stellen een sterkere individuele beleving en uitleving, een intensere kreativiteit. Daarna onderzocht Maeyer in zijn ‘Koppen’, ‘Kultusbeelden’ en ‘Zittende figuren’ wat er nog te doen en te maken viel met een menselijke houding, met de ekspressiviteit van de menselijke fysionomie. Hij begon te werken in statische blokken polystireen, kompakt lijkende, maar in werkelijkheid zeer broze massas, waarin hij als het ware een versneld aftakelingsproces veroorzaakte en zijn psychologische geladenheid helemaal kon uitleven, om te komen tot een bevrijding van zijn innerlijk leven en een bezinning hierover.
In de reeks ‘Paradise Lost’ ontdekte Marcel Maeyer een vitale harmonie met de natuur, in een realistische kleurenpracht van tropische tuinen, met een overvloed van vruchten, bladeren en bloemen. Hij manifesteerde zich in het stoffelijke, maar toch organische, als het ware tot leven komende karakter van zijn werk, waardoor hij zijn eigen individualiteit kon uitdrukken in eenheid met de hem omringende wereld. Uit deze tropische tuinen ontwikkelden zich de ‘Bloemmotieven’, die ontstonden door een strenge reduktie van het overvloedige materiaal uit de natuur. Marcel Maeyer abstraheerde deze gehelen tot ‘groeivormen’, met een symbolische dimensie voor de ontwikkeling van zijn eigen vitalistische kreativiteit, binnenin het kader van een opener en menselijker beschaving. Met deze tendens tot abstrahering ging samen een intensiveren van de kleur. Dit waren voor de kunstenaar de drie belangrijkste elementen: vorm en kleur in de ruimte, en deze drie elementen in nauwe relaties tot elkaar, met in het midden daarvan het verschijnsel mens, een problematiek die ook in ‘Environment’ centraal werd gesteld.
In de reeks ‘Fysika en metafysika’ wilde Marcel Maeyer groeivormen en struktuurvormen tot één geheel samenbrengen door kleur in de ruimte, een evenwicht tussen het labiele vloeiende en het stabiele geometrische, tussen zijn dualisme van lichaam en intellekt, emotie en ratio, tevens een soort eenheid van schilderkunst en architektuur. Met de ‘Deuren en Vensters’ beklemtoonde hij verder dit architekturale element, en even leek het of het geometriseren zou uitlopen op konstruktivisme. Maar deze ‘Deuren en Vensters’ waren voor de toeschouwer ook een uitnodiging om er doorheen te kijken, het waren ‘ramen’ tót de werkelijkheid, ‘deuren’ om doorheen te stappen nààr de werkelijkheid. In deze periode kon men zich terecht de vraag stellen of Maeyer zou kiezen voor de architektuur of de beeldhouwkunst, of voor de pikturaliteit van de schilderkunst. En het antwoord liet niet lang op zich wachten.
In de volgende werken konfronteerde Maeyer de toeschouwer met een pikturale of schilderkunstige werkelijkheid, een werkelijkheid van schilderkunstige objekten, zoals flessen, stoelen, bussen en dergelijke, maar het bleven schilderkunstige objekten, waarmee de kunstenaar desalniettemin de wezenlijke vormen en de essentiële schoonheid van alledaagse voorwerpen wilde afbeelden en uitbeelden. Hij wilde de mensen bewust maken van de wereld der voorwerpen, hij wilde de vervreemding opheffen die door de jaren heen is ontstaan tussen mens en objekt, maar hij wilde het objekt ook losmaken van zijn louter utilitaire en konsumptieve funktie. Deze pikturale objekten toonden
Kapperssalon (1973) door Marcel Maeyer
Personenweegschaal (1973) door Marcel Maeyer