nederlandse taal en kultuur in het buitenland
Kulturele betrekkingen tussen Indonesië en Nederland.
Vanaf dit nummer wordt deze rubriek niet meer verzorgd door Gerard Termorshuizen: hij heeft Indonesië verlaten en inmiddels de funktie aanvaard van medewerker bij het Leidse Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde. Ook daar zal hij zich blijven bezig houden met Indonesië en we mogen dan ook verwachten dat hij nog wel het een en ander zal publiceren over zijn grote liefde, de Indisch-Nederlandse letterkunde.
Die liefde dateert niet van vandaag of gisteren, maar van de tijd dat Termorshuizen als jong leraar werkte aan dezelfde Amsterdamse school als Rob Nieuwenhuys. Deze attendeerde hem op de Indische jaren van Busken Huet - hetgeen rezulteerde in een doktoraal-skriptie over de Hasselman-affaire. In bekorte vorm verscheen deze studie in De Gids van 1969. In datzelfde jaar werd Termorshuizen benoemd tot lektor Nederlandse letterkunde en kultuur aan de Universiteit van Indonesië te Jakarta. Deze funktie vervulde hij tot december 1974.
Bij zijn onderwijs aan de Indonesische studenten Nederlands legde Termorshuizen de nadruk op de raakvlakken tussen de Nederlandse en de Indonesische kultuur, met name voorzover die tot uiting kwamen in de Indisch-Nederlandse letterkunde. Dat deed hij ook in zijn werk buiten de fakulteit, dat hij zelf als het belangrijkste beschouwde. Op zijn initiatief kwam een Indonesische uitgave van de Max Havelaar tot stand. Hans Jassin vertaalde het werk, dat inmiddels aan zijn derde druk toe is - een voor Indonesische begrippen ‘onverbiddelijke best-seller’. Bij de tentoonstelling ‘Terug naar Lebak’ (foto's van het Lebak van nu door Bert Vinkenborg) schreef hij een inleiding - als brochure verschenen. Samen met vertaler Asrul Sani stelde hij een bloemlezing samen uit Multatuli's werk die onder de titel Sebuah renungan (Een overpeinzing) binnenkort verschijnt bij Pustaka Jaya. Dat deze aktiviteiten hem de naam bezorgden van Multatuli-‘freak’ vond hij niet leuk. ‘Want’, zo zei hij op een afscheidsavond in het Erasmushuis, ‘ik heb me toch ook wel met andere schrijvers bezig gehouden’. Inderdaad. Voor de Indonesische kulturele tijdschriften Horison, Basis en Budaya Jaya schreef hij een aantal artikelen over de Indisch-Nederlandse letterkunde, waarvan er een aantal herdrukt werden in de bundel Kian kemari (Over en weer) (1973). Zijn afscheidslezingen (in het Indonesisch uitgesproken) zullen alle gepubliceerd worden. In Budaya Jaya verschijnen ‘Indonesië in de Nederlandse letterkunde’ en ‘Pro-Indonesië in de koloniale literatuur vóór en na Multatuli’ in Horison ‘Junghuhn en de onuitputtelijke natuur’. In dit laatste artikel komt de schrijver met nieuwe gegevens betreffende Junghuhns
opinie over ‘de’ Javaan die opzienbarend genoemd mogen worden - een en ander gebaseerd op stukken die zich bevinden in het Arsip Nasional in Jakarta.
Na Termorshuizens ‘Pro-Indonesië’-lezing in het kultureel centrum TIM deed zich - het zij terloops vermeld - een incident voor. Onder hilariteit van het selekte publiek deelde uitgever Ayip Rosidi iets mee over de achtergrond van de Indonesische vertaling van Du Perrons bekende ‘Brief aan een Indonesiër’ (VW, VII). De vertaler - die op het ogenblik, verdacht van kommunistische simpatieën, als banneling op het eiland Buru leeft - zou dit werk niet zozeer verricht hebben uit simpatie voor Du Perron of diens ideeën zoals Termorshuizen had verondersteld, als wel omdat hij het geld nodig had. Een nuttige inlichting.
Termorshuizen heeft zich zeer ingespannen om werken uit de Indisch-Nederlandse letterkunde - of, zoals hij het zelf formuleerde, ‘Indonesië in de Nederlandse letterkunde’ - te laten vertalen. Het is te hopen dat dit vertaalwerk ook buiten zijn aanwezigheid zal worden voortgezet. Zeker is wel dat deze letterkunde zijn belangstelling blijft houden - daarvan verzekerde hij zijn publiek herhaaldelijk. Verdere publikaties over zijn grote liefde mogen dan ook van hem verwacht worden.
Drs. H.J. Boukema, Jakarta