hem al verteld. Ik mag het bos in. Worstelend met hoog alangalang en lianenbarrières overwinnend, maken we enkele goede uren door, een kort proces van vriendschap tussen twee zo totaal verschillend gemotiveerde individuen: hij wil eigenlijk het bos uit, naar z'n tweede flesje cola, ik wil ‘oude resten’ zien. Hij begrijpt er niets van. Ik zeg ‘stenen’. Die weet hij wel. Zich oriënterend op struiken, een oude kapokboom (die ook steeds weer verdwijnt) en nog een andere boom laat hij mij alles zien wat hij zelf ooit gezien heeft. Drie heel oude graven bijvoorbeeld, naast elkaar, twee grote en een heel klein, van een kind. De tijd heeft de inskripties utigesleten, lezen kan ik ze niet meer. Bij mijn voeten scharrelen vreemde beesten. Hij krijgt dorst, ik ook. Hij legt zijn geweer naast mij neer, slingert zich als een aap tegen een papajaboom en gooit de vruchten naar m'n handen. In de groene half-duisternis slurpen we naast elkaar zittend, de overrijpe papaja. Dan gaat hij weer de boom in, haalt er nog zes en doet ze beneden in zijn helm. Voor mij, ‘veel lekkerder dan in Jakarta’, een warm geschenk. Ik mag ze ook dragen, in die helm, een ellende, maar ik wil hem vooral niet teleurstellen. Toch verlies ik er twee en kom onder de schrammen en talloze beten van ik weet niet wat voor beesten weer op het strand waar ik mijn zeer verontruste landgenoten aantref.
Terwijl wij op die laatste zaterdag van april 1974 in onze kleine motorboot onder een al laag hangende zon terugbromden naar Priok, arriveerde op de nieuwe internationale luchthaven van Jakarta, Halim, een Nederlands gezelschap van bijzondere allure: Het Nederlands Kamerorkest
De hoboïst Han de Vries met het Nederlands Kamerorkest in Indonesië.
dat ook verschillende Indonesische steden - dankzij de steun van het ministerie van C.R.M. - in zijn Aziatisch tournee kon opnemen. Op het moment dat ik dit schrijf, moet het eerste koncert nog gegeven worden, en dat zal dan gebeuren in de grote studio van de Indonesische televisie. Een grotere hindernis kan men zich nauwelijks indenken, ik doel dan niet op die studio - die is goed - maar op de gekompliceerde voorbereidingen waarvoor de toch al onderbezette kulturele afdeling van de Nederlandse Ambassade (inklusief het Erasmushuis) zich geplaatst zag. Normaal vinden de kulturele aktiviteiten plaats in Taman Ismail Marzuki, het grote kulturele centrum van Jakarta, met zijn eigen organisatie- en publiciteitsapparaat, maar door gereserveerde zalen kon het N.K.O. daar niet terecht. De TV-studio was de enige uitweg. En daarmee werden de Nederlandse Ambassade en het Erasmushuis hun eigen impressario, echt geen geringe zaak in een land met zo veel organisatie- en kommunikatieproblemen. Het waarom? De Indonesische (staats)-televisie is doodarm. Je ziet het direkt aan de in het algemeen armetierige kwaliteit van de uitzendingen. Kenmerkend daarvoor zijn de oudbakken Amerikaanse filmseries die 7 avonden per week worden vertoond, zonder ondertiteling in het Indonesisch en betaald (gesponsord, heet het) door grote ondernemingen die daarmee het recht verkrijgen hun artikelen bij het publiek aan te prijzen. Aktuele nieuws- of sportuitzendingen zijn er nooit. Een publiciteitsorgaan bestaat niet. Geen geld. Het N.K.O. kon de studio en een paar technici (uiteraard tegen betaling) krijgen en daarmee was het dan helemaal uit. Wèl een optreden in de studio, maar géén uitzending voor de televisie, want de Indonesische T.V. is ook al niet in staat om het werkeljik geringe bedrag - de Nederlandse T.V.-makers zouden er hard om lachen - dat het N.K.O. daarvoor
moet vragen, op te brengen. Het zij zo. Ik zou zeggen, daar waar de subsidie - terecht - al zo rijkelijk vloeit, doe er dan nog maar een beetje bij. Het N.K.O. is toch niet niets en als je kultureel gaat ambassaderen, pik dan vooral zo'n spotgoedkoop televisie-optreden mee. Voor de kulturele propaganda een gemiste kans, naar ik meen niet te wijten aan krenterigheid, maar aan kommunikatiestoornissen aan Nederlandse zijde. Jammer, meer dan dat!
•
In de kulturele kronieken betreffende Indonesië in dit tijdschrift is bij herhaling gepleit voor een fundamenteel ander beleid van het Erasmushuis, het Nederlandse kulturele centrum in Jakarta. Dat gebeurde nog eens samenvattend in mijn vorige kroniek n.a.v. het vertrek van Cyriel van Dijk, als direkteur opgevolgd door de heer A.B. Vinkenborg. De kulturele afdeling van de Nederlandse