon would have the child...’ Ook de rivaliteit tussen ouders ten opzichte van het kind wordt in het