Ons Erfdeel. Jaargang 17
(1974)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 683]
| |
jean marie gantois in de vlaamse beweging in frankrijk, 1919-1939drs. eric defoort De geschiedenis van de Vlaamse Beweging in Frankrijk is nog steeds een grote onbekende, zowel in Frankrijk als in België. Bij deze stand van zaken is men genoodzaakt stapsgewijs te werk te gaan en geduldig het nodige materiaal te verzamelen voor een latere synthese. Het bestuderen van de figuur van Jean Marie Gantois is een onmisbare etappe in deze onderneming van lange adem. De Vlaamse Beweging in Frankrijk ontstaat in het midden van de negentiende eeuw onder impuls van de romantiek en het klerikalisme. Deze twee elementen liggen aan de oorsprong van het ‘Comité Flamand de France’ dat in 1853 wordt opgericht en dat zich aandient als de verdediger van de ‘Vlaamse taal’ en het katolicisme tegen een centraliserend en laïciserend staatsapparaat. Het komitee verwatert vrij vlug tot een verzameling van katolieke notabelen die zich interesseren voor archeologie, geschiedenis, folklore, enz. Aan de vooravond van de eerste wereldoorlog heeft men te doen met een typische ‘société savante’ waar zo goed als geen plaats meer is voor een regionalistische strijdvaardigheid. De geëngageerde belangstelling voor de ‘Vlaamse kwestie’ blijft niettemin levendig bij een aantal vertegenwoordigers van de lagere geestelijkheid. Zij zien er vooral een katolieke zaak in: de centrale macht wil het katolieke karakter van de streek vernietigen en denkt dit het gemakkelijkst te bereiken door zijn aanvallen toe te spitsen op het gebruik van het Vlaams als een element waardoor de streek het meest gepartikulariseerd wordt. De strijd voor de ‘Vlaamse taal’ wordt derhalve een katolieke strijd. De inenting van de opbloeiende regionalistische beweging van Charles Brun op | |
[pagina 684]
| |
De jonge J.M. Gantois in 1927, bij de start van het Vlaams Verbond van Frankrijk.
deze oude romantische en klerikale stroming bewerkt onmiddellijk na de oorlog de heropleving van een werkelijk Vlaams regionalistisch elan. De Duinkerkse publicist Gaspard Van den Bussche lanceert in 1919 Le Beffroi de Flandre. Revue régionaliste de la Flandre Française. Te Rijsel publiceert Valentin Bresle zijn Mercure de Flandre. Vanaf 1920 komen er in Rijsel, Roubaix en Tourcoing groepen van ‘Jeunesses régionalistes’ van de grond. De jonge advokaat J.E. Van den Driessche is er een van de grote promotoren van. Direkteuren van lokale kranten zoals Ficheroulle van La Bailleuloise en Barbez van Le Journal de Bergues verdedigen in hun bladen de ‘Vlaamse zaak’Ga naar eind(1). De voornaamste inhoud van deze ‘zaak’ is nog steeds zoals in de negentiende eeuw de Vlaamse taal en het katolicisme. In de zienswijze van deze mensen kan het welzijn van Frans-Vlaanderen slechts verzekerd worden door een decentralisatie waarin de herboren provincie als opvolgster van het oude departement zich met de eigen problemen van Vlaanderen inlaat. Met voortdurende referenties naar analoge bewegingen in de Provence, Bretagne en de Elzas, situeren deze Vlaamse regionalisten hun aspiraties uitdrukkelijk in het ruimere kader van een groot regionalistisch reveil in FrankrijkGa naar eind(2). In deze naoorlogse kontekst verschijnt de jonge Gantois door het klerikale poortje op het toneel.
Hij wordt geboren in 1904 te Watten bij Sint-Omaars waar zijn vader huisarts is. Hij doet zijn humaniorastudies in kolleges te Aire en te Hazebrouck. Daar begint hij zich onder invloed van sommige priester-leraars te interesseren voor de Vlaamse Beweging. Op achtienjarige leeftijd beslist hij priester te worden, en in oktober 1922 gaat hij naar het kleinseminarie van Annapes. Daar bestaat sedert 1919 een ‘Cercle Flamand’ die tot doel heeft bij de jonge seminaristen de belangstelling en de liefde voor de geschiedenis en de ‘ziel van het Vlaamse volk’ te stimuleren, en hen vertrouwd te maken met het Vlaams dat ze in hun latere pastorale aktiviteiten nodig zullen hebben. Men heeft hier te doen met een prachtig voorbeeld van osmose tussen een zekere Vlaams- | |
[pagina 685]
| |
gezindheid en klerikale bekommernis. Gantois schrijft zich onmiddellijk in. Gelijkaardige kringen zien het licht in twee andere seminaries van het Noorderdepartement. Gantois blijft slechts één jaar te Annapes, waarna hij binnentreedt in het grootseminarie van Rijsel waar hij acht jaar zal verblijven tot aan zijn priesterwijding in 1931. Te Rijsel - Gantois is dan amper negentien jaar - richt hij een vierde ‘Cercle Flamand’ op waarvan hij de leiding neemt. Hij leert ijverig ‘Vlaams’ en schrijft zijn eerste artikeltjes voor de regionalistische BeffroiGa naar eind(3). Teneinde hun akties te koördineren beslissen de vier studiekringen zich te verenigen in een ‘Union des Cercles Flamands de France’. Op een kleine vergadering in september 1924 wordt deze ‘Union’ onder leiding van de jonge Gantois officieel geïnstalleerd. Alhoewel de Beffroi en de Mercure vanaf het begin geheel openstaan voor Gantois en zijn vrienden, lanceert de ‘Union’ in juli 1923 toch een eigen blad, De Vlaemsche Stemme in Vrankryk. Aanvankelijk is het een uiterst bescheiden driemaandelijks blaadje dat een jaar later maandelijks verschijnt tot in maart 1926. De groep verdedigt met een zelfde hardnekkigheid het katolicisme en de Vlaamse taal, twee zaken die onafscheidelijk met elkaar verbonden zijn waarbij het ene het andere postuleert. De ‘Union’ proklameert wel dat zijn programma ‘tient tout entier en cette formule: préparation pratique des séminaristes flamands à l'apostolat dans nos paroisses de Flandre’Ga naar eind(4), maar in feite konstateert men een steeds groter engagement in de bestaande regionalistische beweging. Net zoals de Beffroi spreekt De Vlaemsche Stemme zich uit voor een herleving van de provincie. Zij ‘La diversité des papiers sur lesquels je t'écris montre comment, chez nous, une même pensée revèt des formes multiples et sait s'adapter à toutes les nécessités de l'action et des publics différents.’
[J.M. Gantois aan J.M. Perrot, 12-6-1928 (B.F.N.).] zegt ten allen prijze de rechten van de Franse Staat te willen respekteren, maar deze moet dan ook de rechten van de provincie eerbiedigen. Aangezien Frankrijk slechts leeft door zijn provincies is een regionalistische onderneming een nationale aangelegenheidGa naar eind(5). Het blad vat deze overtuiging samen in het devies: ‘Servir la Flandre française pour embellir et fortifier la France’.
In de jaren 1924-1926 neemt de ‘Union’ aktief deel aan de kampagne in alle provincies voor het gebruik van de ‘moeder- | |
[pagina 686]
| |
Valentin Bresle, die met zijn Mercure de Flandre het naoorlogse regionalisme in Noord-Frankrijk stimuleerde en het aktieterrein voor Gantois voorbereidde.
taal’ in het lager onderwijs. Zij gaat tekeer tegen minister Anatole de Monzie, wanneer deze in augustus 1925 kategorisch weigert hieraan gevolg te geven. Op het derde jaarlijkse kongres in juli 1926 verandert de ‘Union des Cercles Flamands de France’ haar naam in ‘Vlaamsch Verbond van Frankrijk’Ga naar eind(6). Deze wijziging heeft heel wat meer om het lijf dan het gebruik van een ander etiket. De oriëntatie van de beweging is veranderd en de inhoud ervan heeft zich uitgebreid. De ‘Cercles’ die ontstaan waren aan de seminaries richtten zich praktisch uitsluitend tot de studentenseminaristen en priesters. Men had echter langzaam aan de klerikale en vooral pastorale bekommernissen gekombineerd met een meer algemene en geprononceerder regionalistische strijdvaardigheid.
Het aandeel van Gantois hierin staat buiten kijf. Onder invloed van de Beffroi en van zijn kontakten met de Bretoense beweging vanaf 1925, begint hij de formule van de ‘Union’ die bijna eksklusief in de seminaries en pastorieën wortel had geschoten, als een rem te ervaren voor een bredere Vlaamse aktie waarin hij ook leken zou kunnen betrekken en waarin deze zich thuis zouden voelen. Bij de proklamatie van het ‘Vlaamsch Verbond’ is Gantois op dit punt zeer duidelijkGa naar eind(7). Een aantal leken treden inderdaad toe, zoals Nicolas Bourgeois die op dat ogenblik een van de adjunkten sekretarissengeneraal is van de ‘Fédération régionaliste de France’ van Charles Brun. Deze verandering wordt zeker vergemakkelijkt door de verdwijning in maart 1926 van De Vlaemsche Stemme. Ondanks een geleidelijke verwijdering van zijn belangstellingsveld, bleef het blad bijna eksklusief gericht op het religieuze milieu waarin de studiekringen ontstaan waren. De aktieve elementen van de ‘Union des Cercles’ en niet in het minst Gantois leggen meer en meer beslag op de Beffroi. Het isolement van de seminaries is doorbroken. Zij integreren zich meer en meer in de Vlaamse regionalistische stroming die Van den Bussche en zijn ploeg sedert 1919 stimuleren. De interpenetratie tussen het leken en het religieuze milieu voltrekt zich. Vanaf 1927 wordt het ‘Vlaamsch Verbond’ | |
[pagina 687]
| |
de speerpunt van de Vlaamse Beweging in Frankrijk tussen de twee oorlogen. De overgang van ‘Union des Cercles’ naar ‘Vlaams Verbond’ is een werk van ‘deklerikalisatie’, uiterlijk altans, waarvan Gantois de grote inspirator is en waaraan hij zeer grote waarde hecht. Hij neemt ontslag als voorzitter van het verbond om ‘slechts’ sekretaris-generaal te blijven, terwijl een leek, Justin Blanckaert, de nieuwe voorzitter wordt. In werkelijkheid blijft Gantois de grote motor en leider van de beweging. Zijn ontslag en zijn opzet om ten allen prijze een leek aan het hoofd te hebben, zijn een onderdeel van wat hij zijn ‘tactiek’ noemt. Volgens hem kunnen de nationale bewegingen slechts in leven blijven dank zij de medewerking van de lagere geestelijkheid. Maar hij ziet hierin een gevaar voor verwarring tussen katolieke aktie en Vlaamse aktie, waardoor meteen de poort wijd open zou worden gezet voor inmenging van de kerkelijke overheid in de zaken van het verbond. Hij zou daardoor moeten leven onder de dreiging van een of andere ‘slag van de kromstaf’ en een belangrijk deel van zijn aktievrijheid verliezen. Hij kan dit gevaar ontlopen door een leek als voorzitter naar voren te schuiven, terwijl hij achter de schermen de almachtige animator blijftGa naar eind(8). De kapitale invloed van Gantois in deze verandering mag niet doen vergeten dat zijn vriend kanunnik Looten er hoogstwaarschijnlijk ook de hand in heeft. Deze hoogleraar aan de katolieke universitaire fakulteiten te Rijsel was sinds 1899 voorzitter van het ‘Comité Flamand de France’. De laatste stand van het onderzoek doet veronderstellen dat de kanunnik in de jaren twintig meer en meer ontgoocheld raakt doordat hij er niet in slaagt omEerste pagina van een brief van J.M. Gantois aan Perrot vanuit Metz, 24-3-1928 (B.F.N.), waarin hij handelt over zijn kontakten met de regionallsten en autonomisten aldaar.
de organisatie die hij presideert opnieuw een zekere Vlaamsgezinde kombativiteit bij te brengen. Als reaktie dirigeert hij nieuwe jonge krachten niet meer naar zijn ‘Comité Flamand de France’ maar wel naar Gantois en zijn groep. Om deze nieuwe elementen waaronder een aantal leken te kunnen opvangen en enkadreren, spoort hij Gantois aan de ‘Union des Cercles’ om te vormen tot het ‘Vlaams Verbond’Ga naar eind(9). Gantois situeert de grote taak van zijn verbond op het kulturele vlak. Op geen enkel ogenblik zoekt hij er ook een poli- | |
[pagina 688]
| |
De aanwezigen op de bijeenkomst van 23 juli 1926, waarop officieel werd beslist de naam van ‘Union des Cercles Flamands de France’ te wijzigen in Vlaams Verbond van Frankrijk. Op de 1e rij, 3e van links, J.M. Gantois. Opvallend is dat er 21 geestelijken zijn op een totaal van 29 aanwezigen.
tieke aktie aan vast te knopen. Dit betekent geenszins dat hij slechts misprijzen zou hebben voor het politieke aspekt in een minderheidsbeweging, integendeel. Volgens hem is een beweging slechts kompleet wanneer zij zowel op het kulturele als het politieke vlak opereert. Niettemin weigert Gantois voor het ogenblik deze stap te zetten, omdat het nationaal gevoel in Vlaanderen nog niet levendig genoeg is. Hij wil zich eerst koncentreren op de kulturele aktie die in omvang en diepte moet toenemen, opdat zij eens als het onmisbare fundament voor het politieke werk zou kunnen optreden. Maar zelfs wanneer deze dag aangebroken zal zijn - beweert Gantois - zal hij zich toch onthouden van een kombinatie van politiekeen kulturele aktie in zijn verbond. Op deze wijze wil hij vermijden dat een eventuele politieke mislukking ook het kulturele werk in zijn val meesleurtGa naar eind(10). Voor deze kulturele aktie bedienen Gantois en zijn groepering zich na de verdwijning van De Vlaemsche Stemme van de Beffroi, die eveneens ophoudt te verschijnen in november 1928. Begin 1929 lanceert het verbond zijn eigen bladen. | |
[pagina 689]
| |
De Torrewachter (1929-1944), die volledig in het Vlaams is gesteld, is bestemd voor een groot publiek om het te laten wennen aan de geschreven taal. De Lion de Flandre (1929-1944) die tot 1937 tweemaandelijks is om daarna maandelijks te worden, is bijna volledig in het Frans en wil vooral een studieblad zijn voor de intellektuelen, de ‘elite’ van de beweging. Men vindt er allerlei onderwerpen, archeologie, geschiedenis, toponymie, genealogie, literatuur, schilderkunst... behalve politiek. Dit alles moest er in de zienswijze van Gantois toe dienen om het Vlaamse bewustzijn dat door de Franse centralisatie bijna was uitgeroeid, weer op te wekken. Naast deze publicistische aktiviteit organiseert het ‘Verbond’ onder de skepter van Gantois literaire prijsvragen; samen met lokale gemeentebesturen worden tentoonstellingen en folkloristische feesten georganiseerd. Alles is goed wanneer het maar het eigen karakter van de streek belicht. Het jaarlijks kongres is het paradepaard van het ‘Verbond’. Regisseur Gantois werkt altijd volgens hetzelfde scenario: mis, plenaire zitting met enkele toespraken over een historisch, literair of artistiek aspekt van Vlaanderen, proklamatie van de uitslag van de literaire prijsvraag, verslag over de aktiviteiten in het voorbije jaar, het voorstellen en goedkeuren van moties voor de ‘Vlaamse taal’, voor de decentralisatie, voor de provincie. Deze kongressen die telkens in een andere plaats doorgaan, krijgen vaak de medewerking van de gemeentelijke overheid. Al wie naam heeft in het Vlaamse regionalisme is erbij aanwezigGa naar eind(11). Een van de centrale tema's, waarop Gantois voortdurend terugkomt, is dat het ‘Verbond’ zich betrokken moet voelen bij de analoge inspanningen in Bretagne, de Elzas en de Provence. Hij wil dat elke nationale beweging er zich rekenschap van geeft dat ze in wezen maar een onderdeel is van de grote regionalistische bewustwording in Frankrijk. Op deze wijze zou elke beweging zich eveneens sterker voelen en zich kunnen bevrijden van een eventueel gevoel van isolement en minderwaardigheid tegenover de Franse StaatGa naar eind(12). De kontakten van Gantois met de andere minderheidsbewegingen in Frankrijk zijn in vele gevallen direkt en persoonlijk. Het Franse ministerie van oorlog steekt hem hierin ongewild, uiteraard, een handje toe. Van januari 1927 tot april 1928 moet hij zijn militaire dienstplicht vervullen in het garnizoen van Metz. Hij wordt onmiddellijk als bibliotekaris gedetacheerd bij de ‘Cercle des officiers’ en beschikt daardoor over een grote bewegingsvrijheid. Hij volgt van dichtbij de regionalistische en autonomistische aktie en zoekt kontakt met haar leiders. Onder pseudoniemen plaatst hij enkele artikelen in het tijdschrift Die Heimat en in het weekblad La Libre Lorraine. Vanaf deze periode begint de Franse staatsveiligheid Gantois van nabij te volgen. Wanneer zijn diensttijd te Metz is afgelopen, geeft de direktie van de staatsveiligheid opdracht aan de prefekt van het Noorderdepartement om Gantois door zijn politionele diensten te laten volgenGa naar eind(13). Gantois zelf beschouwt in ieder geval zijn militaire dienst niet als verloren tijd: ‘Que d'expérience j'y ai accumulée, que de portes se sont ouvertes devant moi, que des enseignements m'ont été découverts’Ga naar eind(14). Als hij terug is in het Noorden blijft hij in kontakt met Elzas-Lotharingen. Zijn kontakten met de Provence zijn heel wat minder intens, al was het maar om de | |
[pagina 690]
| |
Voorpagina van de propagandafolder van het 12e kongres van het V.V.F. die o.a. aantoont hoe J.M. Gantois volledig achter de schermen ageert - zijn naam komt er niet op voor - en hoe hij voor de medewerking van ‘officiëlen’ zorgt.
afstand die er hem van scheidt. Midden september 1930 verblijft hij een week in de Provence waar hij als vertegenwoordiger van Vlaanderen de eeuwfeesten voor Mistral bijwoont. Hij ziet dit verblijf als ‘une occasion unique de nouer des amitiés au Sud - elles nous manquent’Ga naar eind(15). Hij maakt er onder andere kennis met priester Joseph Salvat die ‘majoral’ van de Felibrige is. Dit is de start van een groeiende vriendschap en samenwerking tussen beide mannenGa naar eind(16). Gantois' grote liefde, uitgezonderd Vlaanderen natuurlijk, is ongetwijfeld Bretagne. In september 1925 is hij de genodigde van het jaarlijks kongres van ‘Bleun Brug’, een kulturele regionalistische Bretoense beweging van katolieke inspiratie onder leiding van priester Jean- Marie PerrotGa naar eind(17). Als vertegenwoordiger van Vlaanderen houdt Gantois er een toespraak over ‘Les Droits de la Flandre’. Hij beklemtoont de noodzaak voor Bretoenen en Vlamingen elkaar de hand te reiken in de strijd tegen de gemeenschappelijke centraliserende vijandGa naar eind(18). Vanaf dat moment groeit er een steeds diepere vriendschapsrelatie tussen Gantois en Perrot. Gantois begint zijn brieven aan zijn Bretoense vriend met ‘Mon cher parrain’. Zij schrijven regelmatig om elkaar op de hoogte te houden van de gebeurtenissen in hun regio. Gantois ontvangt regelmatig Feiz ha Breizh, het tijdschrift van ‘Bleun Brug’, terwijl Perrot de Beffroi en later de Lion de Flandre leest. Zij zien elkaar terug in september 1930. Kort vóór de moord op Perrot in 1943 brengt Gantois enkele dagen vakantie door bij zijn ‘parrain’ in BretagneGa naar eind(19). Maar Perrot is niet de enige Bretoense relatie van Gantois die vanaf 1925 eveneens in schriftelijk kontakt staat met de Bretoense nationalistische priester Madec en met Mordrel en Debauvais van Breiz-Atao, waarvan de ‘neutralistische’ opstelling hem toch enigszins stoortGa naar eind(20).
Gantois geeft er zich niettemin zeer goed rekenschap van dat de kontekst van Bretagne en de Elzas niet die van Vlaanderen is, en dat elke beweging uiteindelijk haar eigen strijd moet voeren overeenkomstig de specifieke situatie in elk gebiedGa naar eind(21). Onder andere daarom heeft hij geen zin om in Vlaanderen de politieke operaties van de Elzassers en Bretoenen na te bootsen. Gantois ziet de binding tussen de | |
[pagina 691]
| |
verschillende nationale bewegingen bijna altijd vanuit een intellectuele en sentimentele gezichtshoek. In de tweede helft van de jaren dertig krijgt de samenwerking toch een bepaalde georganiseerde vorm. In juni 1936 verschijnt de Bulletin des minorités nationales en France dat in januari van het volgende jaar Peuples et Frontières wordt. Het staat open voor alle nationale bewegingen in West-Europa. Onder talrijke pseudoniemen verzorgt Gantois er vaak een rubriek in over Frans-Vlaanderen. Dit nieuw tijdschrift dat in feite de realisatie is van een droom die Gantois zelf lang heeft gekoesterd, is een Bretoens initiatief - volgens Mordrel verschijnt het onder toezicht van ‘Breiz Atao’Ga naar eind(22) - maar Gantois en het ‘Vlaams Verbond’ steunen het onmiddellijk met enthousiasmeGa naar eind(23). De invloed die Gantois ondergaat van de Vlaamse Beweging in België is wellicht nog veel belangrijker dan die van de andere minderheidsbewegingen in Frankrijk. De Vlaamse Beweging heeft in de loop van de negentiende eeuw steeds vaag belangstelling getoond voor het ‘verloren gebied’ Frans-Vlaanderen. De herinnering aan wat twee eeuwen geleden nog ‘Vlaamse grond’ was, ging nooit helemaal verloren. Maar de interesse voor en de kontakten met Frans-Vlaanderen blijven van louter persoonlijke en niet georganiseerde aardGa naar eind(24). Enkele jaren vóór de oorlog richten een aantal flaminganten uit Antwerpen waaronder Cyriel Rousseeu, Hislaire Allaeys en August Borms ‘Pro Westlandia’ op. Tussen 1912 en 1914 organiseert deze vereniging een serie zang- en voordrachtavonden in Frans-Vlaanderen. De hele operatie die braaf kultureel wordt gehouden, krijgt de medewerking van notabelen uit de NoordfranseNicolas Bourgeois, de Frans-Vlaamse teoretikus van het federalisme en samen met J.M. Gantois het brein van het Vlaams Verbond van Frankrijk.
dorpen en stadjes die de groep aandoetGa naar eind(25). Door het aktivisme van de promotoren van ‘Pro Westlandia’ heeft de onderneming echter in feite het Frans-Vlaamse regionalisme van na de oorlog moeilijkheden berokkend. Het Franse centrale gezag heeft het nu gemakkelijk om de Vlaamse regionalisten op een tendentieuze manier als speelballen in de handen van anti-Belgische en pangermaanse krachten af te schilderen. Om zich hier- | |
[pagina 692]
| |
Geschilderd portret van Vital Celen door Gerard Baksteen. V. Celen was Gantois' grote vriend in het Belgisch flamingantisme uit het interbellum.
tegen te verdedigen, zijn de regionalisten dan ook verplicht zich uit te putten in tirades tegen ‘le traître Borms’ en zich openlijk en onophoudelijk te distanciëren van het flamingantisme in BelgiëGa naar eind(26). Op deze wijze wordt ‘Pro Westlandia’ een zware hypoteek op de betrekkingen met de Vlaamse Beweging in België. Ook Gantois zal zich aanvankelijk inspannen om zijn kontakten over de grens zo diskreet mogelijk te houden, om aan de tegenstanders niet het goedkope argument te leveren een agent in buitenlandse dienst te zijn.
De eerste grote Belgische vriend van Gantois is Vital CelenGa naar eind(27) die leraar is te Doornik en later hoogleraar aan de koloniale hogeschool te Antwerpen. Als germanist heeft Celen een gepassioneerde belangstelling voor de Duinkerkse auteur Michiel de Swaen. Deze interesse voor de Vlaamse literatuur in Noord-Frankrijk uit de 17e eeuw en voor wat er nog van overblijft in de 18e eeuw, brengt hem in kontakt met de jonge Frans-Vlaamse beweging, die dezelfde interessepunten heeft. Vanaf 1925 is hij regelmatig de gast van Gantois en zijn vrienden. Dit is het begin van een grote vriendschap, waaraan slechts een einde zal komen door de dood van Celen in 1956Ga naar eind(28). Alhoewel Celen zich nooit openlijk heeft laten gelden in de Vlaamse nationalistische politiek, kan er over zijn nationalisme geen twijfel bestaan. Hij wil zijn landgenoten doen delen in zijn entousiasme voor Gantois en zijn groep. Hij wordt in Vlaanderen een soort publiciteitsagent van het ‘Vlaams Verbond’. De groeiende belangstelling voor Gantois en zijn werk in de Belgische flamingantische publicistiek is voor een groot deel rechtstreeks en onrechtstreeks zijn werk. Sommige bekende flaminganten steken de grens over om Gantois te bezoeken en zich ter plaatse van de toestand te vergewissenGa naar eind(29). Het ‘Algemeen Nederlands Verbond’ met zetel in Den Haag komt ook in beweging en helpt konkreet door de publikaties van het ‘Vlaams Verbond’ financieel te steunen. Gantois is overigens vanaf 1925 de vertegenwoordiger van Frans-Vlaanderen in dit A.N.V., dat het bewustzijn van de kulturele en etnische eenheid van het Nederlandse volk dat verdeeld leeft over drie Staten, wil versterken. De Groot-Nederlandse visie dringt door in heel de Belgische Vlaamse Beweging en vooral in de nationalistische fraktie ervanGa naar eind(30). Het Vlaamse volk wordt voortaan beschouwd als een integraal deel van het | |
[pagina 693]
| |
Nederlandse of Dietse volk. In Frans-Vlaanderen vindt men al sporen van dit Groot-Neerlandisme in het devies van de Mercure de Flandre: ‘La Flandre une et triple’. Valentin Bresle verklaart dit als ‘Une dans sa culture et dans sa race; triple par sa répartition entre trois Etats, oeuvres de la guerre et de la diplomatie: La France, la Belgique et la Hollande’Ga naar eind(31). Samen met de morele en financiële steun van de Belgische flaminganten groeien ook de banden van Gantois met personen en groepen over de grens. Hij volgt van nabij de flamingantische pers. Hij woont de IJzerbedevaarten bij, enz. Vanaf 1930 verblijft hij sporadisch in België waar hij nationalisten ontmoet. Hij verblijft nu en dan bij Vital Celen en Flor Grammens; hij heeft afspraken in Rotterdam en Den HaagGa naar eind(32). Onder invloed van het Groot-Nederlandse Vlaams nationalisme waarvan hij volledig doordrongen geraakt, noemt Gantois zich nu zonder meer een Nederlander of Dietser. Het Frans-Vlaanderen dat hij in het begin der jaren twintig heeft ontdekt, ruimt nu de plaats voor het koncept van de Franse Nederlanden of ook nog de Zuidelijkste Nederlanden die naast Frans-Vlaanderen ook Artesië en een deel van Picardië omvatten. Dit ‘territoire qui forme le domaine naturel de la Néerlande située en France’Ga naar eind(33) wordt bevolkt door leden van de Nederlandse of Dietse etnie. Deze verandering bij Gantois onder invloed van het Groot-Nederlandse Vlaams nationalisme wordt officieel bevestigd, wanneer hij het 15e kongres van het ‘Vlaams Verbond’ in juli 1938 laat doorgaan in Boulogne. Voordien hadden de kongressen steeds plaats in het oude graafschap Vlaanderen, nu onderdeel van de Franse Staat, hetzij in het Vlaams gebleven stuk, hetzij in het min of meer verfranste gedeelte ervan. Hij plaatst de dag van Boulogne in het teken van de ‘eenheid van het Dietse volk’. In zijn toespraak preciseert Gantois dat ‘le Boulonnais appartient aux Pays-Bas français et au monde thiois malgré la romanisation linguistique, laquelle n'affecte pas le caractère ethnique, ni la nature profonde de cette contrée’Ga naar eind(34).
Het kriterium van de gesproken taal in zijn koncept van Franse Nederlanden verdwijnt bijna volledig onder een vloedgolf van geo-politieke, antropologische en racistische argumenten. Het vaak inhoudloos gescherm met ‘het ras’ is op dat ogenblik in brede Vlaamsgezinde kring en zelfs daarbuiten een echt modeverschijnsel geworden. Maar Gantois staat al heel wat verder. In 1936 publiceert hij bij de Parijse uitgever Sorlot onder de schuilnaam Arnold Decleene Le règne de la raceGa naar eind(35). Gantois laat zich hierin kennen als een racist en anti-semiet die in de Völkischer Beobachter niet uit de toon zou vallen. Hij spuwt op het ‘judaïsme international dans son oeuvre d'universelle dépravation’Ga naar eind(36). De emigratie uit de Franse kolonies naar het moederland en hun integratie in de Franse maatschappij bezorgen Gantois bijna een delirium. ‘Les jeunes gens, à la caserne, connaissent la honte de se mettre au garde-à-vous devant les fils d'esclaves, arrachés de la veille à leurs fôrets soudanaises. Ils sont livrés, dans la fleur de l'âge, au bon plaisir de brutes syphilitiques... Leurs soeurs sont promises en mariage à quelque Adonis Congolais, anthropophage dans sa jeunesse’Ga naar eind(37). Gantois wil een einde stellen aan de ‘bezoedeling van het Dietse ras’ in Frankrijk. De ‘Dietsers’ moeten | |
[pagina 694]
| |
Gantois die met A. Decleene tekent, plaatst een opdracht op het schutblad van zijn ‘Le règne de la race’.
(Eksemplaar in het bezit van Dr. jur. A. Deckmyn.) daarom dringend een racistische leer uitbouwen waarop een politieke praksis kan steunen. Volgens de leider van het ‘Vlaams Verbond’ zullen ze het hierbij gemakkelijk hebben want ze hoeven zich maar te laten inspireren door Hitler ‘l'homme providentiel’, ...‘le guide de l'humanité vers ses destinées nouvelles’, die de ideale racistische leer al heeft samengevat in ‘un livre magnifique Mein Kampf, sorte de Bible profane’Ga naar eind(38). De redding van het Germaanse en meteen ook van het Dietse ras ligt bij de naziideologie.
Aan de vooravond van de tweede wereldoorlog is Gantois geen Frans-Vlaming meer, maar een racistische ‘Dietser’ van de Zuidelijkste Nederlanden die deel uitmaken van het grote Germaanse territorium. Zijn verdiensten als leider van het Frans-Vlaamse verzet tegen het Franse staatsnationalisme zijn zeer zwaar belast door zijn onvermogen om tegenover dat staatsnationalisme iets anders te stellen dan een racistisch volksnationalisme.
De oorlog en de ‘Militärverwaltung’ voor België en Noord-Frankrijk zijn de start van een tweede belangrijke etappe in Gantois' ontwikkeling, die via een drukke oorlogsaktiviteit zal uitmonden in de epuratieGa naar eind(39). Zijn heroptreden na de oorlog in Notre Flandre zal de derde etappe vormen die zal eindigen met zijn dood in mei 1968. |
|