bestaansreden van Delta was: het Nederlands kultuurleven buiten de grenzen van het kleine taalgebied beter bekend maken. In het geheel van de 63 afleveringen schat Van Marle het aandeel van Vlaanderen op zowat een zesde van de inhoud. Dat is niet onaardig, als men leest dat de Nederlanders alléén voor de kosten moesten opdraaien en de Vlamingen in Delta al bij al genadebrood aten. Het Belgisch Ministerie van Nederlandse kultuur, noch zijn voorganger van vóór de hervorming van de ministeries, hebben het blad ooit gesubsidieerd, ook al prijkte Karel Jonckheere van 1958 tot 1974 op de lijst van de redakteurs. Niet dat ik geloof dat de Belgische subsidie het blad zou gered hebben: We moeten maar even terugdenken aan de peripetieën in de klucht met die andere Amsterdamse stichting, die maar niet aan de haar toegewezen Belgische centen kan komen.
Maar dan de helft van de laatste bijdragen zijn geschreven door eigen redakteurs, - gelukkig niet uitentreuren over het afscheid -, als een soort eresaluut voor een schone slaapster. Een van de artikels stelt Dick Elffers voor, de man die al die jaren de opmaak van het blad verzorgde. Persoonlijk vond ik zijn lay-out wat te druk, wat te agressief voor het oog, maar niemand zal ontkennen dat hij een eigen karakter had, op zijn manier de aandacht gaande hield. Af en toe vond ik de inhoud ook wat cerebraal, wat weinig naar de Angelsaksische lezer toegeschreven, maar weer zal niemand ontkennen dat de meeste bijdragen nivo hadden en dat er niet aan navelkijkerij gedaan werd, noch aan bevuilen van het eigen nest. Dat is een moeilijke evenwichtsoefening, die Delta echter tot een meer dan akseptabel einde bracht.
De kumulatieve klapper is een indrukwekkende lijst namen en onderwerpen. En handig. De abonnee die ooit over Delta sprak als over ‘an English-language encyclopaedia of things Dutch’ heeft niet overdreven.
Jan Deloof