2.
Deze bundeling van het kritisch werk van Komrij is een trieste mijlpaal. Als je dit boekje, een prul, vergelijkt met verzamelbundels van enkele jaren terug, bijvoorbeeld Het perzische tapijt van Paul de Wispelaere of de Eigenzinnigheid van de literatuur van Kees Fens, dan schrik je toch wel. Deze grote kritici gaan serieus te werk, proberen uitspraken te doen die ergens (liefst op de tekst) op gebaseerd zijn. Komrij schrijft in het wilde weg. Op p. 38 schrijft hij b.v.: ‘de ware kritiek... is gebaseerd op leedvermaak, niet op loftuiting; op afkeer, niet op liefde. Op de leuke dingen des levens dus.’ (Zo'n zin zegt eigenlijk alles), terwijl de eerstvolgende bespreking, van Kooimans Een romance, één lange, kwijlerige loftuiting is. Citaat: ‘Een romance van Dirk Ayelt Kooiman kan men met recht een modern document humain noemen, een knap boekje met unieke belevenissen, een geschenkboek ook van allure, een roman die velen zal verbijsteren, en wij kunnen dan ook niet anders besluiten dan met te zeggen dat wij wederom reikhalzend uitzien naar een nieuw werk van deze briljante auteur’ (46). De toon is bekend: een uitgeversfolder. En waarachtig, Komrij heeft weer eens iets unieks gedaan (maar het heeft niets met literaire kritiek te maken), zoals hij in het voorwoord ‘onthult’: ‘Maar het hoogtepunt bereikte ik in een “bespreking” van een boek van D.A. Kooiman, geheel bestaande uit aan boekhandel-folders ontleende uitgeverskreten,...’ (9). Zoiets slaat alles. Er bestaat eigenlijk maar één goede kenschets voor, die Komrij trouwens van zichzelf geeft: ‘G. Komrij doet niet meer dan zich tegen vorstelijke beloning vrolijk maken ten koste van anderen’ (61).
Dat deze waardeloze kritieken van zo'n prul van een kritikus in een weekblad verschijnen, geeft al te denken; dat ze ook nog gebundeld werden is een beschamende en onverteerbare zaak.
Ruud Kraayeveld
Gerrit Komrij, Daar is het gat van de deur. Kritieken en essays. Uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1974, f 19,50.