Emile Claus.
Te Astene-aan-de-Leie, aan de weg Gent-Kortrijk, staat de villa Zonneschijn. In de tuin ligt de schilder Emile Claus begraven, onder een beeld van George Minne. Geboren in de Westvlaamse gemeente Sint-Eloois-Vijve in 1849, werkte en woonde Emile Claus in de villa Zonneschijn (verbouwd door de wereldberoemde architekt Henri Van De Velde) van 1883 tot aan zijn dood in 1924.
Gedurende jaren was het landhuis Zonneschijn een klein Mekka voor tal van schilders die zich tot het impressionisme hadden bekend en in Emile Claus hun ‘meester’ zagen. Ook een hele reeks letterkundigen en bewonderaars waren geregeld te gast bij Claus, die niet alleen een gulle gastheer was, maar tevens een groot verteller. Emile Claus was een gevierd schilder. Vanaf 1882, het jaar waarin zijn ‘Hanengevecht in Vlaanderen’ werd tentoongesteld in het Parijse Salon, ging zijn naam klinken als een klok. Paul Haesaerts schrijft in zijn standaardwerk ‘Sint-Martens-Latem, gezegend Oord van de Vlaamse Kunst’: ‘De bewoner van Zonneschijn zag de zon van het sukses met volle gulpen zijn helder huis binnenglijden. Zijn kollega's, het publiek, het grootste deel van de critici en de kunstminnaars juichten toe zonder voorbehoud’.
Van Emile Claus werden in het Museum voor Schone Kunsten te Gent méér dan honderdvijftig werken samengebracht. Op die manier werd het mogelijk om, vijftig jaar na Claus' dood, afstand te nemen ten opzichte van een oeuvre dat, tijdens de gloriejaren van de ‘meester uit Astene’, werd ‘overroepen’ en achteraf werd onderschat. Het is inderdaad een feit dat het zich steeds sterker manifesterend ekspressionisme, na de eerste wereldoorlog, het werk van Claus op de achtergrond heeft geduwd.
Men heeft Emile Claus de ‘paus van het luminisme’ genoemd. Gedurende het grootste deel van zijn loopbaan heeft hij een grote invloed uitgeoefend. Zelfs de latere ekspressionisten van de tweede groep van Sint-Martens-Latem (Permeke, Gust De Smet, Frits Van Den Berghe) hebben aanvankeljik méér naar het luminisme van de schilder uit Astene gekeken dan naar de symbolistische uitingen van hun La temse kollega's Gustave Van De Woestijne en George Minne.
James Ensor heeft ironisch gezegd dat Claus de ‘zon op flessen trok’. De Oostendse fantast had niet helemaal ongelijk, maar toch blijkt uit de Gentse retrospektieve dat hij een tikje té bevooroordeeld naar de licht- en kleurweelde van Claus' doeken heeft gekeken. De luminist uit Astene reveleert zich immers als een zéér knap schilder en tegelijkertijd (zowel in realistische, als in impressionistisch-luministische richting) als een kunstenaar met een eigen impressionistische inbreng. De Vlaming Claus verwerkte de Franse verworvenheden op een persoonlijke manier. De Gentse museumkonservator Paul Eeckhout heeft gelijk wanneer hij poneert dat Claus er in geslaagd is de realistische konstanten van de Vlaamse schilderkunst te verzoenen met de impressionistische tendenzen van zijn tijd. Daarnaast is het opvallend dat de totaal anders ingestelde dichter Karel Van de Woestijne, symbolist van nature, 'n opstel schreef waarin hij ‘de schilderende hand’ van Claus recht liet wedervaren.
Het is normaal dat niet alle werken van Claus voltreffers waren.