tiatieven kan nemen i.v.m. de Nederlandse kultuur in de ruime zin van het woord. De volgende voorstellen werden dan ook geformuleerd.
Men zou het toch ten minste zover moeten kunnen brengen dat alle ambassades in de twee landstalen in de telefoongids staan vermeld. In Brussel zijn bijvoorbeeld ook alle straatnamen officieel tweetalig, aldus het C.S.V.V.E. Toch hebben wij zelf aan den lijve kunnen ervaren dat je in de meeste Brusselse toeristische plattegronden vaak alleen de Franstalige benaming van sommige straten vindt. Zo zal een Nederlander of een Vlaming die in zijn stad een adres op de Pronkerwtenlaan in Brussel heeft gekregen nergens op die plattegronden of in de alfabetische lijst der straten deze straatnaam vinden: als ie een degelijk Nederlands-Frans vertalend woordenboek bij zich heeft zal hij wel te weten komen waar de Avenue des pois de senteur ligt; zo zijn er honderden gevallen. Verleden maand, toen ik samen met mijn vrouw rond de Grote Markt wandelde, merkten wij dat er, midden in het toeristische seizoen, bij het Brusselse stadhuis rijkelijk geïllustreerde foldertjes te krijgen waren over Brussel: in het Frans, het Engels, het Spaans en het Duits, maar geen Nederlandstalige! Pour les Hollandais et les Flamands la même chose. Ook Teater Toone, dat toch uit een aloude Vlaamse traditie stamt, maakt alle aankondigingen uitsluitend in het Frans: ten minste, wij konden er geen Nederlandstalige vinden...
Het C.S.V.V.E. stelt ook voor, dat er bij het ambassadepersoneel minstens een paar personen zouden zijn die Nederlands praten. Wat belangrijker is, de dokumentatie die deze ambassades bezorgen zou ook zoveel mogelijk in het Nederlands moeten bestaan: onze Vlaamse mensen in Vlaanderen hebben ook recht op informatie. Hier zien wij een biezonder praktische zaak voor een gemeenschappelijke aktie tussen Vlaanderen en Nederland. Deze twee gebieden groeperen toch zowat 17 miljoen Nederlandssprekenden! Daarenboven gaat het hier om gebieden met een relatief hoge levensstandaard waarvan vele bewoners met vreemde landen in kontakt komen of ze bezoeken. Dit is toch niet zo onbelangrijk! Gemeenschappelijk kultuurpolitiek dient niet altijd bij grote woorden en principes te blijven, maar moet omgezet worden in konkrete realisaties.
Ten slotte dit, nu de Minister van B.Z., Dhr. Van Elslande. in de Nederlandse Cultuurraad heeft gepleit voor het opbouwen van nieuwe strukturen die de aktuele situaties in Vlaanderen in het buitenland bekend moeten maken (2 juli jl.), dan is het nu ook vast de hoogste tijd dat men in het buitenland weet hoe de Belgische bevolking is samengesteld. De enquête stelt dan ook voor dat de Cultuurraad zelf het voorbeeld zou geven en initiatieven zou nemen tegenover de buitenlandse instanties in ons land. Het verslag van de enquête spreekt als volgt: ‘Waarom zou dit hoogste orgaan in Vlaanderen de buitenlandse ambassades niet eens uitleggen hoe de toestand hier is en vragen - om de term eisen niet te gebruiken - dat men met de taal van de meerderheid der Belgen, die de Cultuurraad toch vertegenwoordigt, rekening zou houden?’
De N.C.C. heeft intussen een budget van 500.000 BF uitgetrokken voor de ‘Aktie Ambassades’, zo vertelde ons voorzitter Hugo Weckx. Wij weten niet of dit voldoende zal zijn, vermoedelijk niet. Er moet immers geijverd worden op diverse niveaus: Buitenlandse Zaken, ontvangst van het ambassadepersoneel, Nederlands-Belgische (Vlaamse) betrekkingen, enz.
Het kan voor ons, Vlamingen, een magere troost zijn, dat de toestand in Nederland niet veel beter is! Maar wellicht kan dit ons dichter bij elkaar brengen, en een gemeenschappelijke politiek, ook op andere domeinen, doen funderen. Wij willen hier vooral niet het beeld schetsen van de verstoten en zich minderwaardig voelende Nederlandssprekenden, dat niet; dat is voorbij romantiek. Wij moeten alleen proberen een erkende Europese taal naar haar waarde te doen schatten in het buitenland.
Voor de Vlamingen komt het er vooral op aan een mentaliteitsverandering inzake onze taal en kultuur, tot stand te brengen in het buitenland. Wij moeten zorgen dat wij in den vreemde ons gezicht niet verliezen. Het mag niet langer zo zijn dat men in het buitenland denkt, zoals ik onlangs in Canada, en dan nog in een milieu van taalkundigen en sociologen, kon ervaren, dat België een perfekt tweetalige staat is waar niet de minste problemen rijzen omdat de Vlamingen het ‘gezag’ en het ‘prestige’ van de Franse taal en kultuurgemeenschap zomaar aanvaarden; dat men er denkt dat Vlaanderen bestaat uit enkele landelijke dorpjes waar men nog een oud dialekt spreekt en waarvan de kultuur teert op het roemrijk verleden van de Vlaamse Primitieven. Gelukkig geldt dit niet voor alle buitenlanders maar bij tevelen nog leeft de idee van een kleine, oude en uitstervende gemeenschap en taal.
Wij hebben ons in deze bijdrage zeker niet willen opstellen als een taalfanatikus en antifrankofoon: dat zijn wij niet. Wij stel-