‘Interieur 74’ te Kortrijk.
De algemene achtergrond waaruit ‘Interieur-Kortrijk’ is ontstaan werd gevormd enerzijds, door de belangrijke tekstielnijverheid en anderzijds door de kwalitatieve meubelfabrikatie, beide kenmerkend voor het Kortrijkse. Enkele dynamische durvers zagen in de nieuwe Hallen het ideale Interieur voor een internationale tentoonstelling over het nieuwe in deze twee industrietakken. De organiserende werkgroep bestond onder meer uit voorzitter Jozef De Jaegere, Eerste Schepen van de Stad Kortrijk; Jean Van Marcke, industrieel, ondervoorzitter; Hubert Sap, als onvermoeibare koördinator; binnenhuisarchitekt Fred Sandra, als ontwerper van de algemene opbouw en Boudewijn Delaere, als designer voor het totale grafisch image. Twee werkers van het eerste uur, R. Adins en de Heer Coussement zijn helaas reeds overleden.
Interieur-Kortrijk is nu aan zijn vierde uitgave. Deze internationale tentoonstelling geniet thans een internationale faam.
Het algemene doel van ‘Interieur’ is het bevorderen van de kreativiteit in het wonen. In de Hallen worden elementen getoond waarmee men een hedendaags Interieur kan opbouwen. Alles wat tentoongesteld is, behoort tot de kreatieve vormwereld van nu, maakt deel uit van hetzelfde aktieve woordloos denken als de architektuur, de schilderkunst, de beeldhouwkunst. De niet-kreatieve stijlimitatie is geweerd. Als men even voor ogen ziet welke belangrijke ruimte deze namaakantiek inneemt in vele huizen van ons land, dan is deze optie van ‘Interieur’ reeds op zichzelf een duidelijke stimulans tot het kreatief herdenken van de woninginrichting. Vele mensen vertonen een duidelijke neiging tot neofobie, zij zijn bevreesd voor het nieuwe. Onbekend maakt onbemind. Gebrek aan informatie is dikwijls oorzaak van het niet kennen. Als men daarbij weet hoe aanzienlijk de rol is van het herkennen bij het estetisch beleven dan is de vlucht in het verleden begrijpelijk, maar wordt ook meteen duidelijk het belang van Interieur als venster naar de toekomst.
Wat was nu kenmerkend voor ‘Interieur 74’?
Opvallend in de tentoonstelling was de grotere internationale deelneming en de strengere selektie. Aanwezig waren: Denemarken, Duitsland, Engeland, Finland, Frankrijk, Italië, Nederland, Noorwegen Spanje, U.S.A., Zweden, Zwitserland, België. Voor de eerste maal was er een belangrijke Skandinavische deelname. Een jong team van Belgische en Nederlandse binnenhuisarchitekten stelde dit jaar een woning voor volledig opgebouwd met produkten van de eksposanten. Deze groep Heuvelmans stelde zich van het begin af aan bepaalde eisen en bepaalde grenzen. Binnen een budget brachten zij een funktionele estetisch verantwoorde woning. Ook was er dit keer de gelukkige samenwerking met de kunstambachten door Antoon Steverlynck en het Ekonomisch en Sociaal Instituut van de Middenstand. Ik ben ervan overtuigd dat het artisanale noodzakelijk is om de woning te individualiseren. Daar het kunstambacht niet zoals de industrie is gebonden aan grote reeksen en aan strenge beperkingen van vorm en materie, kan het onbeperkter variëren naar het persoonlijke. Het is een noodzakelijk komplement van de industrial design in de opbouw van het interieur. Ook kan het de nadruk leggen op het intieme, het aangename, het vrolijke e.d. (wat bij kunst in het algemeen niet noodzakelijk is en bij de hedendaagse kunst in het bijzonder niet zo gebruikelijk is). Zoals in vorige biënnales was er ook weer dit jaar de internationale prijsvraag voor jonge ontwerpers. De internationale jury bekroonde: Christine Clarysse (Kortrijk); Jan Drangers en Johan Huldt (Zweden); Dirk Rints - Edwina Van Olmen - Henri Merken (Hoboken); Piero De Martino (Italia); Jaap Emner (Nederland).
Bij het bezoeken van ‘Interieur’ kunnen er vanzelfsprekend spanningen ontstaan tussen de individueel bestaande verwachtingen en de werkelijke tentoonstelling. Sommigen hopen, inhakend op de titel van de tentoonstelling meer ‘interieurs’ te zien. Om leefbaar te zijn moet ‘Interieur-Kortrijk’ echter een dubbel doel verwezenlijken: enerzijds een geselekteerde, gespecialiseerde beurs zijn voor vakmensen en anderzijds een tentoonstelling voor allen. Sommige eksposanten willen vooral vakbeurs zijn. Het aksent valt dan op de ruime informatie. De fabrikant wil zoveel mogelijk tonen, wil zoveel mogelijk in het licht stellen. Maar ook informatie is belangrijk. Het komt er echter op aan dat de bezoeker de doelstellingen van de verschillende eksposanten onderkent. Zo mag men niet iets wat bedoeld is als ‘etalage’ benaderen met de term ‘leefkamer’. Ook moet men oppassen