beeldende kunst
Herwig Driesschaert.
Maatschappijkritiek is geen voorrecht van romanschrijvers en sociologen. Ook beeldende kunstenaars korrigeren daarmee graag het al te star beeld dat men zich van hun oeuvre heeft gevormd. Goya, Daumier en Touiouse Lautrec zijn namen die hierbij spontaan te binnen schieten. Deze wetenschap levert mogelijk het risiko dat scherpe observatie hoger aangeslagen zou worden dan beeldend vermogen. De prent van een geschiedkundige samenhang boeit altijd. Zij verschaft echter lang niet altijd antwoord op alle vragen. Op welk moment immers van het scheppingsproces gaat de koele waarneming over in sociale kritiek of
De mens in bewondering voor de natuur (100 × 130 cm, pentekening, 1966, Provinciale Prijs voor de Grafiek, West-Vlaanderen) door H. Driesschaert.
in persoonlijk engagement? Welke bijbedoelingen waaraan de artiest zelf nooit gedacht heeft, blijven wingewest van de toeschouwer? Hebben Breugel en Brouwer zich gewaagd over de grens tussen ‘Wahrheit und Dichtung’ om archiefstukken na te laten, of werden deze postuum ingehaald? Kunstwerken gedragen zich geregeld als Janus met het dubbel gelaat: het ene verhult zijn maker, het andere daagt ons uit. Een pittige tekening kan plotseling een gevaarlijke spotprent worden.
Wij hadden deze inleiding nodig om het werk van Herwig Driesschaert te kunnen benaderen zonder hals over kop terecht te komen in de val van zijn verbluffend talent om menselijke situaties in beeld te brengen. Want het is echt meer dan dat.
Misschien eerst een woord over zijn in het oog springende vakkennis? In 1966 won hij te Brugge de toen pas gestichte Provinciale Prijs voor grafiek, met drie technisch ontzettend moeilijke bladen: zeer komplekse samenstelling, dooreenstrengeling van vormen, onontwarbare takkebossen waarin de mens als vastgekluisterd zat. Echt het eerste vers uit Dante's Inferno: ‘In het midden van de reis door ons leven hervond ik mijzelf in een duister woud’, eksistentialistisch en virtuoos, maar in precies déze ingewikkelde vorm duidelijk nog het (heerlijk) stamelen van een jong kunstenaar.
Een paar jaar later waren de tekeningen in dit opzicht duidelijk geworden. Ambachtelijk hadden zij echter niets ingeboet van hun verbijsterende vaardigheid. Het technisch raffinement bleek alleen wat meer omfloerst; het was geen demonstratie meer maar een verworven kenmerk. Er tekende zich dus een ontwikkeling af in de klassieke zin van het woord: de groei van het meesterschap in het vak, dat van virtuose kompleksiteit en jeugdige verliefdheid op het eigen kunnen geleidelijk klimt naar ogenschijnlijke eenvoud, een uitzuiveringsproces dat trouwens steeds meer betekenis ging verlenen aan het wit. Ook de tema's werden iets eenvoudiger.
Al vanaf het begin waren de tekeningen van Herwig Driesschaert sterk gekondenseerde mededelingen geweest over de mens. Vooral zocht hij plastische ekwivalenten over de verhouding tot het leven en zijn opgaven, de relaties tot de anderen, de binding met de levenspartner.