het vlak van de vormgeving ervan iets anders wou brengen dan datgene wat het Gents publiek bij N.T.G., Arca en Vertikaal te zien kreeg. Zo'n beginselverklaring was nodig om de oprichting en de werking van een nieuw Gents toneelcentrum te verantwoorden. Het hield ook wel verband met de uitgesproken voorkeur van Arena-direkteur Jaak Veys voor sterk visueel en eksperimenteel teater.
Teater Arena heeft tans zijn zesde speeljaar achter de rug en het lijkt mij gewenst bondig de betekenis van deze schouwburg te schetsen, een schouwburg die uitstekend uitgerust is en buitengewone mogelijkheden biedt. Als we de balans opmaken van de aktiviteiten kan men gerust stellen dat Teater Arena voor meer dan de helft geslaagd is in zijn bedoeling, nl. te Gent andere produkties te brengen. Hiermede bedoel ik niet dat al de zg. alternatieve monteringen waardevoller waren dan die van de zusterschouwburgen. Ik bedoel gewoon dat men in Arena toneel te zien kreeg dat men in geen andere Gentse zaal kon bekijken. Dat is een grote verdienste. Om dat te bereiken was er vaak moed vereist. Men kan enkel betreuren dat men op dat gebied niet feller heeft willen, kunnen of durven doordrukken. Wie echter redelijk wil blijven zal moeten toegeven dat Arena af en toe ver is gegaan. Het is derhalve begrijpelijk dat men stevig inbond ten einde een evenwicht te bereiken dat men in Vlaanderen moet eerbiedigen zo men zich zelf niet in de grond wil boren. Noch ons kultuurklimaat, noch onze moraal, noch de houding van onze gezagdragers, noch de instelling van het publiek, noch de opvattingen van het grootste deel van onze tonelisten zijn van die aard dat men zich veroorloven
Pas de deux van Hugo Claus met Annelies Vaes en Jaak Vissenaken.
kan al te vooruitstrevend te zijn.
Teater Arena heeft dit met scha en schande ondervonden en dit op zeer uiteenlopende gebieden. Denk maar aan de opvoering van Arrabals ‘En ook de bloemen werden geboeid’, denk maar aan de poging om een werkgroep in stand te houden. Meteen zijn reeds twee belangrijke elementen aangegeven die we als biezonder ‘alternatief’ teater kunnen betitelen. Doch er is vanzelfsprekend meer.
Vooraf evenwel een paar beschouwingen over Arrabals produktie die geleid heeft tot de veroordeling van de direktie en een aantal medewerkers. Bepaalde naaktscènes en taferelen waren al te gewaagd in de geest van de rechtbank. Zo'n ervaring werkt uiteraard remmend. Bijgevolg matigde men de koers. Jammer, doch het heeft gelukkig niet te veel veranderd aan de instelling van de leiding. Het tweede feit was de aktiviteit van de werkgroep. Dit eksperiment was vrij uitzonderlijk in Vlaanderen, doch in Arena was wellicht het samenvallen van een aantal krachten niet zo geschikt om op lange termijn lets te bereiken. Na één seizoen werd deze proef stopgezet. De direktie keerde in haar vroegere vorm terug maar stond voor een bijna onmogelijke opgave. In een minimum van tijd en op een ogenblik dat in andere teaters de kontrakten reeds afgesloten waren, diende Arena nog naar een programma te zoeken, aangepast aan de beschikbare krachten. Niettemin werd dit overgangsseizoen een sukses. Van Hugo Claus' ‘Pas de deux’ werd een ongemeen groot aantal voorstellingen gegeven. Hoogtepunten van alternatief teater waren de twee produkties van Camera Obscura onder de leiding van Franz Marijnen. De openingsmontering ‘Greenwich’ door Walter Van den Broeck werd een flinke meevaller. ‘Het gezin’ door Alice Toen (Jeugd en Teater) bleek een merkwaardig eksperiment. Het Mechels Miniatuurteater bracht een reeks grandioze opvoeringen van ‘De put van Babel’ door John Herbert. ‘Palloeter’ door Michel Lafaille (Harlekijn Toneel) viel tegen. Ten slotte deed Teater Arena een greep in de oude doos