manège, waarin hij werkt, de ogen heeft uitgestoken, dan zult u waarschijnlijk (zoals ik aanvankelijk ook deed) bedenkelijk het hoofd schudden, want ofschoon de schrijver in ‘een notitie’ zegt: ‘Personen en handeling in “Equus” heb ik zelf bedacht met uitzondering van de misdaad zelf’, wat doe je met zo'n geval op het toneel? Shaffer en de regisseur Brine hebben daarvan een indringende uitbeelding van, en konfrontatie met de menselijke eksistentie gemaakt.
Het geheel speelt zich af in een open ruimte op het toneel met een klein verhoog dat als platform dienst doet en daarbij houten zetstukken die een bank, een tafel, een deurpost of een bushalte suggereren, mits op een bepaalde manier gerangschikt of gestapeld. De achterwand, met daarop een soort maskerafbeelding, stelt, uit elkaar geschoven, zuilen van een tempel-stal voor. Alles wordt knap tussen de scènes in korte tijd verwisseld en verschoven door in een soort pij geklede figuren, die, de pij afgelegd, in mannelijke naaktheid met paardekop op het hoofd, de trappelende paarden uit de manège voorstellen, bijzonder suggestief in hun deinende bewegingen (bewegingsadviezen: Bambi Uden).
De psychiater Martin Dysart (Siem Vroom) is de centrale figuur die de jongen Alan Strang (Evert Holtzer) zijn weg naar de ‘misdaad’ laat herbeleven en uitbeelden, terwijl hij zelf tot verheldering komt van zijn eigen wankele positie. In gespeelde flash-backs wordt de hele gebeurtenis geënsceneerd en het paard speelt daarbij een alles beheersende rol. Maar het paard (equus) is daarbij tegelijk een symbool voor of verwijzing naar God (de ogen die alles zien en toch afstandelijk blijven) naar de Vrouw (de seksuele aantrekking met de warme flanken en de steigerende drift). Het uitsteken van de ogen is een essentiële handeling om bevrijd te te worden van de dwingende observatie door een ander wezen en de seksuele binding die een menselijke liefde en seksualiteit in de weg staan. De verlossende misdaad grijpt dan ook plaats nadat de jongen en het meisje uit de manège Jill Mason (Edda Barends) naakt tegenover elkaar staan en de jongen het meisje afwijst omdat de ogen van de paarden hem door de muur heen blijven aanstaren en veroordelen. Zijn hartstocht, zijn beleving is mytisch-religieus gefrustreerd. Is het de erfenis van zijn moeder, een bijzonder godsdienstig getourmenteerde vrouw, getrouwd met een ateïstische hard werkende drukker die televisie een onding vindt, of is het deze vader-figuur die de jongen op de avond van de misdaad toevallig in de bioskoop zag bij een seksfilm, waar hij (de jongen) met zijn vriendinnetje naar toe was gegaan? De moeder verklaart nadrukkelijk: wij hebben ondanks onze onenigheden geen schuld, hij hoeft ons niets te verwijten. Zij heeft haar verklaring: mijnheer het is de duivel die in hem werkt. Maar met de jongen die via allerlei psychiatrische ‘trucs’ tot rekonstruktie komt van het gebeuren, is het de psychiater zelf die tot inzicht komt betreffende zijn eigen min of meer steriele situatie van een intellektueel burgermans bestaan, met open haard - kunstboeken over Griekenland -
getrouwd met een intellektuele vrouw die kleertjes breit voor de kindertjes van de bedeling, zelf geen moeder kan worden vanwege de impotentie van haar man. En hij moet de jongen genezen, terwijl hijzelf ongeneeslijk ziek is.
U merkt het wel, het stuk is inhoudelijk een denkertje om stil van te worden en het had een praatstuk kunnen worden rond een psychiatrische patiënt, maar kwa vorm, kwa toneelmatige verwerking is er zoveel te zien en te beleven dat het ook nog een kijkspel blijft met boeiende taferelen. Om u er enkele te noemen: de strandscène toen de jongen voor het eerst bij een ruiter op het paard zat en de boze vader (Dick Scheffer) hem eraf sleepte of de nachtelijke rijtocht op de rug van het paard Nugget (Hugo Koolschijn) weergegeven met een meesterlijk bedachte wiptoestand, of de bioskoopscène met de ontmoeting vader en zoon en bovenal de diverse taferelen met de trappelende paarden binnen de zuilengang van de manège die een soort klassieke tempel wordt waarbinnen het ritueel zich afspeelt, ook de droom van de psychiater heeft een klassieke verwijzing als hij zich zelf als een priester in een tempel ziet, bezig met de rituele slachting van kinderen. Het spel, het stuk, het dekor, de hele enscènering zorgden voor een teater-belevenis, voor mij genoeg om de voorstelling voor te dragen voor de prijs van het seizoen.
Piet Simons