Ons Erfdeel. Jaargang 17
(1974)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 711]
| |
de nederlandse commissie voor de cultuur van de brusselse agglomeratiealex vanneste Na de val van de regering Van den Boeynants-De Clercq (7-2-1968) duurde het 132 dagen voordat een nieuw kabinet tot stand kwam: op 17 juni 1968, 79 dagen na de wetgevende verkiezingen, werd de regering G. Eyskens-J. Merlot/A. Cools samengesteld, een koalitie van de katolieke CVP-PSC en van de socialistische BSPGa naar eind(1). De formatieonderhandelingen tussen bovengenoemde partijen leidden tot een brede overeenkomst over een regeringsprogram. Alleen inzake de Voer, het onderwijs in Brussel en het taalstatuut van de zes Brusselse randgemeenten was er geen overeenkomst. Nieuw op kommunautair vlak was het beëdigen van twee ministers voor Gemeenschapsbetrekkingen, de CVP-er L. Tindemans (N) en de BSP-er F. Terwagne (F), nadien vervangen door zijn partijgenoot F. DehousseGa naar eind(2).
Het probleem van de grondwetsherziening was niet nieuw en stelde zich nu nog scherper dan te voren op de achtergrond van de kommunautaire en Brusselse moeilijkhedenGa naar eind(3). Omdat zij, om tot een goed einde te worden gebracht, een twee-derde meerderheid vereiste en de toenmalige regering niet over deze meerderheid beschikte, zocht Premier Eyskens een oplossing in de Werkgroep der 28 (24-9-1969/13-11-1969) waarin alle partijen waren vertegenwoordigd. Akkoorden werden bereikt over de kulturele autonomie en de decentralisatie en aanpassing der instellingen. Niet over Brussel echter. De naderhand opgerichte Werkgroep Brussel, zonder de Volksunie, kon niet komen tot bindende overeenkomsten inzake het hoofdstedelijk vraagstuk.
Om de grondwetsherziening weer uit de impasse te halen, kwam Premier Eyskens | |
[pagina 712]
| |
op 19 november 1970 zelf met nieuwe voorstellen, speciaal over Brussel, voor het Parlement. De eerste minister beloofde de Franstalige Brusselaars de vrijheid van het gezinshoofd opnieuw in te voeren in het onderwijs, en wel vanaf 1 september 1971. Brusselse ouders zouden niet langer een taalverklaring dienen af te leggen en evenmin gebonden zijn aan vroeger afgelegde verklaringen. Dit feit alleen zou op zichzelf als onherroepelijk gevolg hebben, dat de verfransing van Vlaamse kinderen nu vanaf de kleuterklas de Nederlandstalige gemeenschap in Brussel verder zou uithollenGa naar eind(4). Deze maatregel heeft ontzettend veel kwaad bloed gezet bij de bewuste Vlaamse BrusselaarsGa naar eind(5). Het was dan ook meteen duidelijk dat de premier een aantal kompensaties voor de Vlamingen diende te plaatsen tegenover de voor de Vlaamse Brusselaars weinig beloftevolle aangelegenheid van de invoering van de ‘liberté du père de famille’. Als tegengewicht fungeerden: de zes Brusselse randgemeenten met faciliteiten zouden bij het Vlaams arrondissement Halle-Vilvoorde blijven; er zou een Brusselse agglomeratie worden opgericht met waarborgen voor de VlamingenGa naar eind(6); rondom Brussel zouden randfederaties worden opgericht - de fameuze ‘carcan’, de dwangbuis zoals de Franstalige Brusselaars het graag noemen; gezien de lamentabele toestand in de Vlaamse sektor van het peuter- en kleuteronderwijsGa naar eind(7) in Brussel werd beslist, mede om de verfransing vanaf de basis tegen te kunnen gaan met de nodige middelen, nog niet opgebruikte gelden van de taalwetten (1963) voor het Vlaams lager onderwijs te verdelen in 650 miljoen voor het Rijk en 500 miljoen voor het vrij en gemeentelijk onderwijs, voor het oprichten van Nederlandstalige peutertuinen en kinderdagverblijven in Brussel. De Kabinetsraad van 19 december 1970 zou beslissen dat die peutertuinen zouden bestaan vanaf 1 september 1971; ten slotte zouden tevens maatregelen worden getroffen inzake de oprichting van taallaboratoria voor het aanleren van de tweede taal en inzake het vervoer van leerlingen in de agglomeratie.
Uiteindelijk komt de nieuwe grondwet er in december 1970. De belangrijkste vernieuwingen handelen over de kulturele autonomie (taalgebieden en kultuurraden), de gewestelijke instellingen, de maatregelen tegen de minorisering, Brussel - jawel! - en de lokale besturen. Speciaal betreffende dit laatste punt is de regering Eyskens erin geslaagd voor de eerste maal in de geschiedenis van België twee grondwettelijke organen - en dat betekent heel wat - in het leven te roepen die met een niet geringe bevoegdheid het lot van de twee Brusselse taalgemeenschappen ter harte moesten nemen.
Inderdaad, artikel 108 ter, § 4 van de Grondwet zegt: ‘In de agglomeratie bestaan een Nederlandse kommissie voor kultuur en een Franse kommissie voor kultuur, die uit een gelijk aantal leden, resp. door de Nederlandse en de Franse taalgroep van de agglomeratieraad verkozen, zijn samengesteld. Zij hebben elk, voor hun kultuurgemeenschap, dezelfde bevoegdheden als de andere inrichtende machten: 1e inzake voorschoolse, naschoolse en kulturele aangelegenheden; 2e inzake onderwijs’Ga naar eind(8). Wij willen er hier vooral de nadruk op leggen dat het bestaan van de NCC - en van de FCC evenals van de Verenigde Commissies - in de grondwet staat geschreven; | |
[pagina 713]
| |
dit was werkelijk een primeur in onze kommunautaire geschiedenis en duidt op de betekenis van het vraagstuk Brussel. De maatregelen die de oprichting en de werking evenals de bevoegdheid van de Brusselse kultuurcommissies inhouden, kunnen, juist omwille van hun grondwettelijkheid, niet bij een gewone wet ongedaan worden gemaakt: er is een tweederde meerderheid voor nodig.
Vooral onder impuls van de toenmalige Minister voor Gemeenschapsbetrekkingen, Leo Tindemans, werd door de oprichting van de NCC - waarvan de effektieve behoefte in Brussel intenser was dan het scheppen van een FCC, maar wij leven nu eenmaal in een ‘binaire’ maatschappij in België - een grote stap gezet naar het stimuleren van het Vlaamse leven in Brussel.
Als je de opdrachten, de struktuur en de realisaties van de NCC wil omschrijven, dan doe je er goed aan allereerst te praten over de relaties tussen de NCC en de Agglomeratieraad en vervolgens over deze van de NCC met de FCC en de Verenigde Commissies. Dan kan men ten slote zien wat de eigenheid is van de NCC. | |
Agglomeratieraad en NCC.Eerst iets over de verhouding tussen de Agglomeratieraad van Brussel en de NCCGa naar eind(9). De leden van de kultuurcommissies worden respektievelijk door de Nederlandse en door de Franse taalgroep van de Agglomeratieraad gekozen voor zes jaarGa naar eind(10), en elke kommissie bestaat uit ten hoogste voor een derde uit raadsleden van de agglomeratieGa naar eind(11). Net zoals de leden van een COO door het gemeentebestuur worden aangeduid, gebeurt het hier met de leden van de NCC door die van de Agglomeratieraad; maar hier houdt de vergelijking dan ook op, en dat is van kruciaal belang. Velen weten niet dat de kultuurkommissies verder in alles onafhankelijk van de agglomeratieraad kunnen handelen. Alles wat een COO wil uitvoeren of laten uitvoeren dient nog eerst geratificeerd te worden door de gemeenteraad. Als de leden van de NCC eenmaal zijn aangewezen heeft deze kultuurkommissie niets meer te maken met de agglomeratieraad: de kultuurkommissie treedt volkomen zelfstandig op en is in geen enkele aangelegenheid afhankelijk van de agglomeratieraad. Als men weet op welke voor de Vlamingen schandelijke manier de Brusselse agglomeratieraad werd samengesteld, is het dus wel van uitzonderlijk belang dat de NCC geheel onafhankelijk kan opereren van de in de agglomeratieraad regerende FDF. Vaak heersen er misverstanden omtrent die relatie tussen de agglomeratieraad en de NCC, een relatie die in feite niet bestaat ...en dat is maar goed ook! Hierop de nadruk leggen draagt, naar onze mening, ertoe bij de geloofwaardigheid en de onafhankelijkheid van de NCC als overkoepelende instantie in Brussel in het licht te stellen.
‘De Nederlandse commissie en de Franse commissie voor de cultuur vormen samen de Verenigde Commissies. De beslissingen van de Verenigde Commissies zijn slechts aangenomen wanneer zij de meerderheid van de uitgebrachte stemmen in elke commissie bekomen. De Verenigde Commissies zijn bevoegd voor de in § 4 bedoelde aangelegenheden van gemeenschappelijk belang en voor het be- | |
[pagina 714]
| |
vorderen van de nationale en de internationale zending van de agglomeratieGa naar eind(12).’ In dit artikel dat de taak beschrijft van de VC vindt men een klausule betreffende het nemen van beslissingen in die VC: het is een mes dat aan beide kanten snijdt! De aangehaalde procedure van stemmen draagt immers in zich een zekere waarborg voor de Nederlandstaligen, dat merkt men zo. Anderzijds is het ook zo, dat dit zelfde artikel het welke kultuurkommissie dan ook mogelijk maakt zo goed als elke stemming te boycotten. Als zodanig is de klausule geen kwaad idee, ze is demokratisch, maar je moet er de nadelen bij nemen! Zo zouden bijvoorbeeld de VC aan de gemeente kunnen vragen opcentiemen te heffen - wat de NCC en de FCC niet kunnen; onze kultuurraden immers ook niet, wat wijst op de brede bevoegdheid van de kultuurkommissies in de VC - het spreekt echter vanzelf dat de Franstaligen een dergelijk voorstel zouden tegenwerken uit pure schrik voor nefaste politiek-elektorale gevolgen!
De VC moeten ook de rol en de waarde van Brussel nationaal en internationaal aksentueren. Op nationaal vlak echter dienden de VC zich het eerste jaar te redden met een dotatie - een aalmoes! - van 1,9 miljoen BF uit de gemeenschappelijke begroting van kultuur van de staatskasGa naar eind(13). Naar onze mening lijkt het dat de tussenkomst van de staat aan de lage kant is; wij stellen ons de vraag waarom ook niet de stad Brussel - en de algehele agglomeratie - de VC subsidiëren: het gaat hem toch om Brussel zelf! Het nijpend gebrek aan financiële middelen van de VC die nochtans naast de NCC en de FCC een volledig onafhankelijke rechtspersoonlijkheid hebben, is een sterke handikap.
Teoretisch kunnen er tussen de VC en de Agglomeratieraad en de kultuurraden geen bevoegdheidskonflikten rijzenGa naar eind(14). Er is echter wel een overlapping inzake leden van de Agglomeratieraad en van de VC zodat politieke konflikten tussen de diverse organen niet zijn uitgesloten. Die zijn er o.a. al geweest inzake milieuproblematiek! Wij noteren terloops dat de voorzitter van de FCC, dhr. Poupko, ook lid is van de Agglomeratieraad... dat brengt ongetwijfeld moeilijkheden met zich mee.
Het zal duidelijk zijn, dat inzake de werking van de VC die dienen te ijveren voor de kulturele integratie van de twee taalgemeenschappen in Brussel als hoofdstad van België er nog heel wat te doen is. | |
Nederlandse Commissie voor Cultuur.Laten we het nu meer speciaal hebben over de NCC zelf. Zij bestaat uit 2 grote blokken met elk drie verschillende werkgroepen: Voorschoolse aktiviteiten, Onderwijs en Post- en Paraskolaire aangelegenheden vormen de sektor Onderwijs. De sektor Kultuur heeft een werkgroep Volksontwikkeling, een voor Sport en Jeugd en een voor Kultuuruitstraling. Wij zullen elk van deze sektoren en werkgroepen behandelen en niet alleen pogen de strukturen en bevoegdheden van de diverse elementen te beschrijven, maar het ook hebben over de realisaties ervan: wij zijn er immers van overtuigd dat de uitzonderlijke betekenis van de NCC in Brussel ligt in het feit dat zij kan hande- | |
[pagina 715]
| |
len, dat de Vlamingen in Brussel eindelijk verweer hebben.
De Voorschoolse aangelegenheden omvatten aanvankelijk enkel de sektor peutertuinen. De NCC heeft hier een biezonder brede bevoegdheid, die te vergelijken is met die van de staat! Men herleze artikel 108 ter, § 4 van de Grondwet. Immers, de NCC kan zelf optreden als inrichtende macht voor het oprichten van peutertuinenGa naar eind(15). Met de dotatie die de NCC jaarlijks ontvangt van de Kultuurraad is dit financieel allemaal te realiseren. Nu beheert de NCC de 420 miljoen van het peuterplan. In dat verband treedt de NCC nu nog niet systematisch op, maar laat zij de gemeente en het vrij onderwijs eerst nog even de tijd voor het uitvoeren van hun plannen terzake, al heeft de NCC nu bijvoorbeeld reeds een peutertuin geopend (Anderlecht). Binnen afzienbare tijd echter zal de NCC zelf systematisch optreden, en zij kan dit doen op diverse wijzen. Allereerst kan de NCC de gemeente, het vrij onderwijs en het rijk amenderen of adviseren inzake voorschoolse aangelegenhedenGa naar eind(16). Vervolgens kan de NCC ook met haar eigen middelen peutertuinen oprichtenGa naar eind(17) en/of vrij en gemeentelijk onderwijs toelagen verstrekken volgens de traditionele normen: 60% voor nieuwbouw en 100% voor verbouwing. Nu reeds zijn er een vijftiental dergelijke dossiers in behandeling. En tenslotte kan de NCC een huis ter beschikking stellen van een instelling die een peutertuin wil openen, een socio-kulturele raad, een gemeente of een vrije school bijvoorbeeld. Vanzelfsprekend heeft de NCC in dit laatste geval een grote macht, wat o.a. verhindert dat in een peutertuin, met Vlaamse gelden opgericht, 80% der kinderen Franstaligen zouden zijn!
Deze NCC heeft echter eveneens het recht verworven volledig onahankelijk op te treden voor het oprichten van kinderdagverblijvenGa naar eind(18). Immers, er bestonden reeds zeer talrijke Franstalige ‘crêches’ tegenover enkel acht Nederlandstalige in Brussel... Nu de vrijheid van het gezinshoofd was ingevoerd zou de verfransing biezonder scherp kunnen inwerken niet alleen in kleuter- en lager onderwijs, maar ook via de peutertuinen en, eerder nog, via de kinderdagverblijven. Het peuterplan voorzag in het opvangen der Vlaamse kinderen tussen 18 maanden en drie jaar. Maar, met een enorm groot aantal buitenshuiswerkende moeders in een grote stad - 80% - moest men nog verder gaan om te voorkomen dat de Vlaamse baby's direkt in Franse instellingen terecht zouden komen. De NCC heeft ervoor geijverd te mogen optreden in dit verband. Het was dringend, en het is het nog altijd! Het is taktisch van uitzonderlijke betekenis dat nu ook in Brussel de oprichting van kinderdagverblijven soepeler kan gebeuren, met eigen middelen, en dat de achterstand op de Franstalige gemeenschap kan worden ingelopen.
Wie niet in Brussel leeft en woont kan zich niet inbeelden waar en wanneer de effektieve verfransingsdruk reeds begint. In het tijdperk van de vrijheid en de demokratie is het immers zo dat in Brussel bij het prenataal onderzoek de aanstaande moeders hoofdzakelijk in het Frans kunnen worden geholpen. Vaak zijn de dokters in kwestie dan ook verbonden aan Franstalige kinderdagverblijven zodat men best begrijpt hoe eenvou- | |
[pagina 716]
| |
H. Weckx, voorzitter van de Nederlandse Cultuurcommissie van de Brusselse agglomeratie (NCC) - (foto De Standaard).
dig het is om Vlaamse kinderen te ‘werven’ in die Franstalige kinderdagverblijven. ‘Prenatale verfransing’ zou men het kunnen noemen! Wij zien ook hierin voor de NCC een taak weggelegd. Zij zou aan de Vlaamse moeders de mogelijkheid - en uiteraard ook de informatie - dienen te verstrekken om zich te laten konsulteren bij Nederlandstalige artsen, eventueel in de vorm van een uitgewerkt wijkplan dat geköordineerd wordt met de geografische ligging van de kinderdagverblijven zodat de baby's steeds door dezelfde artsen kunnen worden gevolgd. Zij kunnen zelfs eventueel een ruimtehoek hebben in de kinderdagverblijven. Het is bijzonder moeilijk om in Brussel een Nederlandstalige arts te vinden, zelfs een huisarts. De NCC zou ze moeten aantrekken en met hun hulp een degelijke prenatale konsultatiestruktuur opbouwen, wellicht zou het ook gunstige gevolgen hebben voor de COO-affaires! Ook dat maakt o.i. deel uit van de taktische opstelling van de NCC in Brussel. Sociale onrechtvaardigheden dienen uit de weg te worden geruimd. Wij hebben het nu enkel gehad over de voorschoolse inrichtingen. Terloops viel ook de term kleuteronderwijs, en in dat opzicht kunnen wij o.a. de effektieve werking van de NCC illustreren aan de hand van een konkreet voorbeeld. De NCC is momenteel druk doende om het KB van 5 mei 1971Ga naar eind(19) niet enkel te laten toepassen maar ook de toepassing ervan te laten verlengen. Konkreet gezien is het zo dat vroeger een kleuterklas met minder dan 10 leerlingen gemiddelde aanwezigheid moest verdwijnen. Het gevolg hiervan was, dat de zeven of acht leerlingen die er toch waren gedeeltelijk of allemaal naar de dichtsbij gelegen school gingen, meestal een Franstalige. Het KB van 5 mei 1971 heft die norm op, zodat kleuterklassen met bijvoorbeeld 6, 7, 8 of 9 leerlingen gemiddelde aanwezigheid toch kunnen blijven bestaan. Voor de in 1971 reeds bestaande inrichtingen echter zouden deze faciliteiten slechts gelden tot het einde van het schooljaar 1972-'73 zodat er veel kans zou bestaan dat er volgend schooljaar - 1974-'75 - weer een respektabel aantal Vlaamse kleuters zonder school - Vlaamse school dan - komen te zitten! Ten minste, zo interpreteert Nationale Opvoeding deze wet! Het spreekt vanzelf dat alle Vlaamse instanties in Brussel - vooral de NCC - dienen te ijveren voor de verlenging van deze maatregel - in feite de integrale toepassing van een wet met tegenstrijdigheden - tenminste, zolang als een degelijk en rationeel uitgebouwd scholennet in Brussel voor de Vlamingen niet is ver- | |
[pagina 717]
| |
wezenlijkt. Een gemeenschap moet de tijd krijgen, evenals de kansen, om zich aan te passen aan de strukturen die haar worden opgelegd: dat is zeker het geval voor de Nederlandstalige gemeenschap in de hoofdstad. In dat opzicht onderschrijven we dan ook de mening van dr. Jur. G. Garré, die voorstelt dat er bij het schoolpakt een Brussels luik zou worden toegevoegd dat de eenheid van de Nederlandstalige onderwijssektor in Brussel zou bekrachtigen; immers, de wilde en ongeorganiseerde konkurrentie tussen drie onderwijsnetten kan niet efficiënt zijn. Opnieuw ligt hier een bijzonder kiese maar belangrijke koördinatietaak weggelegd voor de NCC.
Wat die Onderwijsaangelegenheden betreft, voor het kleuteronderwijs, het lager, middelbaar, normaal (pedagogische akademie), technisch en kunstonderwijs heeft de NCC dezelfde macht als de gemeente of de staat.
Anderzijds poogt de NCC aan de bestaande scholen een nieuwe dimensie te geven door ze op een ekonomische wijze te integreren in de Vlaamse gemeenschap. In plaats van overal ouderverenigingen op te laten richten - die niettemin nuttig kunnen zijn - poogt zij in diverse scholen van de onderwijscentra ook ontmoetingsplaatsen te maken voor de gemeenschap die rechtstreeks of onrechtstreeks is betrokken met de instelling in kwestie. De school gaat een sociale rol vervullen, het wordt een ontmoetingsplaats voor leerlingen en ouders, oudleerlingen, kinderen van deze laatsten, enz. Zo komt men tot een veel bredere opvatting van het begrip school. Hoe dan ook, het is een middel om de Vlamingen bijeen te krijgen. Waarom overal kultuurcentra bouwen, wanneer een moderne school kan voldoen aan de behoeften van een gemeenschap om zich te ontwikkelen: de school ligt precies midden in de woonkernen - en niet buiten de agglomeraties - en is gemakkelijk bereikbaar, enz. Dergelijke initiatieven in diverse gemeenten poogt de NCC te stimuleren of of op gang te brengen. Op diverse plaatsen lijkt het te lukken en velen zijn entoesiast over deze manier van aanpakken.
Alles bij elkaar genomen is het algehele onderwijsbeleid in Brussel vrij kompleks. De koördinatie van de diverse bestaande netten roept op zichzelf reeds een hele boel problemen op. Om dergelijke moeilijkheden aan te kunnen, beschikt de NCC dan ook over een degelijke juridische dienst. Anderzijds komt de NCC vaak in kontakt met de Minister van Nationale Opvoeding en met de onderwijsinstanties in het algemeen.
Om het onderwijsluik af te ronden dient nog iets gezegd te worden over de Naschoolse inrichtingen. Hier kan de NCC o.a. betrokken worden bij het inrichten van avondkursussen Nederlands, vervolmakingskursussen, of bij het subsidiëren van dergelijke initiatieven. Ook het toekennen van talenpraktika aan lagere scholen met minstens 100 leerlingen is een niet onbelangrijke zaak. Dit was immers een van de vele tegenbeloften voor de invoering van de ‘liberté’. Bij dit probleem schijnen echter nog heel wat moeilijkheden te rijzen. De NCC stuurt aan op de uitvoering der beloften, niets meer dan dat: er werd reeds lang genoeg gewacht.
Vooral ook voor de vreemdelingen is het oprichten van de taallabo's belangrijk. Op een bevolking van om en bij het miljoen | |
[pagina 718]
| |
S. Szondi, sekretaris-generaal van de Nederlandse Cultuurcommissie van de Brusselse agglomeratie (NCC) - (foto De Standaard).
zijn er bijna 200.000 vreemdelingen in Brussel... die worden uiteraard in het Frans ontvangen en gaan naar Franstalige scholen. Indien de Franstalige scholen de laatste jaren stagneren inzake leerlingenaantal - en niet achteruitgaan zoals de bevolkingscijfers doen verwachten - dan is dit uitsluitend te wijten aan de aanwezigheid van de vreemde kinderen. In sommige klassen van Franstalige scholen bedraagt de bezetting van kinderen van vreemdelingen 100%, en in het algemeen zal ze in de hele agglomeratie tegen de 30% liggen, zoniet er boven! Wanneer de Vlaamse gemeenschap eveneens een inspanning doet om de vreemdelingen te ontvangen en ze Nederlands te laten leren, dan zal dat bijdragen tot de kwantitatieve vermindering van de verfransing. Waarom kunnen onze Limburgse vreemdelingen in de mijnstreek Nederlands praten? Het is een kwestie van milieu, natuurlijk, maar ook van opvang en van mogelijkheden. Ook hieraan moet de Vlaamse gemeenschap in Brussel, onder impuls van de NCC, iets doen; heel wat vreemdelingen zijn trouwens entoesiast voor en geïnteresseerd in de zaak. We dienen toch niet lijdzaam toe te zien dat zij ons verfransen ...en dàt menen veel vooraanstaande Nederlandstalige Brusselaars.
Naast de sektor Onderwijs met zijn drie luiken vormt de sektor Kultuur het tweede blok van de belangrijke taak van de NCC. Deze sektor bestaat weer uit drie werkgroepen zoals hoger gezegd.
Volksontwikkeling streeft ernaar het Vlaamse verenigingsleven selektief te steunen en te koördineren o.a. door een gezonde subsidiëringspolitiek. Het kultureel peil van de Brusselse Nederlandstaligen dient nog verhoogd te worden. Lokaal werd daar wel eens iets aan gedaan, maar men begrijpt dat de Vlaamse verenigingen steun nodig hebben van boven uit. Nu er in de 19 gemeenten van de agglomeratie reeds 18 socio-kulturele raden effektief funktioneren heeft de NCC een innovatie ingevoerd. Zij stelt een kultuurfunktionaris ter beschikking van de sociokulturele raden en verenigingen en betaalt deze dus integraal. Daarbij subsidiëert de NCC de verenigingen rechtstreeks op grond van door de voogdij goedgekeurde reglementen, evenals de socio-kulturele raden en dit op basis van uitgewerkte aktiviteitenverslagen. Het is trouwens een van de basisprincipes van de NCC dat zij pluralistisch is en blijft, en dit principe als grondslag van zijn subsidiëringspolitiek houdt: een algemeen reglement, dat door de minister werd goedgekeurd, | |
[pagina 719]
| |
maakt het mogelijk dat iedere groep aan zijn trekken komt, dat er geen diskriminatie is.
Verder houdt de NCC zich zeer aktief bezig met de derde leeftijd, de vergeten Brusselaars. De NCC heeft zeer speciale inspanningen gedaan om op sociaal vlak de ouderen samen te brengen in klubs en groepen, om ze uit hun afzondering te halen, reizen te organiseren en dies meer. In één jaar tijd werden reeds 18 uitsluitend Vlaamse bejaardenklubs opgericht en zij zijn aktief. Wie in een van onze Vlaamse dorpen of grotere centra leeft, vindt zoiets wellicht geen speciale halsbrekende toer. In een grote stad echter, gespleten door zijn taalproblematiek, kreeg men tot voor kort de mensen niet bijeen, a fortiori de ouderen niet, die vaak in oude, onfrisse en bouwvallige woningen leefden - als je dat leven kunt noemen - aan de rand van de maatschappij, waar ze geen of weinig kontakt hadden met de buitenwereld. Het is de verdienste van de NCC dat zij initiatieven heeft genomen die door de ouderen worden nagevolgd, die zij appreciëren. Het is merkwaardig hoe in bepaalde gemeenten in een betrekkelijk korte tijd de ouderen mekaar en ook de jongeren hebben teruggevonden. De voornaamste reden van het niet bestaan van dergelijke initiatieven vóór het optreden van de NCC lag vooral in het gebrek aan lokalen. Het is vooral in dat opzicht dat de NCC zich initiaal verdienstelijk heeft gemaakt.
Op het gebied van de Sport was de situatie in het Brusselse allesbehalve rooskleurig. Op enkele elitaire tennis- en hokkeyklubs na - hoofdzakelijk bezet door Franssprekenden - was er zo goed als niets voor de Vlaamse gemeenschap. De NCC stimuleert in dit opzicht alle initiatieven in dit domein om eveneens via de sport greep te krijgen op de Vlaamse mensen in Brussel. Er dient konsekwent en selektief tewerk worden gegaan en aangeklopt bij het Ministerie om de nodige infrastruktuur te verkrijgen. Het is niet zozeer de bedoeling van de NCC sporthallen te laten bouwen in elk van de 19 gemeenten. Er is wel degelijk een bewuste politiek waarbij men ernaar streeft ongeveer in de vier hoeken van de agglomeratie van Brussel een sportinfrastruktuur te laten optrekken. Daarbij gaat de NCC zeer binnenkort gevormde sportmonitoren ten dienste stellen van de verenigingen; sportmonitoren die de NCC integraal bekostigt, wat voor de jonge en arme sportklubs een onzettend gunstige uitgangspositie is voor het ontwikkelen van een gezonde sportpolitiek. Wij durven ons hierbij wel de vraag te stellen of de fondsen aangewend voor het realiseren van bepaalde projekten, bijvoorbeeld het bouwen van een sporthall, uit de ‘Vlaamse’ kas dienen te komen of uit de staatskas. Immers, indien het Vlaamse gelden zijn kun je toch geen portier aan de deur zetten om Franstaligen buiten te houden! Anderzijds kan men niet verlangen dat met Vlaamse gelden een hall wordt gebouwd die voor meer dan 50% - bijvoorbeeld - ook door Franstaligen wordt gebruikt, zonder dat de FCC ervoor betaalde! Een klusje dus voor de VC! Ook bij de konkrete en efficiënte werking van de jeugdtehuizen speelt de NCC een rol, o.a. weer door het ter beschikking stellen van monitoren. Nieuw is ook de aankoop van kinderboerderijen, waaronder de Neerhoeve te Dilbeek. De NCC gaat uit van de al te ware vaststelling dat het stadskind naar de natuur gebracht | |
[pagina 720]
| |
moet worden. Vandaar die jeugdboerderijen waar het schoolkind van zijn onderwijzer(es) praktische les zal krijgen. In dit verband ook heeft de NCC sedert 1-1-1974 de 20 vroeger door het BLOSO beheerde en in de omgeving van Brussel liggende speeltuinen overgenomen. Zo kunnen de Vlaamse kinderen dank zij een uitstekend georganiseerde vervoerdienst in de vakantieperiodes op degelijk uitgeruste speelpleinen hun hart ophalen.
Wat tenslotte de Kulturele uitstraling betreft, diende de NCC letterlijk en figuurlijk nog alles te doen. Onder dit hoofdstuk valt ook o.a. de reeds bekende animatie van het Muntplein, speciale prestaties (uitvoeringen van oratoria bijvoorbeeld), Nederlandstalige filmfestivals, de problematiek van het leefmilieu, medewerking aan Europalia, het stimuleren van kinderteater, de akties voor de vernederlandsing van het Brusselse bioskoopleven - hoogst interessant! - het ontvangstcentrum van het Verenigd Europa, en dies meer: allemaal volstrekt nieuwe initiatieven.
Buiten de aktiviteiten met deze werkgroepen heeft de NCC bij haar stichting de opdracht gegeven aan de VUB en aan Mens en Ruimte tot het uitvoeren van een grondig wetenschappelijk onderzoek naar de gedragingen en behoefte van de Vlamingen in de hoofdstadGa naar eind(20).
Op 11 december 1973 werd eveneens een protokol ondertekend dat de betrekkingen regelt tussen de NCC enerzijds en, anderzijds het Contact- en Cultuurcentrum, het Vlaams Onderwijscentrum en de Agglomeratieraad voor het Plaatselijk Sociaal-Cultureel werk te Brussel vzw. Het werkterrein van de NCC is zeer breed, van de grote beleidsbeslissingen inzake onderwijs en kultuur tot de direkte medewerking en steun aan het lokale verenigingsleven door het organiseren van allerlei manifestaties. De NCC kan niet alles zelf bolwerken, daarom kan ze steunen op enkele reeds bestaande organisaties die a.h.w. uitvoerende organen zijn geworden van de NCC, nl. voor onderwijszaken het VOC, voor algemene kulturele en sociale aangelegenheden het CCC, de ANBJ en de APSKW. Waar dus vroeger alles gebeurde op basis van individuele initiatieven is er nu een overkoepelend orgaan dat die initiatieven steunt en koordineert; het bestaan van de NCC sluit geenszins het nemen van nieuwe initiatieven uit, integendeel, de NCC heeft juist de taak er de waarde van te bepalen en het realiseren ervan te subsidiëren. Dit voor het kultureel en sociaal werk.
Dank zij de zeer brede grondwettelijke macht die de wetgever aan de NCC heeft verstrekt, kan zij ook de koördinatietaak op zich nemen in alle sektoren van het onderwijs.
De NCC is geen vereniging die, met ideeën gebaseerd op anti-franskiljonisme of FDF-traumata, een harde politiek voert tegen de Franstalige gemeenschap. Integendeel, de kommunautaire problemen in Brussel help je niet vooruit met taalfanatisme en koppigheid. In Brussel moeten de Vlamingen niet de Franstaligen tegenwerken: de Nederlandstalige Brusselaars moeten voor de Nederlandstalige Brusselaars werken, dat is de enige manier om de Vlaamse gemeenschap op een volwaardige manier op te bouwen. Daartoe heeft zij echter middelen en een zekere macht nodig, want anders blijft alles bij beloften, zoals het reeds jaren is geweest. De NCC, die samen kan werken met de FCC, maar die er ook totaal on- | |
[pagina 721]
| |
afhankelijk van kan optreden, is naar onze mening een geschikte instelling om de opgang van de Nederlandstalige gemeenschap in Brussel te bewerkstelligen en haar te geven waar ze sinds lang recht op heeft - dat heeft de NCC reeds bewezen - en daarbij ook nog een dialoogmogelijkheid open te houden met de Franstalige gemeenschap over interne aangelegenheden; aan dit laatste punt moet echter nog wel wat worden gedaan.
Wat wellicht van groot belang is voor de werking van de NCC is dat haar aktiviteiten geen elitair karakter hebben; zij komen ten goede aan de grote massa van Vlamingen in Brussel! Een van haar handikaps is dat haar wettelijke toelagen echter slechts langzaam, veel te langzaam binnensijpelen!
Wij zijn ervan overtuigd dat er nog heel wat kan worden gezegd over de NCC en over haar beleid. Onze bedoeling ging echter niet verder dan informatie te geven over deze nog jonge instelling waar een voortreffelijke staf aan de Vlaamse identiteit van de hoofdstad werkt, een identiteit die verloren scheen te gaan... De huidige politieke tribulaties omtrent de gewestvorming bewijzen voldoende dat telkens Brussel vrijwel het enige probleem is in het pakket van de maatregelen die getroffen dienen te worden om een degelijke regionalisatie te realiseren. Brussel is niet alleen een zaak van de Brusselaars, het is de zaak van heel Vlaanderen en Wallonië. Het is zelfs een aangelegenheid die onze nationale grenzen te buiten gaat: wanneer men ziet dat Brussel de hoofdstad is van Europa - zo zegt men het toch - dan kan geen enkele Nederlandssprekende de betekenis onderkennen van alles wat er in bovengenoemd gebied gebeurt. Indien Europa grenzen wil uitwissen, indien Europa volkeren bij elkaar wil brengen, indien de E.G. een voorbeeld van integratie wil zijn, dan moet Brussel zeker het model kunnen worden van de ontmoeting en van de integratie van twee kulturen, precies die twee kulturen die nu de E.G. vormen.
Nu de NCC de inkarnatie is van de Vlaamse aanwezigheid in Brussel moeten wij samen met haar al onze energie gebruiken voor de ontwikkeling van onze kultuur aldaar en, wij herhalen het, niet in een voor ons kleingeestige strijd tegen een andere kultuur. De onafhankelijkheid van de NCC op alle gebied en haar openheid tegenover de FCC kunnen alleen bijdragen tot de bundeling van Vlaamse krachten in het Brusselse enerzijds en tot het bereiken van een duurzame pacifikatie op kommunautair gebied in de hoofdstad anderzijds. Een en ander betekent echter niet dat toegevingen dienen te worden gedaan, allerminst...
Wij menen de opinie van alle Nederlandstalige Brusselaars te vertolken wanneer wij hier dank zeggen aan het NCC en zijn medewerkersGa naar eind(21). |
|