frans-vlaanderen
Frans-Vlaamse taaltuin 34.
Het geval wóze ‘hoosbakje’ (zie vorige taaltuin) heeft Prof. Dr. R. Willemyns uit Brugge onmiddellijk naar de pen doen grijpen. Hij kan de evolutie van (h)oze (met waarschijnlijk een gediftongeerde scherp-lange o) tot wóze met gedekte, lange oklank) op de voet volgen. Door het diftongeren van de o tot ooë is er tussen de oo en de e een soort w ontstaan. Die w is gaandeweg begin-w geworden en de doffe e werd gerond tot gedekte o. Wat bij wóze gebeurde is eveneens voorgekomen bij ‘ook’ althans waar dit als ooëk uitgesproken wordt: nl. ontwikkeld tot ‘wok’... Proficiat Prof. Willemyns met die prachtige verklaring.
Paul Desmet uit Hazebroek en z'n vrouw spreken altijd Vlaams onder elkaar, en ook met hun broers en zusters, zelfs op een kermisfeest in Dowaai (ze zeggen zeker niet Douai), alleen kunnen hun kinderen op twee na geen Vlaams meer spreken, al verstaan ze het allemaal. Mevrouw Desmets moeder kende gewoon nog geen Frans, ze heeft er later wat geleerd van haar kinderen. Ook de Franse gebeden heeft ze van hun geleerd, maar in haar oude dag bad ze gewoon weer in het Vlaams.
Hier nu enkele staaltjes uit hun Hazebroeks. En (h)et z'n broekezet versleten (hij heeft het gat van z'n broek versleten, nl. op de schoolbanken). Over ‘zet’ (achterste) hebben we het vroeger al gehad. Ze griept het restuut op, (Hier niet ‘gruupt’) is hetzelfde als ‘ze is goed van aannemen’. Loquela kent restuut ‘onmiddellijk’, als Frans-Vlaams. E poentje (kusje) en vooral rooëzeboom (hier voor alle soorten rozestruiken, rozelaar is hier onbekend) vond ik het optekenen waard. Groend heeft een beperkter betekenis als in het algemeen Nederlands of het gewoon Westvlaams, het betekent alleen ‘beneden’, ‘bodem’ of ‘vloer’ nooit ‘aarde’. Toch had Paul direkt de Nederlander begrepen die grond voor aarde of land gebruikt had. Groend heeft daarnaast nog een andere betekenis, nl. ‘erf’, wat de Waals cour noemen. (Dat doen sommige Westvlamingen ook, maar dat wist Paul niet) E pale (meerv. paals) is er een klap in het gezicht. Aardappels worden er eppoerd ofte met poer bestoven. Z'(h)en over-ekkomn, d.i. er is ruzie geweest en ‘ze hebben toegegeven’. Mevrouw Desmet weet te vertellen dat een Hazebroekse besmer in het Volkerinkhoofs e zwieper heet, terwijl Paul zelf vroeger eens gelezen heeft over een honderdjarige uit de streek van Rekspoe, dat ze kon lezen zonder bril, want ze was uut-ebbrild, zei ze zelf. 'n Prachtig gevormd woord dat meteen duidelijk is. Tot m'n verbazing kent hij ook het verhaaltje van Oens-Heer en Siente-Pieter, toen er
nog geen ‘Waals’ waren: ze vonden bij een put wat moeze (slijk) of leeëme (klei) en Ons Heer maakte er een. U kent het slot: als ze hem willen keren om aan de andere kant te drogen, gebeurt het: ‘Dat is nog nie troge en dat zwèèrt o!’ verzucht St.-Pieter. Zwèren in de zin van vloeken. In Pauls mond heten de Verstraetes niet zoals bij ons de Verstrótens, maar de Verstróts. J. Fermaut is nog lang niet aan het eind van z'n Winnezeels. Woorden als rieëster (staat in De Bo) ‘schuin ploegblad’, sjarre en voorsjarre ‘schaar en kouter’ horen bij een ploeg. Bij dat ploegen hoort ook de uitdrukking: 't land en ku(t) nie rieësten (en dat staat niet in De Bo) ‘de aardschol kan niet kantelen’. 't (H)et errind van bedied: 't heeft geregend en 't was de moeite waard. 't Land is versjropt, is zo iets als verschroeid. Olwórig is synoniem met het algemener bekende rulokte (letterlijk: met ruwe lokken) nl. ruw en woelig. En weet u wat een drevle is? Een zak om mee te gaan smokkelen. Wat De Bo temper of speuns (J. Tillie zei spuns) noemt, heet in het Winnezeels tumpera, ‘licht deeg ofte wafel- of pannekoekenbeslag’. Me tumpera greeëd doen is dus duidelijk in de mond van een huismoeder.
Meneer D. Copin, architekt van Belle doet alle moeite van de wereld om z'n oude Vlaams weer op te frissen. Wat we meestal bij ons schietlap (sjutlap in Berten, volgens een eentalig Franstalige onderwijzer) noemen, krijgt in Belle de schilderachtige naam van sprietje, naar de vorm van een kattepul. Hij kent een Bels aftelrijmpje:
Usje busje booëne krak
Usje busje of pot
Wido Boureel beweert dat alle kinderen van Kaaster dit aftel-