rijk van de hersenen: ‘De binnenwereld, waaraan je koortsachtig werkt, die je vergroot en uitgraaft. Dat is het rijk van de onbegrensde
mogelijkheden. Nu kan het werkelijk autobiografische beginnen, dat wil zeggen de pure kristallografie’.
De 185 stukjes uit de Afdalingen in de ingewanden zijn even zovele charges tegen spiegel-ikken, tegen muren. Vechtend met de taal als wapen, sabelt hij zich een uitweg, met name het stadium van de depersonalisatie: ‘Voorbij de haat en de engtevrees breken urenlange en nooit omwalde velden van strenge opgetogenheid aan’. In het 185e stuk, In afwachting, formuleert Jacques Hamelink zijn grote hoop, het kunnen schrijven over de andere kant van de afgrond, voorbij de vernauwing van de zandloper. Zijn volgend boek zal minder afbraak, meer opbouw bevatten: ‘Maar binnenkort, dat garandeer ik, zal ik het nieuwe bereiken en heel andere, minder door rot vlees vertroebelde dingen berichten dan deze’. Dit wordt dan, levend nog in vlees en bloed, postuum schrijven. Bevestigd aan de aarde door de zwaartekracht, groeit deze auteur naar inderdaad gewichtloos schrijven.
In een tienvoudige statieweg groeit het boek naar die ultieme hoop toe. Deze stapstenen wil ik, ter verduidelijking, in hun groei volgen.
In het eerste, uit 18 stukjes bestaande deel, Visioenen van de stad Glamorrhee, wordt een stad en haar bevolking afgetakeld, die volkomen op uiterlijke glamour is geënt. Per straat beschrijft de auteur een herkenbaar mensentype, te vergelijken met de plateaus in Fellini's Satyricon. Zo lijden de hersenloze mensen van de 35e straat aan lonesco's Rinoceros-syndroom, die van de 492e straat ontwikkelen een hele harnas-business om hun verwekende botten bij elkaar te houden, de hele stad wordt beheerst door ratten, speciaal door de schaamrat... De man op de W.C. geeft in het slotstuk de decisieve beoordeling: ‘Glamorrhee is de grootste zeepbel die de menselijke degeneratie nog kan bevatten’.
Bericht uit een vreemd land, het tweede deel, bestaat uit 29 teksten en ontwikkelt een aantal apokalyptische afbraakteksten. In Geschiedenis van de Gava en de Din-ach volgen we in vijf korte stukjes de vijfvoudige evolutie van de mensheid, die voorlopig uitmondt in de drang naar zelfmoord. Daartegenover wordt een vreemd volk geplaatst, dat ontstaan is uit breinspermatozoa, een hyperintelligent ras. De ikpersoon heeft de indruk dat hij in een wolk woont, maar kan het niet lang waarmaken.
In de hersenfabrieken bestaat uit 8 stukken en bevat een SF-achtige waarschuwing tegen ‘de radicale domesticatie van de utopie’, m.a.w. men dreigt de verwondering te vermoorden door haar in medisch produceerbare banen te leiden. De hyper-efficiënte komputermaatschappij wordt gekraakt door de groteske wijze waarop Hamelink haar oproept. De maatschappij is hier, met Van Ostaijen, een bordeel van Ika Loch.
Dezelfde trend wordt voortgezet in het uit 7 deeltjes bestaande Hunduluns, waar een maatschappij o.a. haar eigen robotten niet meer onder kontrole kan houden. Deze problematiek werd ook behandeld in Stanley Kubricks 2001: A Space Odyssey.
Amputaties bestaat uit 24 stukjes en bevat een aantal ik-allegoriën. De tot taal gestolde folteringen vormen een reeks pijnvelden, die allegorisch de moeilijkheden van de ik-persoon verwoorden bij de reis van hier en nu naar ginds en daarna. We maken mee hoe de ik-persoon ronddwaalt in de katakomben van de wereld; hij weet dat je geen last krijgt als je uit de buurt van de grenzen blijft, maar een duivelsdrang duwt hem in de richting van de periferie, de overgang naar een nieuw, onbekend rijk. Om die overgang te maken, moet het oog naar binnen draaien: de wereld valt dan samen met de hersenen, het enige wat de mens bezit. Dit te kunnen bereiken: ‘Volstrekt zelfgenoeg zijn, etherische rust. Alomtegewoordigheidsgevoelens, het empyreum’. Het ik en niets anders kan die ‘bovenmenselijke intelligente welving in de richting van het objectieve’ zijn.
21 stukjes telt het zesde deel Vrije toegang. Hier wordt de verschuiving duidelijk van de afbraak naar een moeizame opbouw. In dit deel wordt de ontdekkingsreiziger-symboliek uitgewerkt. De homo viator maakt een innerlijke queeste naar een gebied ‘waar men een muziek kent die alleen uit zwijgen bestaat en waarvan het geluk feller is dan de schokkende erotische ontroering’. Hier wordt schrijvend gewerkt aan de ‘hominisatie van een euforie’. Hoe moeilijk deze weg wel is, maakt het stuk Sisyphus duidelijk. Toch voelt de ik-persoon zich afgescheiden van zijn soortgenoten: ‘Zij zijn al verloren voordat ze weten dat de doolhof begonnen is, terwijl jij enkel nooit zult achterhalen of hij eindigt’.
Rancofieren bevat 38 deeltjes maar geen ondertitels. Hier wordt een meta-ras beschreven dat af-