publikaties
Nederlands in Suriname.
In tegenstelling tot het (Zuid-) Afrikaans en het langzaam maar zeker wegkwijnende Nederlands in Indonesië, kreeg tot voor kort onze moedertaal in de Nederlandse Overzeese Rijksdelen slechts weinig belangstelling. Daarin is nu wel enige kentering gekomen, misschien te danken aan het steeds hardnekkiger gerucht als zou het Nederlandse bewind er aan zijn laatste adem toe zijn.
Reeds nu is de taalsituatie in Suriname zeer kompleks. Naast het Nederlands als officiële taal van school en administratie leven daar nog andere talen gegroeid uit de verschillende etnische groepen, die de weinig talrijke bevolking van het land vormen. Van deze talen nu boekt vooral het Sranan Tongo, een mengeltaaltje - vroeger ook wel negerengels genoemd - maar dat toch door een aanzienlijk deel van de mensen gesproken wordt, een enorme terreinwinst. Dit valt o.m. te verklaren door het feit dat het spreken van dit Sranan beschouwd wordt als progressief en een element in de ontvoogdingsstrijd van de Surinaamse bevolking, terwijl het Nederlands natuurlijk beladen is met het odium van het kolonialisme en paternalisme van weleer.
Anderzijds is het ook een feit dat het Surinaamse Nederlands ergens afwijkt van het gesproken Nederlands aan de Noordzee. Wat is hiervan de oorzaak? Enerzijds de grote afstand van het moederland, wat een strukturele veroudering van de woordenschat en de zinsbouw veroorzaakt bij gebrek aan vernieuwende elementen die een normale taaldynamiek voortbrengt. Anderzijds hebben we ook de invloeden van de andere gesproken talen, zoals Hindi, Javaans en Engels. Zodoende is er binnen het Nederlands een waaier van schakeringen ontstaan in korrelatie met de sociale gelaagdheid der bevolking, zodat het Nederlands van de minderontwikkelde veel meer Sranangekleurd zal zijn dan dat van de man met de leidende positie. Wij zijn zodoende genoopt vast te stellen dat het Nederlands aldus toch een aangeleerde taal blijft, die desondanks toch een integraal deel uitmaakt van het kultuurpatroon der Surinaamse natie in wording. Alleen de toekomst kan ons leren of deze nieuwe tak van onze taal eigenzinnig verder zal doorgroeien, steeds verder van de stam af, zodat het gevaar voor ‘Afrikanisering’ niet denkbeeldig is.
Veel meer informatie over deze problematiek is te vinden in de nieuwe publikatie van het Kabinet voor Surinaamse en Nederlands-Antilliaanse Zaken, die een bijzonder nummer uitmaakt in de Serie Schakels. Na een korte hisrische schets, waarin o.a. een vergelijking wordt gemaakt tussen de situatie van het Engels op Jamaïca en het Frans op Haïti, volgt een sociologische uiteenzetting betreffende het gebruik van het Nederlands in de onderscheidene volksgroepen van Suriname door F.J. van Wel. De hoofdbrok van de publikatie wordt gevormd door een bijdrage van Drs. A.J. Vervoorn, getiteld ‘Het Nederlands en de Surinaamse letterkunde’, waarin hij onze aandacht vestigt op het waardeverschil dat ontstaan is in het woordgebruik der Surinaamse auteurs. Het Nederlands heeft uiteraard een groot sociaal impakt en wie vooruit wil komen op de sociale ladder zal het moeten beheersen. Het tweede hoofdstuk geeft ons een idee van de soms verregaande invloeden der omringende talen, aan de hand van talloze voorbeelden uit de Surinaamse literatuur. Moeilijker wordt het wanneer de schrijver ons enig inzicht poogt te geven in de betekeniswijzigingen die sommige woorden hebben ondergaan, in de zinsbouw-