beeldende kunst
Kees Verwey.
Kees Verwey: Zelfportret met scheve das (1948).
Over de vaak dwarse manier van optreden en de tegendraadse uitspraken van de Nederlandse schilder Kees Verwey zou er waarschijnlijk een apart boek te schrijven zijn. Een boeiend boek bovendien, omdat Verwey in alles wat hij doet en zegt, getuigt van gevatheid, inzicht en scherpe humor.
De tegendraadsheid en de eigenzinnigheid van Kees Verwey hebben - naast zijn groot talent - ook een rol gespeeld in de verschillende fazen van zijn schilderkunstige ontwikkeling. Dat blijkt uit alles wat er over de ‘moeilijke’ Verwey bekend is en dat kon men eveneens aflezen uit de grote retrospektieve (67 olieverfschilderijen, 43 akwarellen, 70 tekeningen), bezorgd door de Kulturele Dienst van de stad Venlo. Daaruit bleek dat Verwey, in het panorama van de moderne Nederlandse schilderkunst, een spoor heeft getrokken. Hij is, om het met Hans Redeker te zeggen, de briljante akwarellist, de grandioze tekenaar, de schilder die het telkens weer anders zocht om toch weer veilig bij zichzelf terug te keren. Of, om de woorden van Hein Steenhouwer te gebruiken: ‘Je kunt zojuist een sterk aan de realiteit gebonden werk van Kees Verwey hebben gezien, een sterk gelijkend portret bijvoorbeeld en even later sta je voor een ander, waarin de gelijkenis volkomen is opgeofferd aan het pikturale avontuur. Dan zijn de kleuren en vormen een zelfstandig leven gaan leiden, dan kan zelfs de chaos de ordening te niet doen. Totdat je langer kijkt. Het realisme blijkt een innerlijke waarheid omtrent de geportretteerde te hebben onthuld op een stramien dat toch volkomen pikturaal is en omgekeerd kan uit de chaos een realiteit oprijzen, die je zeer duidelijk voor ogen stelt wie, in diepere zin, de geportretteerde is.’
Kees Verwey werd, op 20 april 1900, te Amsterdam geboren. De dichter Albert Verwey en de architekt Berlage waren zijn ooms. Na zijn HBS-jaren, volgde Verwey een jaar de lessen aan de Kunstnijverheidsschool te Haarlem. Dan stelde hij één van die ongewone daden die kenmerkend zijn voor zijn aard. Opgeroepen, in 1919, voor de militaire dienst, weigerde hij een uniform aan te trekken. Voor dit ‘vergrijp’ zat hij elf maanden in de gevangenis en maakte van de gelegenheid gebruik om een eerste schitterend bewijs te leveren van zijn begaafdheid: hij schiep acht opvallende tekeningen met Don Quichot als onderwerp.
Dat was echter niet alles. Ondanks het protest van zijn deftige familie ging hij in de leer bij de zonderlinge eenzaat Henri Frédéric Boot, die de armoe met de armen wilde. Hij verliet Boot voor de Amsterdamse Akademie, maar dat intermezzo duurde slechts een zestal maanden. In 1926 keerde Verwey terug bij de man die hem uitkafferde, die hem zijn komaf en zijn gearriveerde ooms kwalijk nam. ‘De tijd die ik als leerling in het atelier van Boot doorbracht was enerzijds de verschrikkelijkste periode in mijn leven,’ bekent Verwey, ‘anderzijds er de meest grootse van. Ik leerde er de armoe, de vernedering, de stokslagen verdragen waar elk leven om vraagt, dat zich klaar maakt voor een grote strijd.’
In 1928, getrouw aan de ‘geest’ van Boot, trok Verwey zich terug in een schamel optrekje in Spaarnedam. In 1930 verhuisde hij naar Haarlem (Spaarne 108), waar hij nog steeds verblijf houdt en zich tot... Haarlemmer heeft bekend, omdat hij van mening is dat de Hollandse geesteskracht zich doorgaans in de provincie heeft gedemonstreerd.
Een sleutel tot Verweys werk vindt men in volgende opmerking van Boot, uitgesproken toen hij Verwey bezig zag met het tekenen van een boomwortel: ‘Verwey, één ding zal je moeten leten: luisteren. Je tekent je eigen idee van een boomwortel. Wat je moet leren is: de tekening ontlenen aan het onderwerp dat vóór je is’.
Volgens Verwey, aldus Lambert Tegenbosch in de katalogus van de retrospektieve te Venlo, was dat in één zin de hele essentie van Boots lesgeven. Of dat helemaal waar is doet, in verband met Verwey, niet ter zake: het was in ieder geval de essentie van wat Verwey van hem leerde, en de les maakte van Verwey niet zozeer, zoals men zou verwachten, een realist. Boot bond hem met zijn imperatief niet aan de werkelijkheids-nabootsing, de les maakte van hem veeleer