Derde Triënnale:
Informatieve tentoonstelling van hedendaagse kunst in België.
In de zomer van 1974 werd te Brugge de Derde Triënnale van de hedendaagse kunst in België ingericht. Al voor de derde keer dus. Het zou dus mogelijk moeten zijn aan de hand van wat daar te zien was en met behulp van de voortreffelijke katalogussen, een idee te krijgen van de situatie, de evolutie, de opgang of het verval van de beeldende kunst in België tijdens de laatste negen jaar.
Er is kritiek geweest op deze Derde Triënnale. Men zal in elk geval niet kunnen stellen dat ze onopgemerkt is voorbijgegaan. Die kritiek kwam ook van ernstige mensen die het goed menen met de hedendaagse kunst. Er zijn thans immers hoe langer hoe meer mensen die serieuze pogingen doen om de hedendaagse trends in de kunst te volgen, die kronieken in de bladen en boeken over kunst lezen, die zelfs schilderijen en beelden aankopen die hun ouders zeker nooit gekocht zouden hebben. Deze inspanningen van weerskanten, d.w.z. van de kunstliefhebber en ook van de mensen, groepen, invloeden die de kunst maken en leiden, zjin dus beslist verdienstelijk. Deze triënnale rekenen wij tot deze inspanningen. Zij wilde een informatieve tentoonstelling zijn, waar ook de weetgierige, serieuze kultuurbewuste leek had moeten kunnen ontdekken hoe het met onze nationale kunst reilt en zeilt. Dat zij niet langer nationaal is, weet men onderhand wel. Dat zij niet per se ‘schoon’ behoeft te zijn, ook.
Er waren op deze tentoonstelling nog enkele schilders en ouderwetse beeldhouwers aan het woord en voor het overige ontmoeten wij er de kunstenaars met de nieuwe namen: assembleurs, minimals, kollage-artiesten, massmovers, showmensen en konceptuelen. Ze behoren thans allemaal tot de kunst. Deze kent namelijk geen grenzen meer; de oude, bestaande, afgesproken of overeengekomen grenzen zijn doorbroken, achterhaald en overwonnen. Het modernisme vestigt de aandacht op de kunst mét de kunst.
Allereerst moeten wij ons ervoor verheugen, dat wij zo iets te Brugge hebben kunnen meemaken, dat in West-Vlaanderens hoofdstad een soort
Dokumenta of
Projekt 74 mogelijk en waar werd. Dat is te danken aan het Stadsbestuur van Brugge en aan het Provinciaal Bestuur van West-Vlaanderen, de twee ‘inrichtende machten’ van deze
Derde Triënnale. Er is inderdaad durf, moed en bijna blind vertrouwen voor nodig om een viertal mensen op te dragen zo'n informatieve tentoonstelling op te zetten en voor het voetlicht van stad en wereld te gooien. De twee openbare besturen hebben deze verblinding opgebracht en ze vallen daarvoor te prijzen. Ze bewijzen daarmee dat ze, naast hun zorg voor de oude en de traditionele nieuwe kunst, ook de avantgarde een goed hart toedragen. De vier mensen van het werkkomitee, Jaak Fontier, Y. Gevaert, K.J. Geirlandt en Phil Mertens hebben op hun beurt uit al wie onder de artiesten in de kijker loopt, een veertigtal namen gekozen. En ze hebben die mensen geïnviteerd om in de prachtig wit geschilderde hokken van deze
Triënna
le hun werk te plaatsen of op te hangen, ofwel het daar te scheppen. Dat daarvoor het statige oude hallegebouw te Brugge, waar de
Triënnale 1974. Guy Degobert.
Triënnale 1974. Antoon De Clerck.
vorige twee
Triënnales plaatsvonden, moest worden verlaten, zat er ook duidelijk in. Op dus naar het nieuwe Beurshallegebouw, absoluut geen wonder van architektuur, waar deze ongeveer veertig slieten werden neergezet. Samen met de zoldering van het gebouw, de vloer, de ligging, de omgeving, kreeg het geheel het aspekt, de geest, de indruk van een werf. Dàt was ook de bedoeling. En in zoverre