ook Servotte is uitgegaan van een persoonlijk ervaren en entoesiasme, van een (om Eliot te citeren) ‘betekenisvolle emotie’.
Maar waarom speciaal deze verzen van Eliot als kompagnon en troost kiezen? Trouwens de dichters, die mij als student het meest aantrokken, waren toch zijn jongere volgelingen, Auden, Spender, Day Lewis en Mac-Neice. Het antwoord kan men alweer bij Servotte vinden, waar hij, in zijn eerste zin over de vertaling, schrijft, dat de lezer ervan haar later terzijde moet laten ‘om zich over te leveren aan de incantatie (mijn kursivering) van Eliot's Engels’. En inderdaad heeft de betovering die van deze verzen uitgaat als inkantaties, die een weerklank van het kerkelijke ritueel inhouden, een grote rol gespeeld als een bron van solaas maar ook van innerlijke sterkte en volharding, als een reddingsboei. Wat toch vreemd is, als men weet, dat ik niet gelovig ben.
Ik bied geen ekskuses aan voor dit neerpennen van persoonlijke reakties, want hier gáát het in de literatuur om, en niet, in de eerste plaats, om akademische eksegese, analyse, historisch onderzoek en waardebeoordeling. Bovendien, zoals Servotte in het essay, waarmee hij zijn boek sluit, schrijft, houden deze gedichten ‘een hoffelijke uitnodiging’ in ‘om een ervaring te delen’. Ik ben in die oorlogsjaren op die uitnodiging ingegaan met het rezultaat dat de Four Quartets een deel van mijn wezen zijn geworden. En dit is zoals het moet zijn.
Professor Servotte heeft zijn boek opgebouwd uit een korte inleiding over Eliot en zijn Four Quartets, gevolgd door een schets van de dichter en zijn overtuigingen in 1934, beginpunt van de reeks, want Burnt Norton is al in 1935 verschenen. Daarna komt een noot over de vertaling; daarna de vertaling zelf, met de Engelse versie ernaast en met vele voetnoten; en tenslotte een essay over de gedichten onder de titel ‘Een houding in de tijd’ en een kleine, sterk selektieve bibliografie.
Hier heb ik slechts ruimte om op enkele punten m.b.t. de vertaling in te gaan. Over de Inleiding kan ik alleen zeggen, dat ik het jammer vind, dat de gedichten terstond als ‘in hoge mate autobiografisch’ zijn gekarakteriseerd, want de strenge objektivering van de persoonlijke ervaring heeft Eliot steeds als leidraad gediend. Servotte schrijft immers hierover. Voor de rest vind ik, dat te weinig aandacht aan de maatschappelijke en vermanende betekenis van deze gedichten is geschonken, als een verwerping van onze sterk materialistische samenleving: een samenleving die juist nu en juist door haar materialisme in grote moeilijkheden raakt. Wat Eliot voorzag.
De vertaling, schrijft Servotte zeer bescheiden, is ‘slechts bedoeld als hulp om het origineel te begrijpen’. In dat geval moet zo'n vertaling in zijn interpretaties juist zijn. Dit is helaas niet overal het geval en vooral niet in het begin, in Burnt Norton en East Coker. In The Dry Salvages en Little Gidding komen minder foutieve interpretaties voor. Die in Little Gidding, waar de belangrijke paradox: ‘Never and always’ met ‘Nu en altijd’ vertaald wordt, kan, naar ik geloof, aan een schrijffout worden toegeschreven. In de voetnoot heeft Servotte het trouwens over ‘nooit’ en niet over ‘nu’.
Oorzaak van de meeste dwalingen in de interpretatie van Eliot's tekst is: het duidelijke voor ónduidelijk zien en te ver gaan bij het zoeken naar een oplossing voor een probleem dat niet bestaat. Dit leidt telkens weer tot hineininterpretieren.
Aldus, in Burnt Norton bevinden wij ons in een rozentuin en komen wij bij een rond vijvertje, dat door een klein haagje van buks (‘box’) is omringd. Maar Servotte vertaalt Eliot's uitdrukking ‘box circle’ met loges en verplaatst de lezer daarmee naar een theater. In een voetnoot lezen wij: ‘...Dit verklaart de “onwerkelijklijkende” adjektieven... en eveneens het woord “box-circle”/loge dat verwijst naar de wereld van het toneel’. Dit is helemaal niet het geval. Bovendien kent het Engels de uitdrukking ‘box-circle’ niet i.v.m. het teater. Wel ‘box’ en wel ‘circle’ maar niet ‘box-circle’. De buks en de buksboom komen echter ook in de Lage Landen veelvuldig voor, als omheiningen in tuinen. Het streepje tussen ‘box’ en ‘circle’ in de voetnoot is ook niet van Eliot maar toegevoegd door Servotte.
Wij vinden dezelfde neiging tot hineininterpretieren op blz. 49, waar de vertaler meer in ‘the figured leaf’ wil zien, dan er is. In een voetnoot schrijft hij: ‘“The figured leaf” is niet direkt te begrijpen’, maar voor de Engelse lezer is het wèl zo: een blad waarop men het patroon van de nerven ziet. Voor de Belg René Magritte ook: die schilderde immers hele bomen vaak in die vorm: een generfd blad. Servotte heeft het over een stuk papier (‘leaf’) en zoekt ook naar een verband met Tennyson (In Memoriam, stanza XLII, en niet XLIII, zoals in de noot staat). Hier zijn Tennyson's regels niet goed begrepen. Deze schreef