Ons Erfdeel. Jaargang 18
(1975)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdtoneelSukses voor ‘Proloog’ in Berlijn.Van 26 oktober tot 2 november 1974 werd in West-Berlijn ‘Interdrama 74’ gehouden, het vierde in een reeks toneelfestivals die sinds 1965 door de Berlijnse ‘Senator für Familie, Jugend und Sport’ worden georganiseerd. Voor het eerst was dit jaar ook de Berlijnse ‘Akademie der Künste’ bij de organisatie betrokken en werden niet alleen amateurgezelschappen toegelaten. Er was wel uitsluitend een beroep gedaan op groepen die met het toneel maatschappelijke problemen aan de orde stellen en tot de oplossing hiervan bijdragen. ‘Doelgroep’ van deze gezelschappen moest bovendien de 12- tot 18-jarige jeugd zijn, het motto van festival luidde immers: ‘Internationales Theater der Jugend - für die Jugend - über die Jugend’. In Berlijn was het echter op de eerste plaats de bedoeling dat de verschillende groepen aan de hand van representatieve opvoeringen in hun eigen taal, onder elkaar en met een geïnteresseerd publiek, door werkverslagen, werkkolleges en diskussies van gedachten zouden wisselen, in de hoop op die manier vorm en inhoud van het jeugdteater naar het voorbeeld | |
[pagina 120]
| |
van het florerende kinderteater (nieuw) leven in te blazen.
Er waren op het Berlijnse festival een tiental toneelgezelschappen aanwezig, bijvoorbeeld het ‘Dortmunder Lehrlingstheater’, ‘Action space’ uit Londen, ‘Teatro del Sole’ uit Milaan, het ‘Berliner Lehrlingstheater’. Opvallend was de ruime plaats die het Nederlandstalige jeugdtoneel op het programma had veroverd: naast ‘Proloog’, dat in Berlijn een grootse indruk naliet, was Nederland nog door de Maastrichtse groep ‘GLTwee’ en België door ‘Jeugd en Teater’ uit Brussel vertegenwoordigd.
Nederlandstalig toneel in Berlijn is op zich zelf al een niet alledaagse gebeurtenis. Nog vreemder echter is dat de groep die in Berlijn het grootste sukses oogstte, in eigen land in haar bestaan bedreigd is. Reden genoeg dus om even bij het Berlijnse sukses van ‘Prolcog’ stil te staan.
Het is misschien niet helemaal overbodig aan de hand van de informatie die ‘Proloog’ in Berlijn over zich zelf verstrekte, eerst de ontwikkeling van het gezelschap te schetsen.
Toneelwerkgroep ‘Proloog’ uit Eindhoven bestaat sinds tien jaar. In deze periode ontwikkelden zich haar doelstellingen in drie fasen van ‘kunstzinnige vorming’ over ‘kreativiteitsbevordering’ naar ‘politieke vorming’. In de eerste fase (1964-1967) was het de bedoeling de jeugd ontvankelijk te maken voor het traditionele teater. De groep bestond uit 12 mensen en gaf opvoeringen in scholen en op plaatsen, waar weinig of geen toneel gespeeld werd. Op de achtergrond stond de gedachte om de arbeidersklasse voor de burgerlijke kultuur te winnen. In de tweede fase (1967-1970) werd het toneel vooral beschouwd als een middel om de kreativiteit te bevorderen. Deze visie werd geïnspireerd door de Hollandse provo-beweging met haar ideaal van de ‘homo ludens’. In de derde fase (1970-1974) ontwikkelde ‘Proloog’ zich onder invloed van de studentenbeweging tot een maatschappelijk en politiek vormingsteater.
Nu is het precies in verband met de doelstellingen van deze derde fase dat ‘Proloog’ moeilijkheden heeft gekregen. Eind 1972 besloot de Eindhovense gemeenteraad de subsidie voor ‘Proloog’ in te trekken, in augustus 1974 volgden ook de Provinciale Staten van Brabant dit voorbeeld. De beslissing of het gezelschap, dat ondertussen uit 39 professionele medewerkers (toneelspelers, technici, administratieve mensen, sociaal-pedagogen) bestaat, in het seizoen 1975-76 met zijn werk kan doorgaan, ligt nu bij de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. ‘Proloog’, is, zoals iedere andere Nederlandse toneelgroep, een stichting en wordt als dusdanig op zijn vaste kosten gesubsidieerd door het Rijk, de provincie Brabant en de Brabantse steden.
In de lente en de herfst van 1974 vonden in Eindhoven en in Utrecht twee indrukwekkende demonstraties plaats van sympatisanten van ‘Proloog’ uit heel Nederland. De groep heeft in het afgelopen jaar bijna 500 opvoeringen gebracht: in scholen, voor werkende jongeren, in jeugdcentra, voor buurtkomitees, enz.
Per jaar worden zo'n vijftal nieuwe produkties gepresenteerd, die allemaal in enge samenwerking met de ‘doelgroep’ tot stand komen. ‘Proloog’ spreekt in dit verband van een ‘projektsgewijze produktie’ en onderscheidt hierbij drie fasen: een voorbereidingsfase, een opbouwfase en een toetsfase. De voorbereidingsfase kan het beste als een gezamenlijk leerproces gekarakteriseerd worden. De door studie opgedane informatie wordt met de ‘doelgroep’ (d.i. de publieksgroep, waar het toneelprodukt voor bestemd is) besproken. Verder worden de uitgangspunten en de doelstellingen van het stuk vastgelelgd. De opbouwfase of het eigenlijke produktieproces verloopt in tegenstelling tot het traditionele toneel helemaal kollektief; zelfs de teksten worden in groep geschreven! Het merkwaardigst is de toetsfase: zoals door deze naam tot uitdrukking gebracht, is een produktie van ‘Proloog’ nooit helemaal af. Belangrijk zijn niet alleen de diskussies na de voorstelling, maar ook de latere verwerking aan de hand van begeleidingsmateriaal.
Uit het voorafgaande blijkt duidelijk dat de voorbereidings- en de toetsfase bij toneelwerkgroep ‘Proloog’ centraal staan, dat toneel voor hun niet een doel op zich zelf is, maar precies hun manier om aan vormingswerk te doen. Het stuk ‘Slappe tijden, sterke meiden’, dat in Berlijn pas voor de derde keer gespeeld werd, kan dit verduidelijken. Het is bedoeld voor 15-jarige werkende jongeren, en vertrekt vanuit de konkrete ervaringen van die groep, met name ervaringen op school, in het gezin, maar vooral hun moeilijkheden om aan werk te komen (gemiddeld vijf keer solliciteren). Die ervaringen worden door de mensen van ‘Proloog’ in scène gezet en geanalyseerd met de bedoeling door diskussie achteraf de bewustwording een beetje op gang te helpen. Dat ‘Proloog’ hierbij zeer geëngageerd | |
[pagina 121]
| |
en partijdig is, kan mijns inziens moeilijk als bezwaar tegen de groep gelden, maar is veeleer een uitnodiging tot diskussie. Toch ben ik van mening dat het doel van ‘Proloog’ (politiek vormingswerk) de middelen niet mag heiligen. Dit gebeurde enigszins in ‘Wie wordt wijzer van het onderwijs’, een stuk voor leraren en studenten van de pedagogische akademie. Ook al was die indruk voor een deel te wijten aan het verbale karakter van het stuk (en aan de daarom storende, voortdurende onderbrekingen voor de Duitse samenvatting), toch was dit voor mijn gevoel een langdradig stuk, dat mij juist daarom ook niet zeer geschikt voor diskussie leek. Het hoogtepunt van het hele festival was ongetwijfeld ‘Neus & Ko op zoek naar het verzwegen nieuws’. Hier wordt op een kritische en overtuigende wijze de verhouding van school en maatschappij tot onderwerp van een toneelstuk voor 12- tot 14-jarige scholieren gemaakt. De foto's en kommentaren in de Berlijnse kranten bevestigen dit sukses. De serieuze Tagesspiegel heeft dit stuk op het oog, wanneer hij schrijft: ‘Die Schauspieler der holländischen Theaterarbeitsgruppe “Proloog”, verpacken ihre Informationen in einleuchtende Parabeln und so komische Geschichten, dass dem Zuschauer vor Lachen die Tränen kamen’Ga naar eindnoot(1). Terwijl Der Abend met zijn kommentaar op hetzelfde stuk tevens de algemene indruk van alle bij het festival betrokkenen weergeeft: ‘Am besten ist die Umsetzung der Theorie in das Medium des Theaters wohl dem “Proloog”-Theater gelungen (...) Sie bringt ihre Aussagen vorbildlich mit spielerischer Lockerheit und Didaktik an ihr junges Publikum’Ga naar eindnoot(2). Op het Berlijnse festival is namelijk duidelijk gebleken dat toneelwerkgroep ‘Proloog’ op het gebied van het leerlingenteater door haar metodische aanpak voor de andere groepen een voorbeeld is geweest. Het is daarom zeer wenselijk dat deze groep die in het buitenland op schitterende wijze de Nederlandse kultuur vertegenwoordigde in eigen land verder wordt gesubsidieerd. Daniël de Vin, Berlijn |
|