Ons Erfdeel. Jaargang 18
(1975)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het federalisme in joegoslaviëprof. guy héraud Zoals de geograaf en etnopolitikus Aldo Dami schrijft, is Joegoslavië een staat met twee alfabetten (het latijns en het cyrillisch), drie talen (Sloveens, Servo-KroatischGa naar eindnoot(1) en Macedonisch), vijf volkeren (Slovenen, Serviërs, Kroaten, Macedoniers, Montenegrijnen) en zes republieken (een per volk, plus Bosnië-Hercegovina).
Die manier van voorstellen is korrekt, als men er aan toevoegt dat er naast die vijf volkeren die de Joegoslavische staat vormen ook nog een bepaald aantal minderheden in het land voorkomen: Albanezen, Hongaren, Roemenen, Slowaken, Italianen, enz. In de administratieve organisatie zijn er bovendien nog twee ‘autonome streken’ (regio's): Vojvodina en Kosovo, die (al maken ze dan deel uit van de republiek Servië) rechtstreeks vertegenwoordigd zijn op het federaal nivo en in wezen inzake hun instellingen niet verschillen van de republieken zelf.
Alleen Bosnië-Hercegovina heeft geen eigen nationaliteit; haar bewoners zijn te verdelen in Serviërs (ortodoksen), Kroaten (katolieken) en Moslims. Een bepaling van de grondwet staat aan deze laatsten toe zich kortweg ‘Joegoslavische burgers’ te noemen en een vermelding van nationaliteitGa naar eindnoot(2) te weigeren. Die mogelijkheid bestaat trouwens voor elke Joegoslaaf, maar behalve door de Moslims wordt er zelden gebruik van gemaakt. Dat soort Joegoslaven vindt men buiten de Moslims vooral onder de ‘geëvolueerden’ van het regime, voorstanders van het centralisme.
Gelegen op het trefpunt van de Europese (Duitse, Italiaanse, Hongaarse) en Oosterse (Turkse) invloeden, vormt Joegoslavië een konglomeraat van volkeren en beschavingen dat in niets moet onderdoen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Oorsprong van de Joegoslavische staat.Op basis van de verklaring van Korfoe (20 juli 1917) werd op 1 december 1918 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Koninkrijk van de Serviërs, Kroaten en Slovenen gesticht (Kraljevina Srba, Hrvata i Slovenica). De verdragen van Saint-Germain en Laye (10 september 1919) en van Trianon (4 juni 1920) bekrachtigen de Oostenrijks-Hongaarse gebiedsafstand. En door het Verdrag van Neuilly (27 november 1919) kent Bulgarije aan Joegoslavië grenskorrekties toe in Oost-Macedonië en staat het in het noordwesten van het land een belangrijker gebied af. Op 13 november 1918 was Montenegro al met Servië een fusie aangegaan. Fiume/Rijeka, vrijstaat sedert 1920, werd in 1924 Italiaans bezit, door de krachttoer van Gabriele d'Annunzio, schrijver en vrijschutter, en werd pas na de tweede wereldoorlog Joegoslavisch, samen met de rest van IstriaGa naar eindnoot(3). De Grondwet van Vidovdan (28 juni 1920) voorzag voor de nieuwe staat een unitaire struktuur, met Servisch overwicht, waarin noch Macedoniërs, noch Albanezen, noch Turken ook maar het minste recht genoten. Het waren echter de Kroaten die zich het felst verzetten tegen de ‘servisering’ van de gemeenschappelijke staat. Daarop verstrakte de koning nog zijn houding en hief de grondwet op op 6 januari 1931. Het koninkrijk droeg de naam ‘Joegoslavië’, wat wil zeggen: ‘Zuid-Slavië’. Te noteren valt daarbij dat die naam niet erg adekwaat is, want ook Bulgarije behoort door taal en kultuur tot de Zuid-Slavische groep. Bovendien wordt wel eens in twijfel getrokken of het Sloveens ertoe behoort; het wordt dan gevoegd bij de West-Slavische groep, samen met het Pools, het Tsjechisch, het Slowaaks en het Sorbisch. De moord op koning Alexander I en op president Louis Barthou, 1934 in Marseille, bracht de ernst van de Kroatische malaise aan het licht.
De regent, Paul, ondertekende de ‘tripartite’ van 25 maart 1941, maar twee dagen later laat generaal Simonic de regering aanhouden en zegt het verdrag op. Gesteund door Italië en Hongarije valt Duitsland dan op 6 april 1941 het land binnen. Het kapituleert op 17 april. De 13e mei wordt Kroatië als zelfstandige staat opgericht, Servië wordt bezet en Montenegro onder Italiaanse voogdij geplaatst. Duitsland, Italië en Hongarije delen de rest onder elkaarGa naar eindnoot(4).
Bezield door de Kroaat Josip Broz, bijgenaamd ‘Tito’, stelt het kommunistisch verzet in 1942 het ‘Nationaal Antifascistisch Bevrijdingskomitee’ (AVNOJ) aan, dat zich in Jajce, in Bosnië, vestigt. Daar besliste een konferentie in 1943 de Joegoslavische staat weer op te richten op federalistische en nationale basis.
De Konferentie van Teheran sprak zich uit tegen generaal Draja Mihailovic; de regering in ballingschap kreeg geen enkele steun meer; en Nedic, de Servische regeringsleider in Belgrado, werd tot zelfmoord gedreven. Op die manier was Tito meester van de situatie bij de militaire bevrijding van Joegoslavië. Met de Komitees voor de Bevrijding van het Volk richtte hij op 29 november 1945 de federale volksrepubliek Joegoslavië op, die haar eerste grondwet kreeg in januari 1946.
Door het vredesverdrag van Parijs (10 februari 1947) worden alle gebieden die door Italië geannekseerd waren, aan Joegoslavië teruggeschonken. Dit land ontvangt daarbij geheel Istria (Triëst uitgezonderd), de Italiaanse enklave Zara/Zadar aan de Dalmatische kust, evenals alle kusteilanden die na de eerste wereldoorlog aan Italië toegewezen waren. Na lange en heftige betwisting werd het ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bied van de ‘vrije stad’ Triëst tussen Italië en Joegoslavië verdeeld op 5 oktober 1954. Zone A kwam daarbij bijna helemaal, met de stad Triëst zelf, aan Italië, zone B aan Joegoslavië. De grens met de andere landen werd hersteld zoals zij eruit zag voor de tweede wereldoorlog begon. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. De etnische samenstelling.Met de volkstelling van 31 maart 1971 kon de bevolking (20,5 miljoen inwoners) als volgt verdeeld worden (in duizendtallen):
De ekonomisch achtergebleven gebieden hebben, in tien jaar, de grootste groei vertoond: Kosovo (+25%), Macedonië (+16%), Bosnië-Hercegovina (+13%), Montenegro (+12%). De groei van Vojvodina (de laagste), Kroatië en Slovenië ligt duidelijk onder 10%. Servië, met 10%, neemt een gemiddelde positie in.
De vermelde cijfers wijzen echter op de totale bevolking van de republieken en streken, en niet op de nationaliteiten. De bewuste gebieden zijn namelijk niet homogeen, behalve Slovenië, dat relatief homogeen kan worden genoemd. Hier volgen nu, opnieuw volgens de telling van 1971 en in miljoenen uitgedrukt, het aantal inwoners per nationaliteit:
De vijf ‘volkeren’ die de staat schragen:
De achttien getelde nationale minderheden:
Met uitzondering van de ZigeunersGa naar eindnoot(5), van wie het werkelijk aantal (waarschijnlijk hoog, wellicht 200.000) ons niet bekend is, halen de andere minderheden geen 15.000 personen. Het zijn Duitsers (officieel minder dan 10.000, tegenover meer dan een half miljoen voor de oorlog, en nog 60.000 in 1953), de Walaken, de Aromoenen, de Grieken, de Russen, de Joden, de Istro-Roemenen (of Tsjitsjen). Enkele inlichtingen over het gebied van die etnische groepen leken ons onontbeerlijk. Tweederden van de Albanezen wonen in de streek van Kosovo, die gekreëerd werd wegens hun kompakte aanwezigheid. De overigen wonen grotendeels in Macedonië. De Hongaren wonen in Noord-Vojvodina, naast Hongarije. Slechts een verkeerd trekken van de grens, in het verdrag van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Trianon, verklaart de aanwezigheid van een zo sterke Hongaarse minderheid in Joegoslavië. Andere Hongaren kunnen echter aangetroffen worden in de rest van Vojvodina, in Kroatië en Slovenië (in Slovenië zijn twee Hongaarse gemeenten te vinden met tweetalig statuut: Lendava en Murska Sobota, in de streek Prekmurje, in het noordoosten van het land). De Turken treft men vooral aan in Macedonië en Kosovo. Joegoslavië heeft zich ingespannen om hun repatriëring te verkrijgen. Daardoor is het aantal van deze minderheid (Duitsers en Joden uitgezonderd) het meest teruggelopen. De Slowaken wonen in het noorden van Vojvodina (Batschka). Het betreft hier kolonisten die aangetrokken werden in de 18e eeuw om de gebieden opnieuw te bevolken die op de Turken heroverd werden. De Slowaken hebben een lyceum in Backi Petrovac, de grootste Slowaakse gemeente van Batschka. We kunnen ook nog als andere nederzettingen vermelden: Selenca (katoliek) en Stara Pasua. De Slowaken van Joegoslavië zijn, zonderling genoeg, in meerderheid Luthers. Er zijn zetels voor het Slowaaks aan de universiteiten van Belgrado en Novi-Sad. De radio, en weldra de televisie van Novi-Sad, geeft uitzendingen in het Slowaaks. De grotere stad Subotica (in het Hongaars: Szabadka) heeft drietalige aanduidingen: Servisch, Hongaars, Slowaaks. De Slowaken hebben zich in de 19e eeuw ook verspreid in Slavonië en andere streken van Kroatië. Van eigen scholen verstoken laten ze zich daar geleidelijk assimilerenGa naar eindnoot(6). De Bulgaren huizen in de streek tussen Nis en de Bulgaarse grens. De Roemenen in Banat (Vojvodina), de Ruthenen en Oekraïniërs vooral in Batschka (Vojvodina) en Slavonië (Kroatië). De Tsjechen in Slavonië en Bosnië; de Walaken in de streek van Timok, op de Donau, nabij de ‘ijzeren poorten’. De Italianen zijn gekoncentreerd aan de noordkust van de Adriatische Zee en vooral in zone B van het vroegere gebied van de vrijstad Triëst, waarvan een deel behoort bij de Republiek Slovenië (gemeente Koper/Capo d'Istria, Izola/Isola en Piran-Portoroz/Pirano-Portorose), en het andere bij Kroatië (gemeente Umag/Umago en Novigrad/Cittànova). Daar genieten de Italianen een strikt tweetalig regime, op volledige voet van gelijkheid (vooral in Slovenië), gewaarborgd door de overeenkomsten van Londen (5 oktober 1954). (Als tegenprestatie is er een zelfde regime toegekend aan de Slovenen in zone A, die nu de Italiaanse provincie Triëste vormt). De andere Italiaanse nederzettingen vindt men in het distrikt Rijeka/Fiume (evenals in Rovinj/Rovigno, Porec/Parenzo en Vodnja/Dignano) en in Pula/Pola. Maar in die laatste gebieden is er in de praktijk geen tweetalig regimeGa naar eindnoot(7). De benaming van de minderheden, zoals hier vermeld, steunt op de officiële stukken. Daarover twee opmerkingen. De naam ‘Ruthenen’ slaat op Biëlorussen, zoals door mij aangeduid, en niet op Oekraïniërs (zoals bv. in de Poolse, Roemeense of Tsjechoslowaakse statistieken).
De Joegoslavische volkstelling maakt onderscheid tussen Roemenen (de Roemenen van Vojvodina), Walaken (de Roemenen van Timok), AromoenenGa naar eindnoot(8) (in Macedonië) en Tsjitsjen. Desnoods zou men nog kunnen aannemen dat de Aromoenen (Macedo-Roemenen) en de Tsjitsjen (Istro-Roemenen) apart behandeld worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die twee groepen zijn inderdaad gedifferentieerd en (vooral de Tsjitsjen) geografisch van de andere Roemenen gescheiden. Maar daartegenover is het helemaal niet duidelijk waarom de Roemenen van Timok, Dako-Roemenen, zoals de bewoners van Roemenië zelf, beschouwd worden als ‘Walaken’. Alleen de Roemenen van Vojvodina hebben taalfaciliteiten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. De instellingen.Er is geen andere staat die sedert het einde van de oorlog, zonder staatsgrepen of revoluties, zo dikwijls zijn grondwet gewijzigd heeft. Die van 1946, grondig herzien in 1953, werd op 7 april 1963 vervangen. De ‘Volksrepubliek’ maakte toen plaats voor de ‘Socialistische Federale Republiek’. Daarna, in 1968, veranderden elf amendementen (en nog eens 32 op 30 juni 1971) het uitzicht van de staat en van de samenleving aanzienlijk. En dat is nog niet alles. In juni 1973 werd aan de Nationaliteitenraad een ontwerp van nieuwe grondwet voorgelegd, bijzonder lang (387 paragrafen) en uitgebreid, waarover na debatten in de schoot van de partij en door de publieke opinie bij het begin van 1974 definitief gestemd moest worden.
De evolutie vertoonde twee strekkingen. Op het nivo van de politieke strukturen stelt men een versteviging van de autonomie van de Republieken en de Regio's vast; de republieken worden nu als ‘zelfstandige staten’ beschouwd (zonder het echter helemaal te zijn), zodat Joegoslavië zich halfweg tussen een federale staat en een konfederatie bevindt. Op het sociaal nivo moet de kollektivistische ordening van de stalinistische periode plaats maken voor een vorm van vrij socialisme, gegrond op de idee van zelfbestuur, maar waarin ook andere vormen van beheer kunnen voorkomen (zelfs het partikulier initiatief, vooral op landbouwgebied; de boeren kunnen tot 10 hektaren grond bezitten, in bergstreken zelfs meer).
De grondwettelijke struktuur kent drie echelons: de federatie, de republieken en regio's, en tenslotte de gemeenten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De federatie.Ze wordt beschouwd als een ‘socio-politieke gemeenschap’, niet als een natie (dit woord is voorbehouden voor de volkeren van de republieken). Haar bevoegdheid blijft tot het essentiële beperkt, d.w.z. tot de macht die noodzakelijk is om de samenhang van het kompleks hedendaags Joegoslavië te verzekeren: de defensie, buitenlandse zaken, buitenlandse handel, eenheid van ekonomisch en sociaal systeem. De federatie beheert eveneens een steunfonds voor onderontwikkelde republieken en regio's. Het is echter zonder meer duidelijk dat dit ‘minimum’ aan bevoegdheid toch een indrukwekkend geheel van middelen betekent.
Het Federaal Parlement, vroeger bestaande uit vijf, zelfs zes kamersGa naar eindnoot(9), moet tot de klassieke samenstelling van twee kamers teruggebracht worden, maar met kenmerken die stoelen op het heel bijzonder sociaal systeem van Joegoslavië.
De ‘laagste’ kamer, de Federale Raad, zal samengesteld zijn uit delegaties van arbeiders uit de republieken en regio's. De wijze van verkiezen, die nog niet bekend is, zou een getrouwe en volledige vertegenwoordiging van alle produktiekrachten moeten verzekeren. Anderzijds zal de Raad van de Republieken en de Autonome Streken, emanatie van de par- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lementen van elk van hen, optreden als federale kamer en zal op die manier de huidige ‘Nationaliteitenraad’ vervangen.
De twee kamers, gelijkberechtigd, zullen verschillende en gespecialiseerde bevoegdheden hebben. Naast ‘volledige wetten’ zal het Federaal Parlement over ‘algemene wetten’ stemmen, die de parlementen van de republieken moeten aanvullen. Het Federaal Parlement kiest de rechters en kan zijn bevoegdheden niet delegeren.
Het kollektief voorzitterschap, ingesteld op 29 juli 1971, bestaat nu uit 23 leden: 3 vertegenwoordigers per aangesloten republiek en 2 per autonome regio (plus president Tito, voor onbepaalde tijd herkiesbaar). Ze worden aangeduid door de parlementen van de republieken en regio's, met bekrachtiging van het Federaal Parlement. De huidige ontwerpen voorzien maar één vertegenwoordiger meer per republiek en regio en reserveren een zetel voor de voorzitter van de Liga van de Kommunisten (de enige partij), naar wie er zodoende voor het eerst verwezen wordt in het grondwettelijk organigram van de staat.
De Federale Uitvoerende Raad wordt duidelijk onderscheiden van het voorzitterschap. De leden ervan worden gekozen door het parlement en hun mandaat kan herroepen worden. Naast zijn rol van bestuursorgaan voor de federatie kan de raad ook voorlopige beslissingen nemen op het gebied van de ‘zelfstandigheid’ van de republieken in alle gevallen waarin ze geen akkoord bereiken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De republieken en autonome regio's.De republieken hebben alle machten die niet uitdrukkelijk toegewezen zijn aan de federatie en aan de gemeenten. De nieuwe grondwet wil hen zelfs een vetorecht toekennen in alle grote vraagstukken van nationaal belang. Ze zullen zelfs grondgebied kunnen afstaan, en omgekeerd, zich unaniem kunnen uitspreken over het eventueel opnemen van belendende buitenlandse gebieden.
Het Republikeins Parlement oefent de wetgevende macht uit en wordt daarin bijgestaan door een Kamer van Gemeentevertegenwoordigers. De uitvoerende macht is samengesteld uit een beperkt aantal ministers, door het parlement gekozen.
De autonome streken hebben in de loop van de verschillende hervormingen van de grondwet voortdurend aan macht gewonnen en hebben nu een struktuur en bevoegdheden die in grote mate vergeleken kunnen worden met die van de republieken. Elke republiek en autonome streek bezit, zoals de federatie, haar Opperste Gerechtshof.
Behalve in het leger, waar het Servo-Kroatisch overheerst, worden Macedonië en Slovenië in hun eigen taal bestuurd. Kosovo is strikt tweetalig (Servisch en Albanees), met bepaalde faciliteiten voor het Turks. En Vojvodina geeft rechten, naast het Servo-Kroatisch, aan de verschillende minderheidstalen, zoals hierboven al vermeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De gemeenten.De Joegoslavische gemeente gelijkt niet op de gemeenten van West-Europa. Op het platteland zijn het uitgestrekte gebieden, zo groot als onze arrondissementen, zelfs soms onze provincies. Bij wijze van voorbeeld: Slovenië telt slechts 60 gemeenten, voor twee miljoen inwoners; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vojvodina slechts 44, voor hetzelfde aantal inwoners. Servië telt er niet meer dan 178. De steden zijn echter verdeeld in gemeenten. Ljubljana telt er 5 voor 268.000 inwoners; Belgrado 16 voor een miljoen bewoners. Joegoslavië heeft in totaal 450 gemeenten, die 28.000 werkelijke vestigingsplaatsen groeperen.
De gemeenten zijn verder onderverdeeld in lokale gemeenschappen, of, in de steden, in wijkgemeenschappen (b.v. 90 in Ljubljana)Ga naar eindnoot(10).
De autonomie van de gemeenten is zeer groot en gaat gepaard met het recht eigen belastingen te heffen. Het reserveleger valt onder hun bevoegdheid. Maar hun grootste bevoegdheid ligt waarschijnlijk in het toezicht dat ze uitoefenen op de ondernemingen met zelfbestuur.
Na een periode van verplicht kollektivisme gaf de breuk met het Kominform aan Joegoslavië de gelegenheid aan zijn ekonomisch systeem een nieuwe richting te geven. Zonder aan het principe van het kollektief bezit afbreuk te doen schenkt de wet van 27 juni 1970 op het beheer van de ondernemingen aan de arbeiders, bedienden en kaderleden het bestuur van de produktiemiddelen en staat hen toe de opbrengst van hun arbeid in bezit te nemen.
De grondwettelijke struktuur van Joegoslavië is het merkwaardigste (en zo te zeggen énige) voorbeeld van een federatie van mono-etnische streken. Als men de etnie volgens de taal bepaalt zou er inderdaad een Servo-Kroatische etnie bestaan van zowat 15 miljoen personen. Welnu, die vormt geen éne republiek, maar is verdeeld over vier staten: Servië, Kroatië, Bosnië-Hercegovina en Montenegro. Zelfs als we even de Kroaten wegdenken (die een oorspronkelijke kultuur opeisen en zelfs taalkundige eigenheid), blijft het feit bestaan dat de Serviërs verdeeld zijn over twee republieken (Servië en Montenegro) en dat ook Bosnië-Hercegovina er een groot aantal telt. Het verdelen van de Servo-Kroatische etnie (en die van de Serviërs in engere zin) over vier republieken (resp. twee, indien al niet drie), heeft het voordeel dat er een zeker evenwicht geschapen wordt tussen het Servo-Kroatisch element aan de ene kant, en de Slovenen en Macedoniërs aan de andere kant.
Die verdeling van de meerderheid in meerdere gefedereerde eenheden, terwijl de minderheden niet-verdeelde (of minder verdeelde) eenheden vormen, is ook in Zwitserland terug te vinden. Daar is dit het resultaat van de wispelturige geschiedenis en niet van een bewuste keuze. Niettemin biedt het Zwitsers federalisme aan de Frans- en Italiaanstalige Zwitsers de waarborg van een Alemanië dat niet aan zichzelf denkt als aan een geheel, maar als aan een veelheid van kantons (waarvan enkele gemengde). Hetzelfde fenomeen is ook in de Indische Unie te vinden, mutatis mutandis. Daar slaat de geleding niet op taalkundige of etnische groepen, maar op dat geheel van nationaliteiten gevormd door de Indo-Arische volkeren. Hun overwicht tegenover de Dravidische groep wordt afgezwakt omdat ze verspreid zijn over dertien gefedereerde staten, terwijl de Dravidische groep er slechts vier vormt.
De verdiensten van een ‘federatie van mono-etnische streken’ blijken duidelijk uit een vergelijking met een tegenovergestelde struktuur: een federatie van panetnische streken. De U.S.S.R. is door het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overwicht van de Federale Republiek Rusland, of van het Russisch element in het algemeen, zeer onevenwichtig (de Russen vormen ongeveer 55% van de bevolking van de hele unie). Daarom vormt Joegoslavië een model waaraan een mono-etnisch Europa zijn inspiratie zou kunnen puttenGa naar eindnoot(11).
Toch zijn er in de toepassing enkele inbreuken tegen de etnische principes te noteren. Een ervan, ongetwijfeld gesteund door de wil van de bevolking aldaar, betreft de geografische kant van de zaak: de grens tussen Slovenië en Kroatië laat aan deze laatste republiek, ten noordwesten van Zagreb, een uitgestrekt gebied dat dialektologisch Sloveens isGa naar eindnoot(12).
We kunnen ook de beperkende afbakening van Kosovo vermelden, die niet geheel de Albanese zone bevat, maar er een deel van aan Macedonië laat. Een rechtmatiger indeling zou het mogelijk gemaakt hebben ten minste vier vijfden van de Joegoslavische Sqiptaren in een en dezelfde politieke eenheid te verenigen. Bovendien hadden ze het statuut van republiek kunnen krijgen, aangezien de Macedoniërs, nauwelijks groter in aantal, en de Montenegrijnen, drie keer minder talrijk, dat statuut wel degelijk hebben. Men kan zeggen dat deze diskriminatie zonder zware gevolgen blijft omdat de autonome streken nu nagenoeg dezelfde rechten hebben als de republieken. Maar waarom gaat men de Albanezen die de oprichting vragen van een 7e republiek in de federatie, dan intimideren, aanhouden en vervolgen?
De Hongaren in Vojvodina hadden ook een eigen streek kunnen vormen, omdat het gebied dat ze bewonen aaneengesloten is. Nu lopen ze verloren in een ‘autonome regio’ die een bevolking van vijfmaal hun eigen aantal telt. Die ‘fraude in de afbakening’ herinnert sterk aan het opnemen in één ‘regio’ van Zuid-Tirol (Germaans en Ladinisch) in het Italiaanse Trentino.
Tenslotte worden ook de Macedoniërs niet ten volle erkend voor wat ze zijn: nauwelijks gedifferentieerde Bulgaren, die in de vorming en de verdediging van Bulgarije een beslissende rol gespeeld hebben. Belgrado heeft zich ingespannen om een kloof te scheppen tussen zijn Macedoniers en Sofia, al was het maar door bij het kodificeren van het Macedonisch dialekt die vormen te kiezen die het verst verwijderd zijn van het Bulgaars en het dichtst bij het Servisch liggen.
Die politiek wordt aan de andere kant van de grens niet aanvaard. En de Macedonische ‘twistappel’Ga naar eindnoot(13) vertroebelt nog steeds de relaties tussen de twee Zuid-Slavische staten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. Evaluatie.Welke beoordeling kan men het Joegoslavisch federalisme geven? Een genuanceerd antwoord dringt zich op, dat ons bij verschillende aspekten brengt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Onvoldoende waarborg i.v.m. de rechten van de mens.In verband met de rechten van de mens kan men bepaalde overdrijvingen betreuren die voorkwamen vooral aan het einde van de oorlog, daarna onder de diktatuur van Rancovic, vice-president van de republiek Servië. Bij de Duitse bevolkingsgroep, op een bijzonder wreedaardige manier uit hun huizen verjaagd, al hadden ze niet met de Nazis gekollaboreerd, vielen er tienduizenden doden. Wat meer be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
paald Rancovic aangaat, hij had het speciaal op de Albanezen gemunt, die de ergste krenkingen ondergingen. Het is trouwens niet zeker dat de vervolgingen niet hernomen werden, als men geloof hecht aan bepaalde, moeilijk te kontroleren geruchten uit Kosovo. Op een algemener nivo weze slechts verwezen naar de langdurige kerkering van Milovan Djilas, wapengezel van Tito, wegens afwijkende ideologische opvattingen. Of de anti-Kroatische repressie van 1971-1972, of nog het geval van professor Mihaijlo Mihajlov, van Zadar, gevangen gezet wegens het uitgeven van een tijdschrift, en aan wie nu het recht tot uitwijken geweigerd wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De meer formele dan werkelijke decentralisatie.Ze werd begonnen op grote schaal in 1970-'71 en wordt teoretisch voortgezet op het vlak van de grondwet, maar niet op dat van de partij. De Liga van de Kommunisten blijft gecentraliseerd zoals in het verleden, waar het mogelijk was geweest ook de partij om te vormen, zoals de staat, tot een alliantie van republikeinse kommunistische partijen. Op het ekonomische vlak geeft het zelfbestuurGa naar eindnoot(14) evenmin alle verwachte resultaten, en de ekonomie voelt de druk van de hoogste inflatoire tendens van Europa. De façade van decentralisatie geeft geen beeld van de arbitraire manier waarop de deviezen en de meerwaarde van de geleverde arbeid door de vier banken van Belgrado verdeeld worden. ‘Alle ekonomische macht is in Belgrado gecentraliseerd’Ga naar eindnoot(15) ten koste van de Slovenen en Kroaten, die het meest betalenGa naar eindnoot(16). Weliswaar is een systeem van ‘kommunicerende vaten’ normaal in een federatie, maar de verrekeningen zouden niet autoritair of technokratisch mogen gebeuren, en alleen na rijp overleg tussen de republieken. En tenslotte moet in het raam van geheel Europa (en niet van één staat als Joegoslavië of bv. Spanje)Ga naar eindnoot(17) het vraagstuk van de ontwikkelingshulp gesteld en opgelost worden. De ontstentenis van werkelijke decentralisatie (politiek of ekonomisch) speelt natuurlijk in de kaart van Servië. Hoe kan het anders dan dat Servië het gehele land kontroleert, als het waar is dat, volgens geloofwaardige Kroatische bronnen, de politie voor 85% Servisch is?Ga naar eindnoot(18). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Een gunstig statuut voor de talen.Ondanks die schaduwvlekken blijft het Joegoslavisch systeem, ten minste op etnisch vlak, een van de meest voldoening schenkende. Op een paar uitzonderingen na (Roemenen van Timok, Duitsers) ontvangt elke natie onderwijs op alle nivo's in de eigen taal, zelfs, zoveel als mogelijk, aan de universiteit. Elke natie wordt in haar eigen taal beheerd en die taal heeft brede toegang tot de media: radio, televisie, pers, film. Natuurlijk is de zorg voor de talen op zichzelf geen waarborg voor het voortbestaan van een kultuur, want een kultuur heeft ook vrijheid nodig. Een onvrije kultuur is veroordeeld tot degenereren, in het beste geval tot folklore, in het ergste tot ideologische voortbrengselen. Maar hoe kan omgekeerd een nationale kultuur standhouden zonder de taal die haar werktuig is? Op dit punt kunnen de Joegoslavische verwezenlijkingen niet overschat worden. Zodoende zou Joegoslavië een voorbeeld van etnische samenleving kunnen zijn als zijn politiek regime zich volledig zou kun- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen losmaken van onvrijheid. Ik bedoel daar een vrije ordening mee, en vanzelfsprekend niet de terugkeer naar een vrij kapitalisme, of, waarom niet, naar het feodalisme dat er nog in heel wat streken heerste voor het invoeren van het socialisme. Het staat vast dat de eksperimenten van zelfbestuur algemeen dienen te worden voortgezet, want die nieuwe wegen van volledige inspraak van de burgers en van desaliënatie van de arbeiders worden te zelden en te schuchter bewandeld om niet de hoogste prijs te stellen op het voortzetten van het Joegoslavisch model. Men zou zich in Belgrado opnieuw moeten herinneren dat het niet-kollektivistisch socialisme waar men aanspraak op maakt voor alles de school is van de vrijheid, en dat die vrijheid slechts bewaard kan worden in een volledig en werkelijk pluralistische maatschappij. Of zoals Alexander Marc het zegt: ‘De moeilijkheden waarmee Joegoslavië af te rekenen heeft (en het is niet alleen dat land dat ze kent) kunnen nog overwonnen worden zonder, eens te meer, het revolutionair elan te breken. Het volstaat er zonder voorbehoud de principes zelf uit te diepen waarop de Joegoslavische revolutie niet ophoudt zich te beroepen: de principes van het federalisme’Ga naar eindnoot(19).
(Nederlands van Jan Deloof.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie: |
|