| |
| |
| |
de brt en de alternatieve zuilen
huib dejonghe
Geboren te Egem (West-Vlaanderen) in 1931. Studeerde voor onderwijzer en sociaal assistent (volksopleiding). Was nationaal sekretaris van de Katolieke Filmliga, sekretaris van het Katoliek Televisie- en Radiocentrum, hoofdredakteur van Film en Televisie en medewerker voor film en televisie aan diverse kranten en tijdschriften. Is momenteel redakteur bij het dagblad De Standaard, afdeling radio-televisie. Publiceerde: De televisie in het arbeidersmilieu (1959) en diverse grote artikels over omroepproblemen o.m. in de tijdschriften Kultuurleven en Ons Erfdeel.
Adres:
Kerkstraat 48, 2510 Mortsel-Antwerpen.
Anderhalf tot twee jaar geleden - op het moment dat wij nog niet, zoals nu pas enkele dagen geleden, de Prijs van de TV-Kritiek hadden helpen toekennen aan de TV-informatie van de BRT - mochten wij in Brussel het woord voeren voor de Vereniging voor Politieke en Sociale Studies, in het kader van een forumgesprek rond ‘Problemen van een toekomstgericht TV-beleid’. In verband met de specifieke situatie in België hebben wij toen gesteld, dat de officiële omroep als instituut ziek is, dat politieke, syndikale en administratieve faktoren een nefaste rol spelen, dat het statuut van instelling van openbaar nut het kreatief karakter van de omroep in botsing brengt met het administratief statuut, dat er nauwelijks een oplossing voor is, omdat tabula rasa maken, uithuilen en opnieuw beginnen een illuzie is en ten slotte, dat allerlei aangekondigde hervormingen vermoedelijk niet gericht zijn op het beter funktioneren van de omroep als professioneel programmabedrijf (wat de BRT toevallig ook nog eens een keer is) omdat het eindprodukt (het programma) al lang niet meer het hoofddoel is in de BRT.
Toegegeven, voor iemand die in of omtrent de omroep werkt en leeft, kan zo'n tekst aanleiding zijn, om konkreet te gaan uitkijken of er niet bij een of andere rijksdienst voor arbeidsbemiddeling dringend vraag is naar timmerlieden en bekisters of enig ander soort mensen, dat na een lang leven tenminste kan terugblikken met de zekerheid dat iets konkreets werd opgebouwd, wat niet meteen door een aantal kritici en gelijkgestelden, in de vernieling is geschreven.
Tegelijkertijd mochten wij enkele trends en tendenzen in de recente ontwikkeling van de kommunikatiemedia signaleren.
| |
| |
Wij hebben toen vier punten aangegeven:
- | Kommercializering van de kommunikatie: videokassette en beeldplaat zijn produkten van partikuliere firma's, kabel-TV en satellieten gedeeltelijk ook. |
- | Internationalizering: meer en meer kan men over de grenzen kijken (o.m. via de kabel) en internationaal ko-produceren. |
- | Politizering: politieke én financiële machten leveren een machtsstrijd om de kommunikatie - zowel het gevaar voor het Big Brother-effekt als voor het kommercieel monopolie is niet denkbeeldig. |
- | Individualizering: einde van de omroepslavernij - de kijker heeft vrijer keuze van programma's, hetzij van de bestaande omroepen (o.m. via de kabel of eigen antenne), hetzij met eigen video-opnamen (kassette en straks de beeldplaat). |
Wellicht past het tans, nu ook in ons land de omroep het voorwerp is van vele gesprekken, zoals dat eufemistisch kan worden genoemd, ook hier te herinneren aan een uitspraak van Bertold Brecht, die in 1932 in zijn Radioteorie schreef: ‘De omroep moet veranderd worden van een distributie-apparaat in een kommunikatie-apparaat’.
Inmiddels doet zich in dit land, waar de brave burger nog vele nachten wakker moet liggen vanwege de zorg om een nieuwe omroepwet, een tegenstrijdige ontwikkeling voor. Jaren lang immers heeft de BRT niets anders moeten slikken dan de meest vernederende verwijten in verband met de gebrekkige informatie, zoniet het totaal onbestaande informatiebeleid, dat overigens hoogstens had kunnen bestaan vanwege zijn dienende onderdanigheid, als ‘his master's voice’ ten opzichte van de (vooral politieke) beleidswereld. De BRT-omroep werd een gebrek aan onafhankelijkheid, een teveel aan politieke ogendienst, een totale afwezigheid van kritische aanpak in de informatie verweten. Dat verwijt kwam overigens niet uit de politieke beleidswereld, maar van mensen die over de taak van een (al of niet als een openbare instelling georganizeerde) informatiedienst hadden nagedacht.
Kritiek is intussen wél gekomen vanuit de politieke beleidshoek. In de radio is immers een magazine als ‘Aktueel’ tot ontwikkeling en bloei gekomen, in de loop der jaren heeft een TV-journalist die Maurice De Wilde heet, via het beeldmedium uitvoerig en kritisch geïnformeerd over mijnstakingen, dure elektriciteit, havenpolitiek en goedkope benzine en bijna telkens had de beleidswereld het eventjes moeilijk. Het afgelopen jaar heeft de TV-informatiedienst zich bovendien ontwikkeld tot een dinamische, attente, intelligente, journalistiek hoogst-bedrijvige afdeling, die blijk geeft van onafhankelijkheid. En meteen is het nog veel minder goed dan voorheen: dit gaat toch werkelijk te ver.
Dit geldt niet alleen de politici, die zich plotseling de kans zien ontglippen om de eter-informatie verder te manipuleren (of door zijn brave, onderdanige houding de omroep onrechtstreeks te beïnvloeden - laten wij ons niet teveel dichterlijke vrijheden veroorloven in deze moeilijke materie). Buiten de politici zijn er immers bijv. ook sommige perspublikaties, van waaruit de journalistieke bedrijvigheid van de BRT (vooral de televisie) met lede ogen wordt bekeken en waar elke via de BRT geuite mening die niet met de hunne strookt, meteen als een aantasting wordt beschouwd van de voor de BRT op algemene aanvraag ingevoerde ‘strenge objektiviteit’. Nu het met de BRT-informatie
| |
| |
Nieuwe informatiestudio in het Omroepcentrum: techniek in geest van strenge objektiviteit...
zo goed gaat, dat de kritici er zelfs hun jaarlijkse prijs voor over hadden, blijkt het in feite nooit zo slecht te zijn geweest. En de vraag is gerezen, of de BRT niet wat minder dinamisch aan informatie moet gaan doen en of vooral de duiding (die uiteraard van meetaf, meestal uit onwetendheid, als kommentaar of opiniëring wordt beschouwd) niet beter aan ideologische buitenstaanders kan worden overgelaten.
| |
Drie tema's.
Met dit alles voor ogen en in dit klimaat, moet men de recente diskussies omtrent de evolutie van de omroep zien. De banale prietpraat, de enggeestige visie, het gebrek aan dossierkennis die de behandeling van elk omroep-onderwerp in de loop der geschiedenis in ons parlement hebben gekenmerkt, mogen de kijkerluisteraar, die ook nu weer allerlei geluiden opvangt, op zijn hoede doen zijn. Het gaat hierbij vooral om drie tema's: de politieke wereld en de BRT-berichtgeving, de omroep als konkurrent voor de schrijvende pers, de vraag om een konkurrerende, bij voorkeur kommerciële omroep.
| |
| |
Drie gegevens, die men wonderlijk verenigd kan zien in de liberale politikus, de PVV-partijvoorzitter en krantendirekteur Frans Grootjans, die in één PVV-omroepwet al deze, zijn belangen verdedigd kan zien en waardoor de hele tematiek (en niet door Grootjans alléén) voor de goede verstaander tot zijn juiste proporties is herleid.
Inzake berichtgeving zal het nu, sedert 18 mei 1960 (toen de omroepwet in voege kwam) al een half miljoen keer zijn herhaald, dat de BRT-berichtgeving moet gehouden worden in een geest van ‘strenge objektiviteit’ (het mag merkwaardig worden genoemd dat een anders zo nuchter wetgever daar plotseling een geheel overbodig bijvoeglijk naamwoord voor de dag haalt). Zelden, àl te zelden, is hierbij onderstreept, dat die zo begeerde objektiviteit niet mogelijk is zonder toelichting of duiding, die overigens wel moet worden gehouden in wat wij dan maar, niet zonder nadruk, een geest van strenge onafhankelijkheid zullen noemen. Reeds in Kultuurleven van aug.-sept. 1967 (waarin wij een groot stuk problematiek van de omroepinformatie hebben doorgelicht), mochten wij in dat verband de uit 1947 (!) daterende uitspraak van de Amerikaanse Commission on the Freedom of the Press aanhalen: ‘It is no longer enough to report the fact truthfully. It is now necessary to report the truth about the fact’. De neutrale en ‘objektieve’ BRT kan er inderdaad nooit mee volstaan het feit waarheidsgetrouw weer te geven. Omwille van juist de objektiviteit (voorlichting die de gehele waarheid rapporteert) moet de BRT de waarheid berichten over het feit. Het is niet voldoende het volk mede te delen, dat minister Anseele uit de regering is getreden: men moet er ook bij vertellen, dat het wegens ziekte is, of wegens ouderdom, of wegens een gewenste regeringswijziging - of iets anders.
Men kan zich wellicht voorstellen hoeveel versies van die achtergrond-toelichting, van de duiding bij dit bericht zouden gemaakt worden - en wélke - indien deze duiding in handen werd gegeven van minder door een strenge geest van objektiviteit gebonden buitenstaanders, waarvoor men de naam van zendgemachtigde verenigingen heeft uitgevonden.
Inzake konkurrentie voor de kranten (waarover verder nog het een en ander) is het inderdaad waar, dat bepaalde journalistieke kruideniers biezonder afgunstig zijn vanwege de nieuwe elektronische winkel in hun straatje. Aanleiding tot roddel en verdachtmakingen, vooral nu ook de TV blijk geeft van dinamiek en journalistieke aanpak. De moeilijke tijden van energiekrisis, van de duizelingwekkend stijgende papierkosten en alle mogelijke inderdaad rampzalige gevolgen voor het al zo moeilijke persbedrijf, hebben die afgunst, die nijd en jaloersheid sterk aangewakkerd.
Over het derde tema, de wenselijkheid van een konkurrerend omroepnet, naast de BRT, bij voorkeur op kommerciële basis, is er geen konsensus. De kommerciële omroep wordt eigenlijk alleen maar verdedigd in de liberale PVV-sfeer van de heer Grootjans. In andere kringen is men zelfs gekant tegen eter-reklame zonder meer (via de BRT dus) - overigens met net iets teveel felheid om helemaal onverdacht te zijn. Zodra een systeem zal worden gevonden om iedereen (inbegrepen vooral de pers) mee te laten profiteren van de fabelachtige winsten, zal de tegenstand
| |
| |
Telex-nieuws: gedroomde B.R.T.-berichtgeving...?
snel verzwakken. Misschien zal men het ook eens gaan verkiezen, dat de industrie haar overbodige centen in zoiets als omroep (en de hele kulturele achtergrond) gaat investeren, liever dan in de reklame van de wielrenkoersen en op dat moment zal de zorg om de kleine man (en de kleine industrie) vermoedelijk geen punt meer zijn. Maar een kommercieel net lijkt inmiddels wel heel ver van de Belgische omroepwereld af te liggen.
| |
Objektief.
In die sfeer moet men de omroepproblematiek en de zorg om de omroepwet in dit land bekijken. Via de politieke beleidswereld vrijwel uitsluitend toegespitst op de informatie, met verwaarlozing van de fascinerende evolutie van de elektronische media, van de toekomst van de instruktieve omroep en niet te vergeten, van het programma van alledag, waar de bescheiden burger blij om is, 's avonds voor het slapen gaan. Een weinig ernstige situatie, vooral wegens de nauwelijks bestaande kennis van het omroepdossier, waardoor mensen uit het milieu zich verplicht voelen steeds opnieuw met dezelfde citaten te argumenteren, te schermen met steeds dezelfde voettitels die hun betoog het zo aanbeden wetenschappelijk tintje moeten geven - betogen die kennelijk meestal ongelezen zijn gebleven. In plaats van het allemaal te herhalen, willen wij in dat verband nog even herinneren aan onze bijdragen in Kultuurleven van aug.-sept. 1967 en dec. 1968, evenals aan het bij De Vroente te Kasterlee in 1970 verschenen ‘Elektronische Journalistiek’ van Karel Hemmerechts.
Inmiddels is het de vraag, of het BRT-monopolie moet worden doorbroken: in het algemeen door een ander net met een eigen programmaschema of door omroepzuilen met allerlei programmagenres of dat bijv. alleen de duiding bij de informatie voortaan verzorgd moet worden door zendgemachtigde verenigingen, ieder met hun eigen visie.
Onze kritiek op de BRT - op ‘het systeem’ is altijd zeer fel geweest. leder alternatief is ons op een bepaald moment welkom geweest, wij zagen het niet meer zitten, uithuilen en opnieuw beginnen leek ons de enige uitweg. Het is een gevoelen dat ons nog vaak bekruipt, mede vanwege de in de inleiding genoemde fouten en tekortkomingen, die nog kunnen worden uitgebreid met alle denkbare kenmerken en kwalen van een openbare
| |
| |
instelling, waarin vakbekwaamheid, talent, rezultaten, in geen enkel opzicht van doorslaggevende aard zijn. Ons kwelt vaak een hevig verlangen naar een privébedrijf, waar verspilling van geld en mankracht geen schering en inslag zijn, waar het eindprodukt op al het andere primeert. Voor de BRT lijkt het soms hopeloos - zou het dat ook zijn?
Aan de BRT kan inderdaad nogal wat worden gedaan. En intussen, kàn de BRT binnen de beperkingen van die ‘strenge objektiviteit’ tegemoet komen aan zijn informatie- en voorlichtingstaak? De objektiviteit dus met een respekt voor de feiten en de noodzakelijke aandacht voor de kontekst, de achtergrond van het bericht, waarbij veel zal afhangen van de invloed van de gatekeepers, de sluiswachters, die al of niet de op politieke basis samengestelde raad van beheer zullen ontzien, de in die raad door de partijen gemandateerde vertegenwoordigers zullen vrezen en bijvoorbeeld ook de vraag, in welke mate de ‘politieke daklozen’ onder de journalisten nog kansen op karrière kunnen maken.
Het derde luik van de informatie - kommentaar en eventueel opiniëring - kán niet in de BRT, of kan altans niet door BRT-personeelsleden in een gewoon BRT-programma. Onderzocht kan worden, of kommentaar niet aan gezaghebbende buitenstaanders kan worden toegewezen - steeds met de bedoeling diepgaand te informeren, zelfs vanuit een bepaalde vizie voor te lichten, maar niet met enge partij-politieke bedoelingen of zich in propaganda te verliezen.
Dat het vanuit een eenheidsomroep, een zogenaamd monopolie-instituut (a public service, niet waar) allemaal niet zo ondenkbaar of onmogelijk is, wordt traditioneel mede bewezen aan de hand van het voorbeeld van de BBC, waarin volgens de beste princiepen van het demokratisch moederland, regering en oppositie gelijke kansen krijgen (zij zijn dan ook maar met zijn twee) en waar de uitnodiging tot een aktueel interview bijvoorbeeld hoofdzakelijk wordt bepaald door de vraag wie eventueel iets te zeggen heeft. Om maar iets te noemen. Er is natuurlijk ook kritiek op de soms erg onafhankelijke en kritische BBC, maar zoals met hun demokratische princiepen en verleden, hebben de Britten en hun politici leren leven met hun lieve, ouwe maar toch zo degelijke tante. Dat de Britse minister van Posterijen veel direkter invloed op de omroep kan hebben dan bij ons (hij kan bijv. de zendvergunning zonder meer intrekken en geplande programma's verbieden) is totnogtoe nooit een punt geweest. Dat zal dan zowel aan de BBC als bijv. aan de politici en het publiek liggen.
BRT en BBC hebben beiden altijd een statuut gehad, dat in vele opzichten gelijklopend is. Het staat iedereen vrij, een dergelijk statuut verouderd te vinden. Er kan bijvoorbeeld ook worden aangestipt, dat de enquêtes van Maurice De Wilde (ook recentelijk over het wapentransport in ons land) en de verrassende dinamische journalistieke aanpak van het afgelopen jaar, niet te danken zijn aan een wijziging in het statuut, maar gewoon aan het feit dat de informatie op zekere dag een direkteur kreeg, die het informatiebeleid konkreet in handen nam (Karel Hemmerechts). Mensen zouden wel eens belangrijker kunnen zijn dan een statuut.
| |
Verzuiling.
Maar er is vanzelfsprekend een alterna- | |
| |
tief. Het alombekende en geroemde voorbeeld van de Nederlandse omroepverenigingen, de in bepaalde partijen en partijkranten tot voorbeeld gestelde mogelijkheden (waar zij evenwel nog niet mee hebben moeten leven). Men vermeldt in dat verband al te zelden, dat de Nederlandse omroepverenigingen, oftewel zuilen, historisch en organisch uit het volk zijn gegroeid en niet als bijvoorbeeld kunstmatig opgebouwde spreekbuizen van de politieke partijen. De politiek had nu zowat vijftig jaar geleden helemaal geen belangstelling voor de Vereniging van Arbeiders Radio Amateurs (niet minder bekend als de ‘socialistische’ Vara) en de bindingen tussen KRO (en zijn Brandpunt) en de KVP zullen vermoedelijk wel net iets kleiner zijn dan de heren Schmelzer, Andriessen of Steenkamp dierbaar is. En dat is nu juist de vergissing: bewust of onbewust wordt alhier verzwegen, dat eventuele omroepverenigingen in onze gemeenschap geen andere dan een partij-politieke basis kunnen hebben.
Ook wij zijn erg vaak sterke bewonderaars van de Nederlandse aktualiteitenrubrieken geweest. Met Brandpunt aan de top bewonderden wij, in fel kontrast met de toenmalige, grijze BRT-duiding, de dinamische, journalistieke aanpak en het felle kritisch optreden tegenover de beleidsmensen. Het was (en is nog vaak) prachtig werk. Maar de grote en verheven journalistiek waar wij van durfden dromen, werd wel eens geweld aan gedaan vanwege de zucht naar stoer doen (de tijd dus van Seth Gaaikema's ‘Dit was Brandhout, goedenavond’). Opvallend is overigens in dit verband, dat de voormalige chef van KRO's Brandpunt, Richard Schoonhoven, ooit heeft verteld, hoe de felste reaktie niet kwam tegen een of andere harde kommentaar, maar veel meer tegen de informatie (men vergaf het niet, de feiten te hebben onthuld) en tegen de duiding (het blootleggen van zekere achtergronden). En laten feiten en duiding nu juist de twee opdrachten zijn, die de BRT óók aankan. Kommentaar lijkt niet zo wezenlijk. En veelvuldig zijn de wetenschappelijke ervaringen, waaruit blijkt dat die niet overtuigt en zelfs afstoot.
En inmiddels is de vraag naar verzuiling (op het moment dat men overal pleit voor ontzuiling en ontmoeting) onder het mom van strenge objektiviteit, niets anders dan een verzoek om zendtijd voor partij-politieke propaganda. Het gaat niet om ‘objektieve’ of ‘pluralistische’ berichtgeving en duiding, zoals reeds ten overvloede is gebleken in de nieuwe rubriek ‘Standpunten’, waarin de Belgische politieke partijen de kans krijgen hun politieke opties op lange termijn en hun dieperliggende ideologische vizies toe te lichten, maar die - als een symbool van de dreigende toekomst - ontaardt in enggeestige en kleinzielige partijpolitieke polemiekjes.
Dat is de realiteit. En het is voorts een wel zeer pijnlijke, fundamentele vergissing, het voor te stellen alsof de som van een aantal eenzijdige opinies en vizies, als geheel een objektief beeld vormt - in de ietwat naïeve veronderstelling overigens, dat iemand onder het publiek het allemààl bekeek.
In dat licht lijken het bijkomstige, zij het niet minder werkelijke en ernstige vragen, of zendgemachtigde verenigingen inzake geld en mankracht in het kleine, autonome Vlaanderen leefbaar zijn. En niet minder reëel is, dat de alternatieve minder- | |
| |
heden, de vertegenwoordigers van de anti-kultuur, geen kans zouden krijgen bij de gevestigde kulturele en vooral politieke groeperingen - bij de BRT inderdaad wél (over de mate waarin, dat zal wel een punt van diskussie zijn). De tussenoplossing van de door het publiek verguisde gastprogramma's lijkt voor het doorbreken van het BRT-monopolie, minder een onbevredigende oplossing te zijn wegens een gebrek aan geld en zo, dan wel vanwege het wervend karakter, waar het publiek niet van houdt.
Kritische duiding, voorlichting en toelichting via zendgemachtigde verenigingen, die in dit land in de huidige omstandigheden niets anders dan uitvloeisels van politieke partijen kunnen zijn, lijkt overigens wel het laatste wat gewenst is: die kritiek zal immers juist het vaakst moeten slaan op het door diezelfde partijen beheerste openbare leven.
| |
Onvolmaakt.
Uit dit alles zou men wellicht kunnen besluiten, dat wij het BRT-monopolie en het betreffende instituut zonder meer vereren en aanbidden. Uit wat voorafgaat mag al voldoende blijken, dat dit niet het geval is. Wij hebben echter begrepen, dat niets zo erg is, als de door politieke beleidsmensen uitgedachte alternatieven. Met de BRT-omroep zal men moeten leren leven, ook al blijft als laatste argument over, dat dit dan maar de beste van alle slechte oplossingen is. De kranten zullen in hun meelijwekkende achterhoede-gevechten de verdachtmakingen moeten opschorten. Niet langer, zoals die politieke journalist (!) eisen, dat radio en TV in het weekeinde minder informatie brengen, omdat er dan geen kranten zijn, alsof autoloze zondagen moeten worden ingevoerd om de fietsen- en postkoetsennijverheid te beschermen. Niemand zal de prangende problemen van de persnijverheid onderschatten, maar wellicht zal uiteindelijk iedereen in dat bedrijf gaan inzien, dat elk medium zijn eigen uitdrukkingsmiddelen en mogelijkheden heeft, dat de taak van de krant er bijvoorbeeld niet meer in kan bestaan te pogen de radio inzake snelheid te verslaan.
Evengoed zou een konkurrerend net voor de BRT geen kwade zaak zijn. Waarbij moet worden aangetekend, dat via eigen antenne of kabel de konkurrentie-keuze van de Vlaamse kijker ernorm groot is. Of met een konkurrerend net binnen de eigen grenzen, de BRT anders (d.w.z. met betere programma's) zou reageren dan tans bijv. op de konkurrentie van de Nederlandse televisie, dat is nog een vraag. Een algemeen bekend feit is, dat het woord ‘vertrossing’ (afkomstig van de populaire omroepzuil TROS) alles te maken heeft, met de nivellerende vervlakking als gevolg van de konkurrentiestrijd onder de Nederlandse zuilen. Het is zeer de vraag, of door een kommercieel net de programma's beter zullen worden - in de zin dan van wat iemand die bepaalde ideeën over het medium heeft, onder ‘beter’ verstaat, iets anders dus dan zo platvloers populair mogelijk.
Natuurlijk is de BRT-omroep intussen de onvolmaaktheid zelve. De nieuwe omroepwet en alle voorstellen die hieromtrent bekend zijn, zullen evenwel weinig veranderen aan de kwalen waar het instituut aan lijdt. Die worden namelijk niet door een wet geregeld. Behalve, wat bijvoorbeeld de raad van beheer betreft. Die samenstelling (net als alle grote beslissingen omtrent de omroep) is nog
| |
| |
steeds een zaak van de partij-politici in kultuurraad en parlement. Aan de top gaat het dus alvast meer om trouwe partijvrienden - met in de raad een welbepaalde politieke opdracht - dan om bijv. managers, die het zieke bedrijf organisatorisch, professioneel bedrijfsgezond kunnen maken. Er is behoefte aan beheerders die de BRT niet langer respekteren als een liefdadigheidsinstelling voor (al of niet politieke) beschermelingen, als een poel van benoemde of bevorderde middelmaat en onkunde, waarvoor niet eens ernstige, professionele opleiding bestaat. In die zin lijkt geen enkel partij-politiek voorstel tot wet, het monopolie te willen doorbreken. Helaas.
| |
Dekmantel.
Een nieuwe BRT, een andere omroepwet, het zou alles te maken moeten hebben met een mooier, rijker, degelijker programma-aanbod, waar de mensheid beter van wordt. En wat de zucht naar objektiviteit en pluralistisch-getinte voorlichting aangaat, in hun ideologische gastprogramma's kunnen de partijen dieperliggende vizies propageren. De BRT-informatiedienst zelf kan - in onafhankelijke, kritische en daardoor ook meest overtuigende gesprekken en enquêtes - alle partijen en stromingen in een juiste dosering aan het woord laten, inbegrepen die minderheden waar de politieke partijen niet van houden.
In dat verband staan wij niet afkerig tegenover een voorstel voor de oprichting van een soort van ere-raad voor de journalisten (die enige bescherming best kunnen gebruiken) en voor een raad, die wij liever omroepraad of adviesraad dan programmaraad zouden willen noemen. Het kan best een officieel geïnstitutionalizeerd zoethoudertje wezen en alweer zal hij door niemand anders dan door politici worden samengesteld (genoeg wellicht om waardeloos te zijn) maar wellicht kan het een waarborg worden, om enig respekt voor allerlei stromingen af te dwingen - al vrezen wij voor een gestroomlijnde samenstelling, waar alleen weer de officiële partijen beter van worden en al zien wij in dergelijke raden een gevaar voor politieke, kulturele, akademisch-wetenschappelijke, syndikale en ook sociologische betutteling.
Met weinig waar men zich dezer dagen in dit land om bekommert zal de omroep wérkelijk beter worden. De zorg gaat vooral naar de informatie, naar de pluralistische voorlichting, naar de zogenaamde objektiviteit - allemaal woorden die een dekmantel moeten zijn om de politieke partijen een alibi te bezorgen om rechtstreeks en in eigen beheer toegang tot de eter te krijgen, vooral nu de partijkranten het steeds slechter doen.
Wat er ook uit moge groeien en zelfs als de politici dit cynisme tot het uiterste doordrijven, dan moeten voor hun informatie dezelfde normen gelden als voor de openbare instelling BRT of voor welk informatiemedium ook. Die normen zijn: onafhankelijkheid, vakbekwaamheid, eerlijkheid. Het klinkt vermoedelijk niet erg wetenschappelijk, er zijn geen buitenlandse voetnoten voor en het heet ineens geen objektiviteit meer. Maar hoe het heet en wat de naam is van de omroep doet er dan ook nog slechts weinig toe. Informeren en inzicht verstrekken zal op die basis in ieder geval altijd doeltreffender zijn dan elke poging tot politieke of andere propaganda.
(begin januari 1975) |
|