Fernand Auwera.
zwaar gekomplekseerd man komt uit de diepste diepten van zijn ziel boven geborreld. Ten slotte blijft hem slechts één gezel over: het schrijven. Hij begint heel korte stukjes te schrijven, ‘impressies, herinneringen, notities, invallen, verhaaltjes, stemmingsbeelden, schetsen’. Dat is dan deel 2 van dit boek geworden. Tijdens en na dit schrijfproces ontstaat de tekst van deel 1: ‘Maar precies al schrijvende zou ik trachten het isolement te doorbreken, zou ik proberen een inventaris op te maken, orde te scheppen. De schrijver, hoe dan ook, aan het werk, gelovend in de mag sche en genezende kracht van het woord’. Alleen het dagelijkse stukje houdt hem een beetje bij elkaar. Zijn vrienden, de mond nochtans vol van wereldengagement, vergaten zich te engageren op eenvoudig menselijk vlak, in hun onmiddellijke omgeving. Uiteindelijk ‘genezen’ zijn drie kwalen oog, geslacht en been. Maar de littekens blijven, en niet alleen op zijn lichaam.
Het tweede deel bevat dus 101 stukjes, die hij, behalve in de donkerste dagen, dagelijks schreef, meestal in de kliniek. Ik heb de indruk dat de stukjes achteraf niet werden geretoucheerd. Wel werden ze geschikt. Zo speelt het verhaaltje p. 78 zich twee dagen vroeger af dan het stuk p. 58. Dat er weinig of niet werd geretoucheerd, blijkt o.a. uit een herhaling (het planten van berken) in de verhalen De omgeving van een dorpskerk en Waarom er geen kabouters meer bestaan. Hij voelt dit aan, maar wijzigt niet: ‘Ik heb nu sinds geruime tijd zoveel geschreven - en een deel daarvan als onbruikbaar verscheurd - dat ik niet meer weet of ik die zinnen al niet eerder schreef, voor een al of niet nog bewaarde tekst’ In een blanko stukje, Zo ben ik nu eenmaal, is de schrijvende ik-persoon zich in een voetnota ook bewust van de verwijten die hij zal te slikken krijgen: ‘navelkijkerij, narcissisme, zelfmedelijden, zelfoverschatting, exhibitionisme, etc.’ De stukjes zelf zijn oneindig gevarieerd en hebben weinig of geen innerlijke koherentie. Er zijn verhalen, humoresken, grotesken, kursiefjes, aforismen, sprookjes, beschouwingen, schetsen, sick jokes, stukken ‘journal intime’, schrijfmomenten, verslagen, haiku's en brieven... De slotindruk is een van hopeloze angst, het inzicht dat hij enkel van zichzelf angst heeft, dat de anderen hem in feite geen kwaad willen doen. Om te ontsnappen hieruit, zijn er, behalve het schrijven zelf, weinig mogelijkheden. Er zijn de vleugels binnenin der verbeelding, er is de hoop op een wedergeboorte als een ander ik. Het derde deel bestaat uit één hij-verhaal, De mens bestaat hoofdzakelijk uit water, dat de thema's van het slotverhaal van het tweede deel, The quick brown fcx jumps right over the lazy dog, overneemt en verder ontwikkelt. Het is het mateloze piekeren van een vereenzaamde en wereldvreemde
kantoorrat, die geen rat wil zijn en hopeloos met zichzelf in de knoei zit. In het slotverhaal poogt de hij-persoon uit deze impasse te raken. Hij neemt progressief afstand van huis, dochter, echtgenote, kantoorwerk Hij wil het verleden opruimen en inderdaad de dag opgeruimd beginnen... In de kliniek maakte hij na een auto-ongeval kennis met een verpleegster. Hij wandelt met zijn geliefde door de straten en wil met haar meelopen in een betoging. Hij zal zich engageren voor de anderen. Als de politie zijn geliefde echter meedogenloos neerslaat, gaat hij op de loop. Steeds laat hij op de beslissende momenten de mensen in de steek. Hij is totaal onmachtig zich in de maatschappij te engageren. Hij wordt dan ook opnieuw gegooid in een alledaags bestaan van huis-en-kantoor, dat hij haat.
Dit boek bevat dus wel een evolutie, maar is verder zeer losjes gestruktureerd, volgens de invallen van het ogenblik en gedetermineerd door een medische lijdensweg, waarin het schrijven slechts druppelsgewijs opnieuw mogelijk bleek. Het eerste en derde deel zijn uitstekend In het tweede deel zitten onbenulligheden naast schitterende stukjes als De bunker, Een rit met de tram, Korte beschrijving van een gebeurtenis waarvan de afloop me onbekend is, Onbruikbaar romanfragment, De gang van de seizoenen en het reeds genoemde The quick brown fox jumps right over the lazy dog. Fernand Auwera's vleugels binnenin trillen koortsachtig.
Hugo Bousset
Fernand Auwera, We beginnen de dag opgeruimd en lopen rond de tafel, Standaard-Antwerpen, P.N. van Kampen en zoon-Amsterdam/Baarn, 1974, 208 blz. 275 fr