vrees bevat drie verhalen. Drie keer een jongeman als hoofdpersoon. In het eerste: Jack, de vuilnisman, op nieuwjaarsdag wanneer het de gewoonte is na het vuilophalen met de hele bemanning van zo'n vuilniswagen te gaan nieuwjaren: aanbellen, nieuwjaar wensen en dan drank krijgen of geld. Jack kent alle dagelijkse rotzooitruukjes van z'n kompanen, hij haat ze. Maar hij doet eraan mee in de vage hoop ooit, later, misschien, iets beters te doen te krijgen. Op het eind van het verhaal springt hij met z'n zatte kop van de vuilniswagen af, die rijdt het kanaal in, z'n makkers verdrinken voor zijn ogen. Hoe hij thuis moet komen, weet hij niet.
Het derde verhaal loopt daar merkwaardig parallel aan: een onderwijzertje uit de boerenarbeidersklasse, ook de jongste onder z'n kollega's, gaat met hun sinterklazen: langs huizen verkleed als sinterklaas met gevolg; hij is als jongste Zwarte Piet. Ze houden hem voor de gek, laten hem in hun dronken bui midden op een verlaten donkere landweg staan. Hij is volkomen verdwaald en raakt niet thuis.
Deze verhalen flankeren het middelste: Wim, zoon van een rechter, is ongeoorloofd verliefd op Frieda, tuinmansdochter. Op weg naar een klandestieve vrijage-afspraak overrijdt haar een vrachtauto. Wim gaat wezenloos van verdriet zwemmen in een water waar riolen op uit komen. Het blijft een open vraag of hij ooit nog thuiskomt.
De drie verhalen zitten kompositorisch aan elkaar gehecht op twee manieren:
- | Elementen van het eerste zitten in de volgende: de verongelukte vuilniswagen komt ook in twee |
Willy Spillebeen.
| en drie voor, het vermorzelde meisjeshoofd in drie. Daardoor raken de verhalen betrokken op elkaar. De lezer krijgt het gevoel: het tema doet zich telkens weer voor in andere variaties, de geschiedenis herhaalt zich: vandaag de vuilnisman, morgen de onderwijzer, heden gij, morgen ik. |
| |
- | De tweede, voornamere, las, zit in de tematiekparallellen tussen de verhalen. In elk ervan is de hoofdpersoon negentien jaar, de jongste (thuis, onder de kollega's). Op de grens van twee werelden: kritiese jeugd, gevestigde orde van de eenmaal volwassenen. De volwassenen doorzien en er toch bij hun onderdoorgaan. Jack kan zich niet onttrekken aan de smerigheden die de andere vuilophalers met hem uithalen, Piet kan niet op tegen de geniepigheden van zijn kollega-onderwijzers, Wim niet tegen de schijngewichtgiheid van zijn notabele familie. Toch doen ze alle drie mee. De normen van de volwassenengroepen drukken zwaar. Ze maken zelf vuile handen. Door zien, zwijgen en meedoen worden ze zelf slachtoffer. De drie verhalen eindigen alle drie open: er vallen doden (de vuilnismannen, Frieda), en of de drie hoofdpersonen het halen, is zacht gezegd onzeker. Alle drie de verhalen eindigen in versneld ritme: de zinnen worden korter, ze volgen elkaar vlugger op door komma's in plaats van punten, de verhaalde tijd krimpt in in verhouding tot de verhaaltijd. Dat geeft de lezer een gevoel van groeiende paniek en ten slotte van dolgedraaid te worden. |
Toch valt het middelste verhaal er op een of andere manier tussen uit: de tematiek ‘rechterszoon te goed voor tuinmansdochter’ is klassiek-melodramatisch (satire?), de toon is niet zo ruw, de auteur bewaart grotere afstand tot zijn onderwerp, er is aanzienlijk minder monologue intérieure. De hoofdpersoon wordt er niet tussen genomen door zijn kollega's, maar klemgezet door zijn achtenswaardige familie, vooral door pa-rechter. Zulke bewuste afwijkingen tussen de toch aanwezige parallellen moeten een funksie hebben.
In tegenstelling tot de drie andere speelt het middelste verhaal niet in een lagere klasse van stads- of plattelandsarbeiders. Dat verklaart niet alleen het verschil in toon en afstandelijkheid (ik zei al dat Spillebeen sociaal bewogen de pen voert), maar ook de sóórt onderdrukking waar deze 19-jarige hoofdpersoon, half doorziend, half medeplichtig, onder lijdt. De vuilnisman en de onderwijzer uit het kleine milieu komen er nooit uit. Ze zullen levenslang door dezelfde soort kollega's gepest worden, en oudgeworden zullen ze, zelf afgestompt, hun jongere kollega's precies hetzelfde pesten. Spillebeen maakt met weinig woorden die uitzichtloosheid