Dan Van Severen.
Het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten heeft een grote en indrukwekkende tentoonstelling gebracht van het werk van Dan Van Severen (Lokeren 1927). Indrukwekkend van... eenvoud, van pikturale onthechting en van ingekeerdheid. De tentoonstelling te Brussel heeft ons opnieuw geleerd dat er niets moeilijker is en niets eenvoudiger dan het schrijven over een kunst die tot het uiterste werd gedepouilleerd. Het oppervlakkig beschrijven van Van Severens tekeningen, gouaches, akwarellen en schilderijen (olieverf en tempera) stelt géén problemen. Van Severen beperkt zich immers tot de weergave van kruisen, ruiten, vierkanten en cirkels en gebruikt hoofdzakelijk bruine en grijze tonen, wanneer hij kleur aanwendt. De problemen beginnen wanneer men het werk van Van Severen met woorden tracht te benaderen. Er zit immers méér achter dan een nuchtere omschrijving aanduidt. Het gaat niet alleen om het vastleggen van geometrische figuren, al dan niet met behulp van kleur. Er komt tevens een koloristische, pikturale, soms lineaire en geestelijke intensivering (essentialisatie, als we dat niet bestaand woord mogen gebruiken) bij te pas.
De geometrische figuren van Van Severen kunnen als tekens en symbolen worden ervaren. Men kan daarbij kortweg zeggen, zoals Lambert Tegenbosch het doet, dat er een effekt van ‘tot meditatie nodende stilte ontstaat’. Men kan het ook zwaarder op de hand verklaren, in de aard van Marc Callewaert (Kontrasten 47/67): ‘Langzaam, als onder de bezwering van magische formules, rijzen de tekens uit verborgenheid naar de oppervlakte. Scherp of wazig, of beide, omneveld met immaterieel licht, ontdaan van alle densiteit, noch helder, noch troebel, vrij van elke associatie, huiveringwekkend puur, ZIJN zij. Hun autonomie is zo volmaakt dat zij de schilder effaceert. In feite heeft men het gevoel dat niet de schilder hen kiest, maar dat zij de schilder hebben gekozen; hij is hun zichtbaarmaker, de celebrant langs wiens handen zij tot inkarnatie wilden komen’.
Interessant daartegenover is de uitleg van de schilder zelf. In de prachtige katalogus, die de Brusselse ekspositie begeleidt, deelt Van Severen mee: ‘Er is te veel klatergoud in onze wereld. Daarom is het motief in mijn werk altijd eenvoudig. Ik hecht er aan dat er een teken op staat, een teken dat ik aan de toeschouwer opdring. Het kruismotief; dat de horizontale en vertikale verenigt is universeel. Het komt ook in de meeste kulturen voor. Ik zie het kruis als een tegenstelling, zoals lucht en aarde bij de Chinezen, of het mannelijke en het vrouwelijke principe, hoogte en diepte, links en rechts.
De kunstenaar zit in het midden en kan dus in vier richtingen gaan denken. Ik heb geen nieuw teken gezocht, maar heb mij beperkt tot de eenvoud van de horizontale en vertikale lijn waar logischerwijze ruit, vierkant, elips en cirkel kunnen uitgroeien. Met dat universeel teken wil ik, op mijn manier, de toeschouwer tot kontemplatie, tot bezinning dwingen, via het besef, het herstel van een oorspronkelijke eenvoud. Het behouden van het essentiële, het niet laten dóórbreken van het vlak door de kleur - die dieptewerking geeft en illusionistisch werkt - heb ik steeds nagestreefd. Misschien heb ik eerst intuïtief kleur vermeden, maar nu bewust.’
Het is typisch dat Van Severen, die een totale ‘uitzuivering’ betracht door middel van een uiterst subtiele materiële bewerking, de nadruk legt op het feit dat hij naar de natuur blijft werken, om zijn ‘werk te toetsen aan de ver-