27e Frans-Vlaamse Kultuurdag (Waregem 8 september 1974).
Op het programma van de 27e Frans-Vlaamse Kultuurdag in het Waregemse kulturele centrum De Schakel stonden liefst 5 sektievergaderingen (geschiedenis, literatuur, ekonomie, familiekunde en jeugd) en 2 niet onder sektienamen aangekondigde bijeenkomsten. Het is natuurlijk niet te doen om naar 7 verschillende vergaderingen te hollen. Gelukkig hadden talrijke sprekers de tekst van hun uiteenzetting vooraf getikt en ter beschikking van de verslaggevers gegeven.
Helemaal nieuw was de bijeenkomst van overheidspersonen uit Vlaanderen en Frans-Vlaanderen in het Waregemse stadhuis. Dat van Vlaamse zijde politici uit diverse partijen aanwezig waren illustreerde het sukses van deze bijeenkomst en kan een garantie zijn voor een gunstige verdere ontwikkeling. Er werd trouwens beslist voortaan als jongste sektie van het Komitee te gaan werken. Nieuw was ook dat voor het eerst een vereniging zonder organisatorische bindingen met het Komitee, de Vriendenkring van het Komense, in hetzelfde gebouw de door haar behartigde problematiek aan de Frans-Vlaamse kwam toetsen en na de middag de plenumzitting bijwonen.
Het ontbrak de eigenlijke sektievergaderingen allerminst aan gespreksstof. Traditiegetrouw kon de sektie familiekunde rekenen op de medewerking van Frans-Vlaamse vrienden uit de bloeiende zusterafdeling van de V.V.F., het Centre de Recherche généalogique Flandre Artois. De sektie ekonomie kon zich gelukkig prijzen met de aanwezigheid van Prof. F. Lentacker uit Rijsel. Lezers van dit blad kennen al zijn vizie op de grensproblematiek via de uitvoerige bespreking die Luc Schepens aan Lentackers boek wijdde (O.E., 17e jrg., nr. 3, blz. 373-383). Palmer Ruysschaert onderzocht de praktische mogelijkheden voor een jaarwerking van de sektie. De talrijke deelnemers aan de sektie geschiedenis kregen een eivol programma voorgeschoteld, met N. Bourgeois, E. Defoort en M. Nuyttens als sprekers. Het bleek duidelijk dat er nieuwe vizies en belangrijke aanvullende elementen inzake onze kennis van Frans-Vlaanderen en de Vlaamse Beweging aldaar aangebracht kunnen worden en dat men straks in oktober, op het Straatburgse kolloquium over het regionalisme in Frankrijk, aan E. Defoort een goede Frans-Vlaanderenspecialist zal hebben. Dezelfde Defoort had ook nog gezorgd voor een aardige tentoonstelling uit het archief en de biblioteek van de Franse Nederlanden te Kortrijk.
Er waren nog sekties waarvan het programma overvol was, zoals die voor literatuur en pers waar José Depoortere nauwelijks voldoende tijd had om te vertellen over zijn ervaringen met Frans-Vlaanderen in de Vlaamse poëzie.
Maar het imago van de Waregemse dag wordt vooral bepaald door de plenumvergadering, die m.i. staat of valt, niet met de hoeveelheid sprekers, maar met de aard van wat er gezegd, geformuleerd of als streefnorm voorgesteld wordt. Er waren traditiegetrouw een hele reeks sprekers. B. Peleman herdacht Emmanuel Looten. J. Fermaut beleed zijn geloof in het Nederlands als voorwaarde en teken van herleving. Zijn vriend C. Taccoen lichtte ons in over de stand van het Nederlands onderwijs in Frans-Vlaanderen. W. Boureel vertolkte de verwachtingen van de jongste generatie Frans-Vlaamse regionalisten. C. Moeyaert als het juryverslag voor over de 9e Nederlandse Taalprijsvraag voor Frans-Vlamingen en Mevrouw De Backer-Van Ocken, Minister van Nederlandse Kultuur en Vlaamse Aangelegenheden schonk met milde hand gedenkpenningen aan verdienstelijke Frans-Vlamingen en Nederlanders.
Intussen had Jozef Deleu, tussen B. Peleman en J. Fermaut in, een toespraak gehouden over het tema Buitenlands Kultuurbeleid en Frans-Vlaanderen. Een aantal suggesties en desiderata (zowel aan het adres van de overheid als van het partikuliere initiatief) werden duidelijk (of was het al te duidelijk?) maar rustig geformuleerd. Het was vanzelfsprekend geen lofdicht op bestaande toestanden, maar met dit genre kan men wachten tot een 30e of 40e Kultuurdag.
Als we het algemeen gedeelte buiten beschouwing laten (over de principes die aan de basis van een behoorlijk buitenlands kultuurbeleid moeten liggen), valt Deleu's toespraak het best samen te vatten rond enkele de-