Lydia Rysack-Lesage als Marie in Wozzeck (KVO, 1974-75).
het hoogtepunt van het ekspressionistisch muziekteater. Zonder overdrijven mogen we zeggen dat dit realistisch, sociaal drama door de muziek van Alban Berg nog aangrijpender, bijna nog gruwelijker en schrijnender is geworden. Bergs muziek is geen illustratief klankdekor dat het gebeuren evokatief begeleidt. Bergs muziek verhevigt en verscherpt de direkte overdracht van tekst en inhoud. Ze geeft aan het dramatisch gebeuren in het algemeen en aan de protagonisten in het bijzonder een diepere en a.h.w. universelere kracht, die haast hypnotizerend de toehoorder in de ban kluistert.
Alban Berg zorgde voor een sterk gekoncentreerde konstruktie, samengebald in vijftien taferelen. Bijna al die taferelen of karakterstukken, of ‘inventies’ zoals Berg ze ook wel eens noemt, zijn uitgeschreven in traditionele vormen zoals variatiestruktuur, vijfdelige symfonische bouw, suite enz. Woord en toon zijn in deze partituur organisch met elkaar verbonden. Alle vormen van zangwijzen komen daarbij voor: van spreekstem tot koloratuur en gebonden cantilene. Op een ongeëvenaarde manier heeft Berg bovendien die vokale lijn ingewerkt in het polyfone orkestrale weefsel. Het uitgebreide orkest, dat zowel kompakt als solistisch behandeld wordt, speelt een hoofdrol: het kan schilderen en sfeer scheppen, maar meestal onderstreept het en aksentueert het de tekst of een enkel woord, of tekent het de psyche van de personages, of suggereert het de gevoelsstemming van het ogenblik. In dat opzicht zijn de intermezzo's tussen de taferelen van een uiterst aangrijpende dramatische spanning.
Het werd een schitterende première in de KVO, zowel vokaal als scènisch. Frits Celis dirigeerde deze moeilijke partituur op overweldigende wijze. Het orkest speelde niet alleen korrekt, maar met een geladen spanning en dynamiek zoals we eerder zelden uit de orkestbak te horen krijgen. Ook regisseur Walter Eichner had zich zowel voor de personenregie als voor de ensembletaferelen sterk ingezet, trouwens met sukses op een tweetal scènes na (slottafereel met het spelende kind, en de verdrinkingscène van Wozzeck). Ten slotte - en niet in het minst - heeft een degelijk solistenteam deze KVO-voorstelling doen slagen: op de allereerste plaats Lydia Rysack-Lesage, die met ideale vokale en degelijke scènische kwaliteiten de Mariefiguur karakterizeerde. Herman Bekaert zorgde voor een juiste Wozzecktypering en Willy Van Hese tekende en onvergetelijke parodie van de Hauptmann. Eén vlek op deze voorstelling: al te dikwijls liet de tekstduidelijkheid te wensen over!
Amper drie weken later verraste de KVO met een nieuwe produktie. Op zaterdag 14 december 1974 werd De brave soldaat Schweyck van Robert Kurka voor de eerste maal in de Koninklijke Vlaamse Opera voorgesteld.
Robert Kurka werd in 1921 te Cicero (Illinois) als zoon van Tsjechische ouders geboren. Hij studeerde musikologie aan de Columbia University en doceerde aan verschillende kolleges en universiteiten. Hij overleed in 1957 aan leukemie. Als komponist een autodidakt - hij kreeg wel enkele lessen van Darius Milhaud - liet hij een vrij omvangrijk oeuvre na met symfonieën, concerto's, kamermuziek, koorwerken, liederen en de opera The good soldier Schweyck. Een gedeelte van de instrumentatie van die opera werd later aan de hand van originele schetsen door zijn vriend Hershy Kay voltooid.
De opera werd gekomponeerd naar de beroemde roman van Jaroslav Hasek. Iedereen kent de tragi-komische inhoud. Na de moord op aartshertog Frans Ferdinand te Serajewo in 1914 belandt Schweyck in de gevangenis, daarna in een zwakzinnigengesticht. Uiteindelijk moet hij als soldaat de oorlog in. Door zijn ontwapenende naïviteit, zijn primitieve denkwereld en zijn slaafse onderdanigheid weet hij zich telkens weer uit de slag te trekken. Al bij al is dat werk een vlijmscherpe satire en bittere aanklacht tegen militarisme, machtswellust, gevestigde instellingen, maatschappelijke konventies enz.
Het is moeilijk deze partituur in